RECHTBANK UTRECHT
(sector handels- en familierecht)
V O N N I S van de
voorzieningenrechter
in het kort geding van
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
FIELD SEA B.V., gevestigd te Brielle,
e i s e r e s,
procureur: mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
advocaat: mr. K.H.L. van Waasbergen
te Hellevoetsluis,
1. de stichting STICHTING BEHEER DERDENGELDEN ADVOCATENKANTOOR [de advocaat] C.S., gevestigd te [woonplaats],
verschenen bij haar voorzitter [de advocaat],
2. [de advocaat], wonende te [woonplaats],
in persoon verschenen,
g e d a a g d e n.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Eiseres, hierna ook 'Field Sea' te noemen, heeft gedaagden, hierna ook respectievelijk 'de Stichting' en '[de advocaat]' te noemen, in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 20 juni 2002, heeft Field Sea van eis geconcludeerd overeenkomstig het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. Field Sea heeft ter zitting haar vordering doen toelichten, mede aan de hand van producties en een pleitnota. Bij die gelegenheid heeft zij haar vordering vermeerderd als hierna vermeld.
1.3. De Stichting en [de advocaat] hebben daarop verweer gevoerd, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.4. Vervolgens is vonnis gevraagd.
1.5. De raadsman van Field Sea heeft op 25 juni 2002 brief met een een kopie van een brief van Field Sea aan hem van 25 juni 2002 aan de rechtbank gezonden. Uit deze brief blijkt dat een kopie van de brief van Field Sea ook aan [de advocaat] is gezonden.
2.1. Tussen Field Sea enerzijds en Greystone Financial Services te Woerden (hierna: 'Greystone'), een cliënt van [de advocaat], anderzijds is op of omstreeks 18 december 2001 een financieringsovereenkomst gesloten ten behoeve van de aankoop door Field Sea van een tweetal schepen. Field Sea heeft ter uitvoering van die overeenkomst een bedrag gestort van ¦ 672.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van de Stichting.
2.2. Bij brief van 17 december 2001 schrijft [de advocaat] aan Field Sea:
"Hierdoor deel ik u mede dat de gelden die op grond van een financieringsovereenkomst tussen mijn cliënte Greystone (…) en uw onderneming Field Sea BV onder mijn Stichting beheer Derdengelden, meer bepaald op rekeningnummer [rekeningnummer] zullen worden gestort en door de Stichting beheer Derdengelden Advocatenkantoor [de advocaat] voor Field Sea BV onder deze Stichting gehouden zullen worden (…).
Op eerste verzoek van Field Sea BV zal De Stichting overgaan tot retournering van de gelden, echter niet voor 1 april 2002."
2.3. Field Sea heeft ¦ 672.000,00 op genoemde bankrekening van de Stichting gestort. Field Sea heeft Greystone echter op 16 april 2002 te kennen gegeven de financieringsovereenkomst te ontbinden en zij heeft de Stichting verzocht het gestorte bedrag terug te betalen. Terugbetaling is echter uitgebleven.
2.4. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 22 april 2002 op vordering van Field Sea de Stichting veroordeeld tot terugbetaling binnen 24 uur na betekening van het vonnis van het bedrag van € 304.940,30 (ƒ 672.000,00). De voorzieningenrechter heeft daartoe onder meer overwogen dat de Stichting een zelfstandige terugbetalingsverplichting heeft jegens Field Sea, dat geen aanleiding bestond rekening te houden met de rechtsverhouding tussen Field Sea en Greystone en dat voldaan was aan de voorwaarde waaronder Field Sea het door haar gestorte bedrag kon terugvorderen.
2.5. Bij fax van 25 april 2002 schrijft [de advocaat] aan de raadsman van Field Sea:
"Ik heb u laten weten in staat te zijn om aan een terugbetalingsverplichting conform uitspraak te kunnen voldoen. (…) Ik heb u verteld dat onder mijn Stichting Beheer Derdengelden het bedrag in Zwitserland is uitgezet. Conform artikel 4 [bedoeld is kennelijk artikel 3 lid 4, toev. rechter] "Boekhoudverordening 1998" worden gelden overgemaakt zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet, d.w.z. zodra de verhindering om door te betalen niet langer bestaat."
2.6. Artikel 3 lid 4 van de Boekhoudverordening 1998 van de Nederlandse Orde van Advocaten (verordening van 22 september 1998, Staatscourant 1998, 207), luidt:
"De advocaat ziet erop toe dat de derdengelden die zich door zijn toedoen bevinden onder een Stichting Derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet."
2.7. Bij fax van 25 april 2002 schrijft [de advocaat] aan de raadsman van Field Sea:
"Terwijl deze brief wordt uitgewerkt, word ik (…) door een deurwaarder geconfronteerd met een conservatoir beslag onder de Stichting Beheer Derdengelden [de advocaat] C.C. in opdracht van Greystone (…). Ik vind het spijtig, maar de stichting kan en mag u überhaupt niet meer bevrijdend betalen."
2.8. Bij fax van 26 april 2002 schrijft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, aan de raadsman van Field Sea en aan [de advocaat]:
"Mr. [de advocaat] is (…) gehouden tot onmiddellijke terugbetaling over te gaan en in verband daarmee heb ik telefonisch met mr. [de advocaat] op 25 april jl. omstreeks 12.10 uur afgesproken,
- dat hij mij diezelfde dag nog zou aantonen door middel van bewijsstukken, dat de betreffende geldsom nog steeds in het bezit is van de Stichting Beheer Derdengelden, alsmede
- heeft mr. [de advocaat] zich toen jegens mij nogmaals onvoorwaardelijk verplicht om uiterlijk heden het totale bedrag conform het vonnis terug te betalen."
De Deken heeft vervolgens een klacht ingediend bij de Raad van Discipline, die op 10 juni 2002 zitting heeft gehouden.
3. De vordering en het verweer
3.1. Field Sea vordert, na vermeerdering van eis, zakelijk weergegeven:
a. hoofdelijke veroordeling van [de advocaat] en de Stichting om rekening en verantwoording af te leggen met betrekking tot het op de rekening van de Stichting gestorte geldbedrag van hetgeen zij met het bedrag hebben gedaan en waar het zich nu bevindt, primair aan Field Sea, subsidiair aan de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, en om voor zover daartoe nodig geoordeeld inzage te geven in alle documenten en computerbescheiden, primair op straffe van lijfsdwang jegens [de advocaat], subsidiair op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,00 per dag;
b. primair: hoofdelijke veroordeling van [de advocaat] en de Stichting om met de Stichting Derdengelden van de raadsman van Field Sea een gezamenlijke bankrekening te (doen) openen en om een bedrag van € 304.940,30 op die rekening te storten;
subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [de advocaat] en de Stichting om genoemd bedrag te storten op een Nederlandse bankrekening van de Stichting die voldoet aan de Boekhoudverordening 1998, zulks met overlegging van bewijsstukken en een kopie van de statuten;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,00 per overtreding indien zij in gebreke blijven hieraan te voldoen;
alsook [de advocaat] en de Stichting hoofdelijk te verbieden om het gestorte bedrag over te boeken naar een andere rekening of op te nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000.00 per overtreding.
3.2. Field Sea voert ter ondersteuning van haar vordering aan dat [de advocaat], in zijn hoedanigheid van enig bestuurslid mede namens de Stichting, ondanks de toezegging in zijn brief van 17 december 2001 aan Field Sea het door deze gestorte bedrag ad € 304.940,30 op eerste verzoek terug te betalen, ondanks het veroordelend vonnis van de voorzieningenrechter van 22 april 2002 en ondanks de toezegging aan de Deken het bedrag uiterlijk op 26 april 2002 terugbetaald te hebben, nog immer niets heeft terugbetaald. Ook heeft [de advocaat], aldus Field Sea, ondanks zijn toezegging daartoe aan de Deken, tot op heden er nog steeds geen inzage in heeft gegeven wat er met het gestorte geldbedrag is gebeurd en of het nog onder de Stichting is. Nu de Stichting, aldus Field Sea, bovendien niet voldoet aan de door de Boekhoudverordening 1998 aan stichtingen derdengelden gestelde eisen heeft Field Sea er belang bij dat het geld in ieder geval wordt gestort op een rekening van een stichting die daaraan wel voldoet. Op grond van een en ander heeft Field Sea, zo voert zij aan, recht en belang bij de gevraagde voorzieningen.
3.3. [de advocaat] voert ten verwere kort gezegd het volgende aan:
a. Nu Field Sea ter zitting niet was vertegenwoordigd (anders dan door haar raadsman) betwijfelt [de advocaat] of de volmacht aan Field Sea wel ziet op het voeren van de onderhavige procedure.
b. [de advocaat] heeft vernomen dat er tussen Greystone en Field Sea onderhandelingen plaatsvinden, zodat de verwachting gerechtvaardigd is dat de acties tegen hem (de bij de Deken ingediende klacht en de onderhavige procedure) worden opgeschort. [de advocaat] vraagt in verband hiermee de zaak aan te houden.
c. [de advocaat] heeft reeds verslag gedaan aan de Raad van Discipline, waar het geld zich thans bevindt; hij heeft een brief getoond d.d. 5 juni 2002 van een Zwitserse bank aan hem waarin wordt bevestigd dat die bank een bedrag van € 305.000,00 voor de Stichting houdt.
d. [de advocaat] erkent dat de Stichting - thans - niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, maar voert aan dat er op 26 april 2002 een nieuwe stichting is opgericht die daaraan wel voldoet.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. In de hiervoor onder 1.5 genoemde brief heeft [directeur van Field Sea], aan de raadsman van Field Sea geschreven:
"In vervolg op de betwisting door Mr. J.J. [de advocaat] van uw volmacht om namens Field Sea B.V. tijdens de mondelinge behandeling van 20 juni 2002 de kort geding procedure jegens Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor [de advocaat] c.s. en Mr. Jan Jaap [de advocaat] door te zetten en daarin de eis te wijzigen conform hetgeen gesteld in uw pleitaantekening, bevestig ik als volledig bevoegd directeur van Field Sea B.V., dat Field Sea B.V. u daarvoor last en volmacht heeft verleend. Die last en volmacht wordt niet doorkruist door het feit dat er inmiddels tussen Field Sea B.V. en Greystone Trust A.G. besprekingen zijn opgestart over een minnelijke regeling."
Uit deze brief blijkt dat het hiervoor onder a genoemde verweer moet worden verworpen.
4.2. Voorts wordt overwogen dat bij vonnis van 22 april 2002 de Stichting op vordering van Field Sea is veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag van € 304.940,30. In dat vonnis is reeds overwogen dat geen aanleiding bestond rekening te houden met de rechtsverhouding tussen Field Sea en Greystone. Eventuele onderhandelingen met Greystone doen aan de uit hoofde van het vonnis bestaande verplichting van de Stichting jegens Field Sea derhalve niet af. In ieder geval is gesteld noch gebleken dat Field Sea op enig moment - aan [de advocaat] - heeft toegezegd dat haar aanspraak op de Stichting zou worden opgeschort. Nu er derhalve geen aanleiding bestaat het onderhavige kort geding aan te houden, zoals door [de advocaat] en de Stichting is verzocht, faalt het desbetreffende verweer.
4.3. Vaststaat dat [de advocaat] bij brief van 17 december 2001 aan Field Sea heeft toegezegd dat hij het gestorte bedrag op eerste verzoek zal terugbetalen. Voorts heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 22 april 2002 de Stichting veroordeeld tot terugbetaling binnen 24 uur na betekening van dat vonnis. Ook heeft [de advocaat] aan de Deken toegezegd dat hij het geldbedrag uiterlijk op 26 april 2002 zou terugbetalen. Vaststaat echter dat [de advocaat] en/of de Stichting nog immer niet aan die verplichting hebben voldaan, ondanks de omstandigheid dat [de advocaat] herhaaldelijk, ook nog tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding, heeft verklaard dat het geld nog onder de Stichting aanwezig is - zij het inmiddels op een rekening van een Zwitserse bank - en dat hij in staat is te betalen (zij het dat er thans door Greystone onder de Stichting beslag is gelegd).
4.4. [de advocaat] heeft niet betwist dat de Stichting waaronder het geld is gestort niet voldoet aan de Boekhoudverordening 1998, in die zin dat de Stichting niet minimaal twee gezamenlijk bevoegde bestuursleden heeft (maar alleen [de advocaat]) en er niet voldaan wordt aan het twee handtekeningenvereiste. [de advocaat] heeft in dit verband echter aangevoerd dat er reeds een nieuwe stichting is opgericht die wel aan die vereisten voldoet en die de rechten en verplichtingen van de Stichting overneemt. Voor de Stichting dienen alleen nog, aldus [de advocaat], bankrekeningen te worden aangevraagd.
4.5. Nu [de advocaat] het geldbedrag - anders dan zijn brief van 17 december 2001 suggereert - niet op het in die brief genoemde rekeningnummer van de Rabobank heeft laten staan maar kennelijk heeft overgemaakt naar een Zwitserse bankrekening, nu [de advocaat] in gebreke blijft het geld terug te betalen en nu [de advocaat] noch aan Field Sea, noch aan de Deken (ondanks zijn toezegging daartoe) bewijsstukken heeft getoond waaruit blijkt waar het geld zich thans bevindt, handelen [de advocaat] en de Stichting naar het oordeel van de voorzieningenrechter jegens Field Sea onrechtmatig. Verwacht mag immers worden dat een op een derdenrekening van een advocaat gestort bedrag naar behoren wordt beheerd conform de daartoe door de Nederlandse Orde van Advocaten opgestelde regels en op eerste verzoek van de betalende partij wordt door- of terugbetaald. Vaststaat dat [de advocaat] dat niet heeft gedaan.
In dit verband wordt nog overwogen dat, anders dan [de advocaat] heeft betoogd, de omstandigheid dat het geld niet onmiddellijk kon worden vrijgemaakt van de Zwisterse bankrekening geen verhindering vormde om te betalen die aan Field Sea kan worden tegengeworpen; [de advocaat] kan zich er niet op beroepen dat de gelegenheid om te betalen als bedoeld in artikel 4 lid 3 van de Boekhoudverordening zich nog niet voordeed.
4.6. Gelet op het voorgaande heeft Field Sea er in ieder geval recht en belang bij dat het geldbedrag - voor zover dat in verband met het door toedoen van Greystone gelegde beslag feitelijk niet aan Field Sea kan worden terugbetaald - wordt gehouden op een wijze die conform de daartoe opgestelde regels is. Nu [de advocaat] ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat er een Stichting Derdengelden is die aan de Boekhoudverordening 1998 voldoet kan de hiervoor subsidiair onder b genoemde vordering worden toegewezen als hierna volgt. Ook het gevraagde verbod, om het bedrag vervolgens opnieuw over te boeken of op te nemen kan worden gegeven.
4.7. Field Sea heeft er, indien het geldbedrag ingevolge dit vonnis conform de Boekhoudverordening zal worden beheerd en op de Nederlandse rekening zal worden gehouden, nog onvoldoende belang bij dat rekening en verantwoording wordt afgelegd als gevraagd. Het onder a gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
4.8. Gelet op het voorgaande wordt beslist als volgt. [de advocaat] en de Stichting zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Daarbij bestaat onvoldoende aanleiding een hogere dan de gebruikelijke proceskostenveroordeling op te leggen, zoals door Field Sea gevraagd.
5.1. veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen een week na betekening van dit vonnis het bedrag van € 304.940,30 te storten op een Nederlandse bankrekening die voldoet aan de Boekhoudverordening 1998, in naam van de Stichting Beheer Derdengelden van Advocatenkantoor [de advocaat] c.s, welke stichting eveneens voldoet aan de Boekhoudverordening 1998, zulks gestaafd door overlegging van een originele bevestiging van de desbetreffende Nederlandse bankinstelling zowel van de ontvangst van genoemd bedrag als van het feit dat voor de bankrekening een twee handtekeningenvereiste in overeenstemming met de boekhoudverordening geldt, en door overlegging van een kopie van de statuten van de Stichting Beheer Derdengelden;
5.2. verbiedt gedaagden hoofdelijk om het bedrag vervolgens zonder schriftelijke goedkeuring van Field Sea of van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht wederom over te boeken naar een andere bankrekening of op te nemen;
5.3. bepaalt dat [de advocaat] en de Stichting hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 50.000,00 per dag indien niet (volledig) aan de veroordeling onder 5.1 wordt voldaan en van € 305.000,00 indien het onder 5.2 opgelegde verbod wordt overtreden;
5.4. bepaalt dat deze dwangsommen vatbaar zijn voor matiging, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.5. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op € 703,00 voor salaris van de procureur, € 193,00 griffierecht en € 65,18 explootkosten;
5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G.A.M.E. van der Burg-van Geest en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2002.
w.g. griffier w.g. rechter