ECLI:NL:RBUTR:2003:AF4464
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Bender
- I.P.H.M. Severeijns
- G.G.C. de Korte
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in strafzaak
Op 13 februari 2003 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank op 30 januari 2003 een terechtzitting heeft gehouden. Tijdens deze zitting zijn de verklaringen van getuigen en de tenlastelegging besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten, met name op basis van de verklaring van getuige N.A. Deze verklaring werd door de rechtbank als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze aanwijzingen niet voldoende waren om wettig bewijs te leveren dat de verdachte daadwerkelijk de hem ten laste gelegde feiten had begaan. Er waren geen andere wettige bewijsmiddelen beschikbaar die de betrokkenheid van de verdachte konden onderbouwen. Daarom heeft de rechtbank besloten dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen.
Daarnaast heeft de rechtbank zich uitgesproken over de inbeslaggenomen goederen die aan de verdachte toebehoorden. De rechtbank oordeelde dat bepaalde voorwerpen, waaronder zakjes met pillen en witte korrels, vatbaar waren voor onttrekking aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De rechtbank heeft daarom besloten deze voorwerpen onttrokken te verklaren aan het verkeer, terwijl andere inbeslaggenomen goederen aan de verdachte zullen worden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door de rechters P. Bender (voorzitter), I.P.H.M. Severeijns en G.G.C. de Korte, bijgestaan door griffier E.A.M. Boogers, en vond plaats op een openbare terechtzitting.