Parketnummer: 16/350185-03
Datum uitspraak: 12 augustus 2003
Tegenspraak
Raadsvrouwe: mr. I.J.K. van der Meer
G/T: Nee
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2003.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 2, 3, 4, 6. primair en 6. subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting zijn aantreffen op 23 februari 2003, omstreeks 05.16 uur, in een kort daarvoor in Uithoorn gestolen auto, een Toyota Yaris, die is gebruikt bij de ramkraak in Mijdrecht op 23 februari 2003, omstreeks 05.00 uur, verklaard door te stellen, dat:
* hij in de vroege ochtend van de 23e februari 2003 op de parkeerplaats van de camping aan het Molenland ("de Kromme Mijdrecht") was,
* hij op weg was naar een meisje,
* er een grijze auto aan kwam rijden,
* die auto aan de kant werd gezet en er drie mensen bijstonden, die wat dozen of zoiets hebben uitgeladen en wegliepen
* hij toen in die auto is gestapt en daarmee is weggereden en
* hij overigens geen vrienden of bekenden heeft op die camping.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig.
Immers:
* Getuige [getuige] zag op 23 februari 2003, omstreeks 05.10 uur, op een vreemde plaats (even verder was n.l. een parkeerplaats) op het Molenland een kleine lichtgrijze Toyota stilstaan, welke aan de rechterzijde schade had en waar niemand bij was. Toen hij dat meldde bij 112 zag hij vanaf een voetpad, dat vanaf de parkeerplaats naar het Molenland loopt, een jongeman kwam rennen, die in die auto stapte en wegreed en, toen hij hem ging volgen, steeds harder ging rijden. Kort daarna zag hij, dat die auto tegen een boom stond en begreep hij van de politie, dat de bestuurder was aangehouden.
* De modus operandi bij deze ramkraak komt overeen met die bij andere, ook in Mijdrecht plaats gehad hebbende ramkraken, waarvan de rechtbank bewezen acht dat verdachte deze mede heeft gepleegd.
* Uit een door de politie opgenomen telefoongesprek tussen verdachte en D. blijkt, dat verdachte tegen D., die op de camping aan de Molenland woont, zegt: "Wij kunnen elkaar alleen van naam"(tot tweemaal toe). D'r is niks tussen ons, ja?" en "Onthoud dat goed".
* Verdachte heeft geweigerd de naam van het meisje bekend te maken en zij is ook anderszins niet bekend geworden.
* Enkele glasdelen werden aangetroffen in de schoenen van verdachte toen verdachte werd aangehouden, en hij droeg bovendien zwarte handschoenen en een bivak/motormuts om zijn nek.
* Verdachte is in de nacht van 1 februari 2003 op 2 februari 2003, omstreeks 04.30 in een gestolen auto die kort voordien is gebruikt bij een ramkraak in Vinkeveen het campingterrein opgereden om D. op te halen.
Ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
Weliswaar wordt verdachte aangehouden in de in de nacht van 22 op 23 februari 2003 in Uithoorn gestolen Toyota Yaris, maar in de stukken zijn geen aanknopingspunten te vinden voor hetgeen de Officier van Justitie verdachte verwijt, te weten, dat verdachte die diefstal alléén zou hebben gepleegd.
Ten aanzien van het onder 7 en 8 tenlastegelegde feit:
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat het resultaat van de geurproef niet voor het bewijs mag worden gebezigd, omdat dit onrechtmatig is verkregen. Haar cliënt heeft immers schriftelijk verklaard geen bezwaar te hebben tegen het meewerken aan geurproeven in twee specifiek genoemde zaken, niet zijnde de onder 7 en 8 tenlastegelegde feiten.
De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat hetgeen de raadsvrouwe stelt geen steun vindt in het recht.
Ten aanzien van het onder 9 tenlastegelegde feit:
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat het op de vitrinekast in de winkel, waar de ramkraak gepleegd is, aangetroffen bloedveegje, waarvan is komen vast te staan dat het overeenkomt met het DNA-profiel van haar cliënt, mogelijk tijdens een eerder bezoek van haar cliënt aan de Expert is blijven hangen.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring onaannemelijk is reeds op grond dat deze in tegenspraak is met hetgeen de verdachte bij de politie heeft verklaard, te weten dat hij sinds december 2001 tot aan januari 2003 vast zat en daarna niet meer bij de Expert naar binnen is geweest. Voorts verklaarde hij in de tijd dat hij weggelopen was uit de halfopen inrichting evenmin in de Expert te Mijdrecht is geweest.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 5, 7-13 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 5, 7-13 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 5, 7-13 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 5, 7-13 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1, 7, 9 en 12 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Ten aanzien van het onder 8, 10, 11 en 13 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- Verdachte heeft zich met verschillende mededaders in een periode van ruim drie maanden schuldig gemaakt aan een viertal ramkraken, waarbij in drie gevallen gebruik werd gemaakt van een tevoren door verdachte en/of zijn mededaders gestolen auto. Voorts heeft verdachte benzine gestolen en nog een auto;
- Uit de werkwijze van verdachte en zijn mededaders is gebleken dat zij weloverwogen handelden en zich terdege voorbereidden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van kleine gestolen auto's teneinde tussen anti-rampalen door te kunnen rijden of door voor de winkel geplaatste fietsenrekken of anti-rampalen te verwijderen;
- het toegepaste grove geweld -het met een auto tegen de gevel van winkelpanden rijden- veroorzaakt grote financiële schade voor met name de winkeliers. Bovendien ontwrichten ramkraken de samenleving in zeer ernstige mate, zeker in een betrekkelijk kleine plaats als Mijdrecht;
- tegen ramkraken is bovendien geen (redelijke) beveiliging mogelijk;
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 februari 2003, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, onder andere door de meervoudige strafkamer te 's Gravenhage op 23 mei 2001 tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden terzake van -kort gezegd- een diefstal uit een woning en door de meervoudige strafkamer te Utrecht op 16 april 2002 tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden terzake van een geweldsdelict;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Nieuwegein/Maarssen, d.d. 09 februari 2001, opgemaakt door mevrouw G.M. Scheurwater, reclasseringswerkster;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht West, d.d. 31 maart 2003, opgemaakt door de heer J. Lieuwma, reclasseringswerker;
- een persoondossier betreffende de verdachte d.d. 28 mei 2003;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht West, d.d. 21 juli 2003, opgemaakt door mevrouw K. Dekker, reclasseringswerkster.
- de ontkennende opstelling van de verdachte ten aanzien van hetgeen hem wordt verweten wijst op gebrek aan inzicht in het volstrekt verkeerde handelen, op grond waarvan bovendien herhaling moet worden gevreesd.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 6. primair wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1-5, 6. Subsidiair en 7-13 ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, gelet op met name de aard en de ernst van voormelde feiten en rekening houdend met de persoon van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Ondanks de omstandigheid dat verdachte van het onder 2, 3, 4, 6. primair en 6. subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, zal de rechtbank dezelfde straf opleggen als door de officier van justitie is gevorderd. Immers alleen al het plegen van ramkraken is een zo geweldadige vorm van gekwalificeerde diefstal dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur als strafmodaliteit in aanmerking komt.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2 handschoenen, kleur zwart;
- 1 bivakmuts,
zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, het onder 1 bewezenverklaarde is begaan.
Voornoemde voorwerpen zullen daarom verbeurd worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten gevolge van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Nu aan de verdachte voor wat betreft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten bedrage van Euro 51,30.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 5 bewezenverklaarde feit tot voormeld bedrag.
De vordering zal daarom worden toegewezen.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De benadeelde partij de heer [benadeelde partij] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten gevolge van het onder 10 ten laste gelegde feit.
De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4, en 6. primair en 6. subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 5 en 7-13 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 5 en 7-13 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 5 en 7-13 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 30 (DERTIG) maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 2 handschoenen, kleur zwart;
- 1 bivakmuts.
Verklaart de benadeelde partijen mevrouw [benadeelde partij] en de heer [benadeelde partij] niet ontvankelijk in de vorderingen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], toe tot een bedrag van Euro 51,30 (zegge ÉÉNENVIJFTIG EURO EN DERTIG EUROCENT).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen Euro 51,30 (zegge ÉÉNENVIJFTIG EURO EN DERTIG EUROCENT) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door
mrs E.F. Bueno, voorzitter,
F.M.D. Aardema en J.P. Killian, rechters,
bijgestaan door mr. E.R. Nieuwenhuis, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2003.