ECLI:NL:RBUTR:2003:AF7224

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
159972 KG ZA 03-327
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding tussen Succes Project ZH B.V. en FNV Bondgenoten over collectieve actie en arbeidsovereenkomst

Op 11 april 2003 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een kort geding tussen Succes Project ZH B.V. en de FNV Bondgenoten. Eiseressen, Succes Project ZH B.V. en Volendammer Schoonmaakbedrijf Succes B.V., hebben de FNV gedagvaard in verband met een geschil over een collectieve arbeidsovereenkomst en de gevolgen van een staking die door de FNV was uitgeroepen. De FNV had collectieve actie gevoerd in het kader van onderhandelingen over een aanvullende CAO voor de schoonmaakbranche, nadat een eerder bod door de FNV was afgewezen. Eiseressen vorderden dat de FNV zou worden verboden om de staking voort te zetten en om verdere oproepen tot stakingen te doen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Succes c.s. afgewezen, oordelend dat de FNV rechtmatig handelde door collectieve actie te voeren. De rechter overwoog dat de FNV, als vertegenwoordiger van de werknemers, het recht had om te streven naar een aanvullende CAO, ook al was er een bedrijfstak-CAO van kracht. De rechter concludeerde dat de collectieve actie van de FNV niet onrechtmatig was, omdat er geen andere redelijke mogelijkheden waren om de onderhandelingen voort te zetten. De voorzieningenrechter heeft de kosten van het geding aan Succes c.s. opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

Kg.nr: 159972/KGZA 03-327 LvR/BL 11 april 2003
RECHTBANK UTRECHT
(sector handels- en familierecht)
VONNIS
van de voorzieningenrechter,
in het kort geding van:
1. SUCCES PROJECT ZH B.V. i.o.,
gevestigd te Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOLENDAMMER SCHOONMAAKBEDRIJF SUCCES B.V.,
ook handelende onder de naam Succes Schoonmaakbedrijf B.V.,
statutair gevestigd te Volendam,
e i s e r e s s e n,
procureur: mr. J. van Ravenhorst,
advocaat: mr. T.M.J. Smits te Amsterdam,
- t e g e n -
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV BONDGENOTEN,
statutair gevestigd te Amsterdam, mede kantoorhoudende te Utrecht,
g e d a a g d e,
procureur: mr. R. van der Stege.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Eiseressen (hierna te noemen Succes c.s.) hebben gedaagde (hierna te noemen FNV) in kort ge-ding doen dag-vaar-den en op de dienende dag, 11 april 2003, van eis ge-con-clu-deerd over-eenkom-stig de in-houd van het ex-ploot van dag-vaa-rding, waar-van een fo-toko-pie aan dit vonnis is ge-he-cht.
1.2
Succes c.s. hebben hun vordering bij monde van hun advocaat doen toelichten mede aan de hand van pleitnotities en producties.
1.3
FNV heeft bij monde van haar procureur haar standpunt doen toelichten mede aan de hand van pleitnotities.
1.4
Na voortzetting van het debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. Vaststaande feiten
2.1
Succes c.s. zijn aspirant lid respectievelijk lid van de Ondernemers-organisatie Schoonmaak & Bedrijfsdiensten (hierna te noemen OSB).
2.2
OSB, als vertegenwoordigster van werkgeefsters heeft met CNV en FNV, als vertegenwoordigsters van de werknemers, onderhandeld over een collectieve arbeidsovereenkomst in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna te noemen de bedrijfstak-CAO) voor de periode 2003.
2.3
OSB heeft op 18 december 2003 een eindbod gedaan, hetgeen door CNV is aanvaard en door FNV is afgewezen.
2.4
FNV heeft daarop bij brief van 8 januari 2003 aan OSB een ultimatum gesteld.
2.5
Succes c.s. en FNV hebben in februari en maart van 2003 in het kader van de contractswisseling van de (deel)projecten Nedtrain "Zaanstraat" en "Hoofddorp" onderhandelingen gevoerd.
2.6
Begin maart 2003 hebben Succes c.s. de bij de contractswisseling betrokken werknemers een arbeidsovereenkomst gebaseerd op de met CNV gesloten bedrijfstak-CAO c.s. aangeboden. Zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 50 van die bedrijfstak-CAO.
2.7
De betrokken werknemers die aangesloten zijn bij FNV hebben die aangeboden arbeidsovereenkomst eerst "onder protest" ondertekend en geretourneerd. Van de zijde van Succes c.s. is aan hen meegedeeld dat geen onder protest getekende arbeidsovereenkomsten werden geaccepteerd, omdat dit geen aanvaarding van het door Succes c.s. gedane aanbod inhield.
Daarop hebben de werknemers die zijn aangesloten bij FNV op haar advies alsnog "zonder protest en restricties" de arbeidsovereenkomst ondertekend.
2.8
De onder 2.7 vermelde arbeidsovereenkomst vermeldt in artikel 1:
(…)
De bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (C.A.O.), waarmee werknemer zich bekend verklaart, worden door beide partijen als hier ingelast en opgenomen beschouwd.
(…)
2.9
Bij brief van 28 maart 2003 heeft FNV aan Succes c.s. meegedeeld -voor zover hier van belang-:
(…)
Gezien uw definitieve stellingname ten aanzien van onze voorstellen tijdens het overleg op 24 maart 2003 is uw laatste bod op 24 maart 2003 aan te merken als een eindbod.
(…)
De eisen waarmee u alsnog akkoord dient te gaan zijn:
(…)
· Voorgaande afspraken zullen het karakter van een collectieve arbeidsovereenkomst hebben die boven op de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf komt.
(…)
Indien wij vóór uiterlijk 31 maart 2003 om 18.00 uur geen reactie van u hebben ontvangen, waaruit blijkt dat u akkoord gaat met de hierboven geformuleerde eisen, dient u rekening te houden met door ons uit te roepen en te organiseren acties, waaronder werkonderbrekingen en stakingen van korte of lange duur.
(…)
2.1
Op 1 april 2003 is FNV overgegaan tot het voeren van collectieve actie met betrekking tot de hiervoor onder 2.5 vermelde (deel)projecten.
2.11
Bij brief van 2 april 2003 heeft mr. T.M.J. Smits, namens Succes c.s. FNV verzocht om uiterlijk 3 april 2003 te 12.00 uur (zoals aangevuld bij fax) de staking te (doen) beëindigen.
2.12
FNV is niet bereid gebleken af te zien van het voeren van collectieve actie.
3. De vordering en het verweer
3.1
Voor de volledige inhoud en de gronden van de vordering wordt verwezen naar de fotokopie van de aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Succes c.s. vorderen -kort weergegeven- dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. FNV met onmiddellijke ingang na het te wijzen vonnis te gebieden op straffe van een dwangsom van € 50.000,--, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag, per overtreding, dan wel per (gedeelte van een) dag dat de staking voortduurt, iedere steun aan de staking op de in het lichaam van de dagvaarding onder 7 en 11 vermelde locaties in te trekken, zomede haar leden te bewegen daaraan niet (meer) deel te nemen;
2. FNV te gebieden op straffe van een dwangsom van € 50.000,--, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag, per overtreding, dan wel per (gedeelte van een) dag dat de staking voortduurt, zich te onthouden van verdere oproepen tot, het organiseren van en/of het ondersteunen van werkstakingen of werkonderbrekingen en daaraan verwante acties, zomede haar leden te bewegen daaraan niet deel te nemen:
Subsidiair:
1. FNV te gebieden op straffe van een dwangsom van € 50.000,--, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag, per overtreding, dan wel per (gedeelte van een) dag dat de staking voortduurt, de staking voor een bepaalde (afkoel)periode van twee maanden, althans een door de voorzieningenrechter vast te stellen periode, te (doen) beëindigen, zomede haar leden te bewegen daaraan voor die periode niet deel te nemen,
een en ander met veroordeling van FNV in de kosten van deze procedure.
3.2
FNV heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3
Op de afzonderlijke onderdelen van de stellingen en de verweren van partijen zal hierna -voor zoveel nodig- worden ingegaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1
Tussen partijen is primair in geschil of FNV al dan niet in strijd handelt met de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (wet CAO) dan wel onrechtmatig handelt, door naast de bestaande bedrijfstak-CAO een aanvullende CAO met Succes c.s. tot stand willen brengen voor de onder hiervoor onder 2.5 vermelde projecten en in dat verband collectieve actie te voeren.
4.2
Vooropgesteld dient te worden, dat die door FNV gewenste aanvullende CAO ziet op het jaar 2003 en niet op de onderhandelingen met betrekking tot de totstandkoming van een bedrijfstak-CAO voor het jaar 2004 en volgende.
4.3
In beginsel moet het toelaatbaar worden geacht, dat, in het geval een bedrijfstak-CAO niet met alle vakverenigingen is overeengekomen, de vakvereniging waarmee geen overeenstemming is bereikt (in casu FNV) nastreeft dat de eisen die zij bij dat overleg niet ingewilligd heeft gezien, alsnog verwezenlijkt zullen worden in een aanvullende CAO met individuele werkgevers, in casu leden van OSB (die namens de werkgevers partij was bij de bedrijfstak-CAO).
Het moge zo zijn dat het collectieve onderhandelen omtrent arbeidsvoorwaarden op bedrijfstakniveau nuttig en wenselijk is, daarmee staat echter geenszins vast dat het enkel op die basis behoort te geschieden. Zulks met name niet wanneer, zoals in het onderhavige geval, reeds langdurig collectief overleg heeft plaatsgehad en dit in die zin is mislukt dat de werkgeversorganisaties met CNV tot overeenstemming zijn gekomen en niet met FNV.
4.4
Artikel 8 juncto artikel 12 Wet CAO staat aan de door FNV gevolgde handelwijze niet in de weg.
Weliswaar vloeit uit de Wet CAO voort dat alle leden van partijen bij een bedrijfstak-CAO aan deze CAO gebonden zijn en dat daarmee strijdige bedingen tussen werkgever en werknemer nietig zijn, doch daarmee is niet onverenigbaar dat een individuele werkgever door middel van een CAO tot overeenstemming komt met FNV over een aanvulling of verbetering van de arbeidsvoorwaarden ten opzichte van deze bedrijfstak-CAO.
Dat die handelwijze onrechtmatig is, is evenmin gebleken.
Succes c.s. hebben in dit verband gesteld, dat van hen niet kan worden gevergd met FNV te onderhandelen over een afzonderlijke tussen hen en FNV tot stand te brengen aanvullende CAO die afwijkt van de bedrijfstak-CAO, omdat zij daarmee de voorschriften van OSB zouden overtreden.
Deze omstandigheid is echter het gevolg van een besluit van Succes c.s. zelf en dient derhalve voor hun rekening te blijven. Dat zij lid zijn van OSB beneemt FNV op zichzelf genomen niet het recht om in het belang van haar leden naar een aanvullende CAO te streven.
4.5
Vervolgens rijst de vraag of het geschil dat tussen partijen is ontstaan naar aanleiding van die gewenste aanvulling op de bedrijfstak-CAO, een geschil is als bedoeld in artikel 6 aanhef en onder lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH).
4.6
Blijkens het bepaalde in artikel 6 aanhef ESH is de ratio van het in artikel 6 lid 4 ESH erkende recht van werknemers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen, teneinde het recht op vereniging van werknemers volledig te kunnen uitoefenen.
Gegeven deze ratio komt het begrip belangengeschil een ruime uitleg toe. In het algemeen kan als een belangengeschil worden aangemerkt, elk geschil tussen een werkgever en een deel van het personeel, dat door collectief onderhandelen kan worden opgelost, niet zijnde een rechtsgeschil, in het bijzonder niet één met betrekking tot het bestaan, de geldigheid en de interpretatie van een CAO of de schending daarvan.
Voormelde uitleg in aanmerking nemend valt het tussen Succes c.s. en FNV gerezen geschil over de totstandkoming van een aanvullende CAO met individuele werkgevers ten behoeve van de hiervoor onder 2.5 vermelde (deel)projecten onder de reikwijdte van het bepaalde in artikel 6 aanhef en onder lid 4 ESH.
4.7
Van de zijde van Succes c.s. is betoogd, dat FNV haar recht om een aanvullende CAO tot stand te willen brengen en in verband daarmee collectieve actie te voeren heeft verwerkt, nu haar leden een arbeidsovereenkomst met Succes c.s. zijn overeengekomen waarbij zij, gelet op het bepaalde in artikel 1 van die overeenkomst, hebben ingestemd met de bedrijfstak-CAO.
4.8
Dit betoog kan niet slagen.
In een geval van contractswisseling is de overnemende werkgever op grond van het bepaalde in artikel 50 van de bedrijfstak-CAO waarbij hij partij is, gehouden de werknemers een arbeidscontract aan te bieden.
Een dergelijke contractswisseling brengt niet mee, dat de werknemer die is aangesloten bij een vakvereniging die geen partij is bij die bedrijfstak-CAO -omdat zij zich niet kon verenigen met het eindaanbod van de werkgevers- alsnog het recht tot onderhandelen over een aanvullende CAO en het voeren van collectieve actie in dat verband prijsgeeft door het ondertekenen van een arbeidovereenkomst.
Immers op dergelijke wijze zou in de relatie van een werkgever tot een individuele werknemer bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst een verdragsbepaling buiten werking kunnen worden gesteld. Dit brengt in het onderhavige geval mee, dat het grondrecht als bedoeld in artikel 6 aanhef en onder lid 4 ESH volledig illusoir zou zijn.
4.9
Het hiervoor vermelde leidt ertoe, dat de door FNV aangekondigde collectieve actie wordt gedekt door artikel 6 aanhef en lid 4 ESH.
Dit brengt mee dat deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toegenomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever.
4.1
Voor het oordeel dat de staking niettemin onrechtmatig is, is slechts dan plaats indien zwaarwegende procedureregels ("spelregels") zijn veronachtzaamd dan wel indien -met inachtneming van de door
artikel 31 ESH gestelde beperkingen- moet worden geoordeeld dat FNV en haar leden in redelijkheid niet tot deze actie hadden kunnen komen.
FNV heeft voldoende aannemelijk gemaakt, dat er geen verdere vooruitgang viel te verwachten van de met Succes c.s. gevoerde onderhandelingen en er derhalve een eindsituatie bestond.
Immers Succes c.s. hebben aangegeven, dat zij niet bereid waren de eisen van FNV volledig in te willigen.
Enerzijds, omdat zij de eisen die bij de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden in het kader van de contractswisseling ter sprake kwamen niet de status van een CAO wensten te geven. Anderzijds, omdat zij een aantal arbeidsvoorwaarden slechts wilden bespreken bij de onderhandelingen voor een bedrijfstak-CAO voor het jaar 2004 en volgende.
Dit in aanmerking nemend en mede gelet op het feit dat de vraag of een staking in een concreet geval als "uiterst middel" is gehanteerd met terughoudendheid door de rechter dient te worden beantwoord, kon FNV in redelijkheid overgaan tot het middel van collectieve actie.
Dat de mogelijkheid van bemiddeling voor FNV nog open stond en dat zij daarvan geen gebruik heeft willen maken, leidt niet tot een ander oordeel.
In beginsel is een vakvereniging niet gehouden om een aanbod tot bemiddeling van de zijde van de werkgever te accepteren.
Dit zou slechts anders zijn indien van bijzondere feiten en/of omstandigheden sprake is.
Zulks is echter niet door Succes c.s. gesteld en ook niet gebleken.
4.11
De stelling van Succes c.s., dat de collectieve actie haar beperking dient te vinden in het bepaalde in artikel 31 van het ESH, omdat derden, te weten de reizigers van de treinen, hinder ondervinden van de omstandigheid dat de treinen niet worden schoongemaakt, kan niet slagen.
Een dergelijke hinder is in het algemeen niet zo zwaarwegend, dat deze kan worden aangemerkt als een beperking ter noodzakelijke bescherming van de rechten en vrijheden van anderen als bedoeld in artikel 31 van het ESH.
Hetzelfde geldt voor de gevolgen die Nedtrain van de collectieve actie ondervindt. Overigens heeft deze derde inmiddels zelf aangekondigd naar een passende oplossing te zullen zoeken, zulks op kosten van Succes c.s..
Dat Succes c.s. dientengevolge schade lijden, is inherent aan het stakingsmiddel. Overigens hebben Succes c.s. in een situatie als de onderhavige het zelf in hun macht een einde te maken aan de toegebrachte schade, door toe te geven aan de eisen van FNV.
Dat sprake is van een onevenredige schade aan de zijde van Succes c.s. is overigens onvoldoende gesteld of gebleken.
4.12
Met betrekking tot de door Succes c.s. subsidiair gevorderde afkoelingsperiode geldt tenslotte dat Succes c.s. dit onderdeel van de vordering volstrekt onvoldoende hebben toegelicht, zodat thans daarop niet kan worden ingegaan.
4.13
Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat het primair en subsidiair gevorderde moet worden afgewezen.
Succes c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2
veroordeelt Succes c.s. in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van FNV begroot op € 703,-- voor salaris van de procureur en op € 205,-- aan verschotten;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2003.