ECLI:NL:RBUTR:2003:AI1630

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
146944/HA ZA 02-1135
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van toekomstige facturen en garanties door FGH Bank N.V.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, stond de vraag centraal of FGH Bank N.V. een garantie had gegeven voor de betaling van toekomstige facturen van eiseres, een besloten vennootschap gevestigd te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen onderzocht die betrekking hadden op een bijeenkomst op 18 januari 2001, waar de situatie van de financiering van het project Damsigt werd besproken. Getuige 2, die namens FGH sprak, verklaarde dat hij geen garantie had gegeven voor de betaling van toekomstige facturen. Dit werd ondersteund door andere getuigen, waaronder getuige 3, die bevestigde dat er geen expliciete garantie was gegeven. Getuige 4, een projectontwikkelaar, en getuige 5, een extern bouwmanager, gaven aan dat er wel vertrouwen was uitgesproken in de betaling, maar ook zij bevestigden dat er geen garantie was gegeven. Getuige 6, directeur van eiseres, was de enige die stelde dat er wel een garantie was gegeven, maar zijn verklaring werd niet ondersteund door de overige getuigen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had bewezen dat FGH een betalingsgarantie had verstrekt. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 27 augustus 2003.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres].,
gevestigd te 's-Gravenhage,
e i s e r e s,
procureur: mr. B.F. Keulen,
- t e g e n -
de naamloze vennootschap
FGH BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
g e d a a g d e,
procureur: mr. M. Nuyten.
Dit vonnis is een vervolg op het op 13 november 2002 in deze zaak uitgesproken tussenvonnis.
1.
Het verdere verloop van de procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 18 november 2002;
- proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor, gehouden op 16 januari 2003;
- proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor, gehouden op 12 maart 2003;
- proces-verbaal van tegenverhoor, gehouden op 1 april 2003;
- conclusie na enquête van eiseres;
- conclusie van antwoord na enquête van gedaagde.
Partijen hebben vonnis gevraagd.
2.
De verdere beoordeling
2.1
Bij tussenvonnis van 13 november 2002 heeft de rechtbank eiseres (hierna: "[eiseres]") in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat gedaagde (hierna: "FGH") tijdens de bijeenkomst van 18 januari 2001 jegens haar betaling heeft gegarandeerd van de nog openstaande facturen, die door [getuige 1] zouden moeten worden voldaan en dat zij er aldus op mocht vertrouwen dat FGH zich als borg had verbonden tot het voldoen van de door [getuige 1] verschuldigde betalingen aan [eiseres]. De rechtbank zal derhalve in de eerste plaats beoordelen hetgeen de verschillende getuigen hebben verklaard omtrent de bijeenkomst van 18 januari 2001.
2.2
Uit de verschillende getuigenverklaringen, zowel afzonderlijk als in hun onderling verband bezien, leidt de rechtbank het volgende af omtrent de vraag of op de bijeenkomst van 18 januari 2001 namens FGH een betalingsgarantie is gegeven.
2.3
Tijdens deze bijeenkomst heeft (partij-)getuige [getugie 2] van FGH aan de hand van een notitie, die aan zijn verklaring is gehecht, uiteengezet wat de, op dat moment bestaande, situatie van de financiering van het project Damsigt was. Er is vervolgens gesproken over de openstaande facturen van [eiseres]. De verschillende getuigen zijn het erover eens dat [getuige 2] betaling van de openstaande facturen heeft toegezegd. Betaling heeft ook enkele dagen na de bespreking plaatsgevonden.
2.4
De vraag die zich vervolgens voordoet is of [getuige 2] ook betaling van toekomstige facturen van [eiseres] heeft gegarandeerd. Zelf verklaart [getuige 2] dat hij "zeker geen garantie heeft gegeven dat de toekomstige facturen voldaan zouden worden". Aldus [getuige 2] kan een bank ook geen garantie geven als zij niet als financier bij een project betrokken is. Het afgeven van een bankgarantie zal ook alleen maar geschieden als er voldoende zekerheid tegenover staat.
2.5
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3], directeur van de [getuige 1] groep en derhalve niet zijnde een partij getuige. [Getuige 3] verklaart immers:
"[Getuige 2] heeft uitleg gegeven over de procedure van de betaling van facturen….. [Getuige 2] heeft aangegeven waar facturen aan moesten voldoen wilden zij betaald worden.
……
"Ik weet dat over toekomstige facturen is gesproken in die zin dat de procedure over het indienen van deze facturen is afgesproken. Dat wil zeggen, dat is medegedeeld waaraan die facturen moesten voldoen.
……
"Er was ook gezegd waaraan toekomstige facturen moesten voldoen, maar er was wel het voorbehoud gemaakt door [getuige 2] over de betaling van die facturen."
Getuige[getuige 4], projectontwikkelaar bij [B] Bouwprojecten B.V., en derhalve evenmin partij-getuige, verklaart weliswaar dat hij uit de uitlatingen van [getuige 2] de indruk had gekregen dat [eiseres] en [getuige 5] zich geen zorgen hoefden te maken, doch ook volgens [getuige 4] is er geen expliciete garantie gegeven:
"Ook is aan de orde geweest hoe de betaling van de facturen in de toekomst zou gaan. ….. [Getuige 2] heeft gezegd dat FGH Bank N.V. hiervoor geen garantie kon geven, maar hij heeft ook gezegd [getuige 5] en [eiseres] zich geen zorgen behoefden te maken.
……..
"[Getuige 6] heeft aan de heer [getuige 2] nog wel om een schriftelijke garantie gevraagd, maar [getuige 2] gaf hierop aan dat hij geen schriftelijke garantie kon geven, omdat de FGH Bank N.V. het project niet financierde.
…….
Het gesprek op 18 januari 2001 en alles wat daar gezegd werd door de heer [getuige 2] is door mij en de andere aanwezigen opgevat als een garantie, dat alle facturen betaald zouden worden. Dit is niet expliciet door [getuige 2] gezegd, deze heeft zelfs gezegd dat hij zo'n garantie niet kon geven."
Getuige [getuige 5], die als extern bouwmanager voor [getuige 1] het bouwproces bij het project Damsigt begeleidde, en derhalve geen partij-getuige is, verklaart omtrent het voorgaande dat tijdens de bijeenkomst van 18 januari 2001 heel duidelijk de indruk is gewekt dat de financiering van het project rond was en dat iedereen betaald zou worden. Echter, ook volgens [getuige 5] is er geen expliciete garantie gegeven:
"Namens de FGH Bank N.V. is niet letterlijk gezegd dat zij de facturen als deze toch onbetaald zouden blijven uit eigen zak zou betalen. Maar dit was in dat gesprek ook niet aan de orde."
2.6
Tegenover de zojuist besproken verklaringen van vier van de vijf bij de bijeenkomst van 18 januari 2001 aanwezige personen, staat (slechts) de verklaring van getuige [getuige 6], directeur van [eiseres]. [Getuige 6] is de enige van de bij de bijeenkomst aanwezigen die verklaart dat [getuige 2] de zekerheid en de garantie heeft gegeven dat het geld geen probleem was. [Getuige 2] zou hebben gegarandeerd dat het geld aanwezig was. Afgezien van het feit dat de verklaring van [getuige 6] niet wordt ondersteund door de overige bij de bijeenkomst aanwezige personen, kan de verklaring van (partij getuige) [getuige 6] ingevolge artikel 164 lid 2 Rv alleen ter aanvulling op onvolledig bewijs strekken.
2.7
De rechtbank leidt uit de verschillende verklaringen van de bij de bijeenkomst van 18 januari 2001 aanwezige personen af dat er door getuige [getuige 2] is gesproken over de situatie met betrekking tot de financiering van het project Damsigt en de daaruit voortvloeiende procedure voor betaling van de (toekomstige) facturen. Alhoewel het, gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6], niet valt uit te sluiten dat er namens FGH vertrouwen is geuit in de betaling van de toekomstige facturen, kan niet worden aangenomen dat FGH ook daadwerkelijk betaling van deze facturen heeft gegarandeerd. Namens FGH is door [getuige 2] desgevraagd ook expliciet aan de betrokkenen gezegd dat FGH een dergelijke garantie niet kon geven. Uit de door [getuige 2] tijdens de bijeenkomst uitgereikte notitie kan evenmin een garantie voor betaling van toekomstige facturen worden afgeleid. In deze notitie zijn louter de eigendom en de financiering van het project geschetst alsmede is de betalingsroute van de aannemingstermijnen weergegeven.
2.8
De rechtbank wijst voorts op het feit dat [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat, in een bespreking ten kantore van FGH op 3 april 2002, [getuige 3] en [getuige 5] desgevraagd hebben bevestigd dat [getuige 2], noch schriftelijk noch mondeling, tijdens de bijeenkomst van 18 januari 2001 een betalingsgarantie aan [eiseres] heeft verstrekt. Deze verklaring wordt ondersteund door de, bij de bespreking van 3 april 2002 eveneens aanwezige, getuigen [getuige 7] en [getuige 8] van FGH. [Getuige 5] heeft tijdens het gehouden getuigenverhoor niets verklaard omtrent de bespreking van 3 april 2002. Blijkens de aan de verklaring van getuige [getuige 7] gehechte correspondentie heeft [getuige 5] evenwel kort na deze bespreking een schriftelijke verklaring aan FGH gezonden, waarin -kort gezegd- staat dat [getuige 2] tijdens de bijeenkomst van 18 januari 2001, namens FGH wel mondeling betaling heeft gegarandeerd. Nu deze, pas na 3 april 2002 aan FGH gezonden, schriftelijke verklaring niet wordt ondersteund door hetgeen de overige op 3 april 2002 aanwezige personen hebben verklaard omtrent de uitlatingen van [getuige 5] tijdens deze bijeenkomst, gaat de rechtbank voorbij aan deze schriftelijke verklaring van [getuige 5].
2.9
Naar aanleiding van de verklaring van getuige [getuige 1] merkt de rechtbank allereerst op dat deze getuige niet bij de bijeenkomst van 18 januari 2001 aanwezig is geweest. [Getuige 1] kan derhalve niet uit eigen wetenschap verklaren omtrent hetgeen [getuige 2] wel en niet namens FGH heeft gezegd. [Getuige 1] verklaart van [getuige 4] te hebben vernomen dat FGH tijdens deze bijeenkomst betaling van de facturen van [eiseres] had gegarandeerd. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar hetgeen zij hierboven omtrent de verklaring van [getuige 4] heeft overwogen.
2.1
Gelet op al het voorgaande dient geconcludeerd te worden dat [eiseres] niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Nu ook overigens niet is gebleken dat FGH de door [eiseres] gestelde betalingsgarantie heeft verstrekt, ligt de vordering van [eiseres] voor afwijzing gereed. Als in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld.
3.
De beslissing
De rechtbank:
3.1.
Wijst de vorderingen van [eiseres] af;
3.2.
Veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van FGH gevallen, tot op deze uitspraak begroot op € 3.500,-- aan verschotten en op € 6.125,-- aan salaris. Verklaart dit vonnis voor wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 27 augustus 2003.
w.g. griffier w.g. rechter