ECLI:NL:RBUTR:2003:AJ9964

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/350454-03
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en gebruik van valse geschriften door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 10 september 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en het gebruik van valse geschriften. De verdachte heeft in korte tijd een groot aantal bedrijven opgelicht door zich voor te doen als een geïnteresseerde koper van goederen, zoals auto's en mobiele telefoons, en diensten, zoals hotelovernachtingen en huurauto's. Hij heeft deze goederen en diensten op rekening afgenomen, met de intentie om deze te gelde te maken zonder te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd zoals ten laste gelegd onder de parketnummers 16/350454-03 en 16/351035-03. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schade heeft geleden ten gevolge van de oplichtingspraktijken van de verdachte, en heeft de verdachte verplicht om een bedrag van € 7.564,18 te betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft geen omstandigheden gevonden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de raadsman van de verdachte aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummers: 16/350454-03 (en 16/351035-03; gev.ttz; en 16/140201-02; vord.tul)
Datum uitspraak: 10 september 2003
Tegenspraak
Raadsman: mr. R.M. Maanicus
G/T: Nee
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen:
[verdachte]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Wolvenplein" te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2003.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 16/350454-03 en 16/351035-03 zijn aangebracht, gevoegd.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaardingen is omschreven. Een kopie van die dagvaardingen is als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 16/350454-03 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 16/351035-03 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III en IV van dit vonnis. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/350454-03 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde:
Oplichting, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/351035-03 bewezenverklaarde feit:
Opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de hierna te noemen, door de verdachte ter terechtzitting en tegenover de politie erkende, (ad informandum gevoegde) zaken, die door de officier van justitie ter bepaling van de strafmaat bij de onder parketnummer 16/350454-03 ten laste gelegde feiten zijn gevoegd;
- de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van de verdachte.
Nu de officier van justitie te kennen heeft gegeven dat de door de verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten onder de aandacht van de rechter zullen worden gebracht en dat de verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd, zal de rechtbank rekening houden met 19 ad informandum gevoegde feiten,
zoals vermeld in bijlage V, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- verdachte heeft in korte tijd een zeer groot aantal bedrijven opgelicht, door zich voor te doen als iemand die geïnteresseerd was in de aankoop van goederen (veelal auto's, navigatiesystemen en mobiele telefoons) of diensten (hotels en huurauto's), en op grond daarvan op rekening deze goederen en/of diensten wilde afnemen.
Het oogmerk van verdachte was echter uitsluitend het te gelde maken van de op deze wijze beschikbaar gekregen goederen, danwel het zonder betaling gebruik maken van door hem gewenste diensten.
- Daarbij maakte verdachte bovendien veelal gebruik van een uittreksel van de Kamer van Koophandel van de firma [bedrijf], een bedrijf waarvan verdachte wist dat het niet meer actief was, teneinde zijn geloof- en kredietwaardigheid te onderbouwen.
- Op deze wijze heeft verdachte een groot aantal gedupeerden en/of hun verzekeraars een aanzienlijk bedrag aan schade toegebracht. Bovendien is door de handelwijze van verdachte het vertrouwen in het economisch verkeer ondermijnd.
- Daarnaast heeft verdachte valselijk een zgn. doopaankondiging aangemaakt of doen aanmaken, die hij heeft gebruikt om de rechtbank te doen geloven dat zijn dochter op een bepaalde datum zou worden gedoopt, op grond waarvan door de rechtbank aan verdachte een kortdurende schorsing van de voorlopige hechtenis is verleend. Verdachte heeft zo opnieuw de feiten verdraaid om gedaan te krijgen wat hij wilde. Dit klemt te meer nu verdachte na de toegelaten ééndaagse schorsing niet is teruggekeerd, maar gedurende ruim een maand op vrije voeten is geweest.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 4 augustus 2003, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meermalen is veroordeeld wegens soortgelijke feiten, waaronder de meest recente veroordeling van slechts enkele maanden geleden, te weten 5 februari 2003.
- een kopie van het persoonsdossier betreffende verdachte d.d. 14 juli 2003, afkomstig van de Centrale Justitiële Documentatie te Almelo.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte zake van de onder parketnummer 16/350454-03 en 16/351035-03 ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek van het voorarrest;
- openbaarmaking van het vonnis in één of meer door de rechtbank te bepalen landelijke dagbladen.
De rechtbank acht, gelet op de aard en de ernst van voormelde feiten en rekening houdend met de persoon van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Ten aanzien van de gevorderde openbaarmaking van het vonnis ziet de rechtbank het belang van publicatie van het vonnis in die zin dat er een preventieve werking van zou kunnen uitgaan, indien de veelvuldig door verdachte gehanteerde modus operandi bekend zou worden bij het brede publiek. Dit belang kan echter evenzeer, of wellicht beter, worden gediend door het in de betreffende bedrijfstakken waarschuwen voor deze modus operandi, door middel van andersoortige publicaties, waarbij de persoonsgegevens van verdachte niet openbaar worden gemaakt. Mede gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn belang om - na ommekomst van de op te leggen gevangenisstraf - in de maatschappij te kunnen terugkeren en wortelen, acht de rechtbank het niet opportuun om de publicatie van dit vonnis te gelasten.
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten bedrage van Euro 7.564,18.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder parketnummer 16/350454-03 onder 3 bewezenverklaarde feit tot voormeld bedrag.
De vordering zal daarom worden toegewezen.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 5 februari 2003 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 20 februari 2003.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor bewezenverklaarde feiten, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden gelasten.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14g, 24c, 36f, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 16/350454-03 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 16/351035-03 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlagen III en IV van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ÉÉN EN TWINTIG (21) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [] toe tot een bedrag van Euro 7.564,18 (zegge zevenduizend vijfhonderd vier en zestig Euro en achttien cent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen Euro 7.564,18 (zegge zevenduizend vijfhonderd vier en zestig Euro en achttien cent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 151 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Ten aanzien van parketnummer 16/140201-02:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot ZES (6) MAANDEN, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 5 februari 2003.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. Dondorp, voorzitter, G. van Zeben en J.P. Kilian, rechters, bijgestaan door R. van Duffelen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 september 2003.