ECLI:NL:RBUTR:2003:AF3233

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/001584-02
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne met verbeurdverklaring van een vliegticket

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 januari 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, die gedetineerd was in Detentie Centrum Zeist, werd ervan beschuldigd ongeveer 2,5 kilo cocaïne te hebben ingevoerd op 13 november 2002 te Schiphol. De raadsman van de verdachte voerde aan dat zijn cliënt slechts opzet had op de invoer van 1,5 kilo cocaïne, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans dat er meer dan de afgesproken hoeveelheid in zijn koffer zou zitten. De rechtbank verwierp dit verweer en stelde vast dat de verdachte zich had ingelaten met een criminele keten die betrokken was bij de handel in cocaïne, wat leidde tot aanzienlijke winsten voor de betrokkenen.

De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ondanks de eerdere veroordeling en de eis van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van 30 maanden, besloot de rechtbank om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden op te leggen. Tevens werd een in beslag genomen vliegticket, dat aan de verdachte toebehoorde, verbeurd verklaard, omdat dit voorwerp was gebruikt bij het begaan van het strafbare feit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat het bewezenverklaarde feit een strafbaar feit opleverde volgens de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK TE HAARLEM
Zitting houdende te Utrecht
Parketnummer : 15/001584-02
Datum uitspraak: 22 januari 2003
Tegenspraak
Raadsman: mr. F.J. ten Seldam
G/T: Ja
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Haarlem, meervoudige kamer voor strafzaken, zitting houdende te Utrecht in de zaak tegen:
[verdachte]
thans gedetineerd in Detentie Centrum Zeist, loc. mannen te Soesterberg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 08 januari 2003.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat zijn cliënt benaderd is om ongeveer 1,5 kilo cocaïne in te voeren en dat zijn cliënt derhalve slechts het opzet heeft gehad op de invoer van die hoeveelheid en niet op de invoer van de op Schiphol aangetroffen hoeveelheid van 2592 gram.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door opzettelijk over te gaan tot het transport van cocaïne zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat in zijn koffer meer dan de overeengekomen hoeveelheid zou worden verpakt. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Er is geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat zijn cliënt onder moeilijke omstandigheden gedetineerd zit in het Detentie Centrum Zeist, met welke omstandigheden rekening gehouden dient te worden bij een eventuele strafoplegging.
De voorzitter van de rechtbank heeft ter zitting reeds gemeld dat de rechtbank zich van de omstandigheden in het Detentie Centrum Zeist op de hoogte zal stellen, waartoe op 20 januari 2003 een bezoek is gebracht aan het Detentie Centrum Zeist en waarbij geconstateerd is dat de detentie-omstandigheden in negatieve zin afwijken van die in reguliere huizen van bewaring in Nederland, doch niet in die mate dat dit aanleiding geeft om de duur van de op te leggen detentie te verminderen. Bovendien staat niet vast of en in welke mate de op te leggen detentie zal worden tenuitvoergelegd in het Detentie Centrum Zeist. De rechtbank gaat er van uit dat een strafrestant dat, na het onherroepelijk worden van het vonnis, de duur van drie maanden te boven gaat, ten uitvoer wordt gelegd in een onder de Penitentiaire Beginselenwet vallende penitentiaire inrichting, niet zijnde het Detentie Centrum Zeist.
De rechtbank verwerpt het verweer
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- Verdachte heeft zich op 13 november 2002 te Schiphol schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 2,5 kilo van een materiaal bevattende cocaïne;
- de ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof;
- verdachte heeft aldus deel uitgemaakt van een criminele keten, welke loopt van producent naar gebruiker. In deze keten worden met name door exporteurs en andere handelaren ten koste van de gebruikers enorme winsten gemaakt, welke winsten hen mede in staat stellen koeriers royaal te belonen. Ook verdachte heeft op deze wijze geprofiteerd van de criminele winsten die kunnen worden behaald, door de hem in het vooruitzicht gestelde beloning van ANG 10.000,00 op te strijken.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 november 2002, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld terzake van de Opiumwet en wel door de meervoudige kamer voor strafzaken te Haarlem op 17 mei 2001 tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die uit de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting zijn gebleken. In de omstandigheid dat verdachte schulden heeft en derhalve bang is zijn huis te verliezen ziet de rechtbank aanleiding om, ondanks de eerdere veroordeling, af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest;
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en gelet op het voorgaande, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Verbeurdverklaring:
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- één vliegticket, DCA 5599803209768,
is vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met behulp van dit voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, het bewezenverklaarde is begaan.
Voornoemd voorwerp zal daarom verbeurd worden verklaard.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 10 van de Opiumwet.
DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 20 (TWINTIG) maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd:
- één vliegticket, DCA 5599803209768.
Dit vonnis is gewezen door:
mrs. T.H.P. de Roos, J.M. Bruins en N.E.M. Kranenbroek, rechters, bijgestaan door mr. E.R. Nieuwenhuis als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2003.