ECLI:NL:RBUTR:2003:AF5689
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- T.H.P. de Roos
- M.N. Noorman
- N.J. van Weelden-de Ruijter
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake overmacht bij drugshandel en geweldsbedreiging
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 5 maart 2003, stond de verdachte terecht op beschuldiging van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de verdachte reeds gedetineerd was in Detentie Centrum Zeist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als een onbeschreven blad kon worden beschouwd, gezien zijn eerdere veroordelingen voor drugsmisdrijven en wapenbezit. De verdachte had een verleden dat hem bewust maakte van de risico's verbonden aan zijn activiteiten in de drugshandel.
De rechtbank onderzocht het beroep op overmacht dat door de raadsman van de verdachte werd ingediend. De verdachte had verklaard dat hij onder dwang handelde, nadat hij door een persoon op Curaçao was beschoten toen hij weigerde cocaïne naar Nederland te brengen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte zich in een gewelddadige situatie bevond, dit niet automatisch leidde tot een vrijstelling van strafbaarheid. De rechtbank stelde vast dat de verdachte het risico had aanvaard dat geweld tegen hem zou worden gebruikt en dat hij niet kon worden vrijgesteld van zijn verantwoordelijkheden.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit, omdat de omstandigheden van de bedreiging zodanig waren dat hij onder dwang handelde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op, wat leidde tot zijn invrijheidstelling. Dit vonnis benadrukt de complexe afweging tussen de omstandigheden van de verdachte en de juridische verantwoordelijkheden die voortvloeien uit zijn daden.