RECHTBANK UTRECHT
(sector handels- en familierecht)
V O N N I S van de
voorzieningenrechter
in het kort geding van
1. de onderlinge waarborgmaatschappij O.W.M. ZORGVERZEKERAAR DSW U.A., gevestigd te Schiedam,
2. de onderlinge waarborgmaatschappij O.W.M. ONDERLINGE ONVZ ZIEKENFONDS U.A., gevestigd te Houten,
3. de stichting STICHTING CENTRALE ZORG-VERZEKE-RAARS GROEP ZIEKENFONDS, gevestigd te Tilburg,
4. de onderlinge waarborgmaatschappij O.W.M. OZ ZORGVERZEKERINGEN U.A., gevestigd te Breda,
5. de onderlinge waarborgmaatschappij O.W.M. AMICON ZORGVERZEKERAAR ZIEKENFONDS U.A., gevestigd te Wageningen,
6. de onderlinge waarborgmaatschappij O.W.M. "SR ZORGVERZEKERAAR" U.A., gevestigd te Rotterdam,
e i s e r s,
procureur: mr. E.N. Bouwman,
advocaat: mr. A.J.H.W.M. Versteeg te Amsterdam.
MEDISCHE MAATSCHAP IJSSELSTEIN,
gevestigd te IJsselstein,
g e d a a g d e,
advocaat en procureur: mr. E.J.C. de Jong.
1. Het verloop van het geding
1.1. Eisers hebben gedaagde in kort geding gedagvaard. Op de dienende dag, 30 mei 2002, hebben eisers van eis geconcludeerd overeenkomstig het exploot van dagvaarding, waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. Eisers hebben hun vordering toegelicht, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.3. Gedaagde heeft daarop verweer gevoerd, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.4. Ten slotte is vonnis gevraagd.
2.1. Eisers zijn alle toegelaten ziekenfondsen in de zin van artikel 34 van de Ziekenfondswet. Op grond van deze wet zijn ziekenfondsen verplicht de bij haar verzekerde personen te doen voorzien van verstrekkingen.
2.2. De leden van gedaagde zijn vrij in IJsselstein gevestigde huisartsen. Van hun patiëntenbestanden maken zowel ziekenfondsverzekerden als anderszins (particulier) verzekerden uit.
2.3. Tussen een ziekenfonds, een huisarts en een ziekenfondsverzekerde bestaat een driehoeksverhouding. De verzekerde heeft krachtens de Ziekenfondswet jegens zijn ziekenfonds aanspraak op verstrekkingen (in natura), waaronder huisartsenzorg. Het desbetreffende ziekenfonds sluit daartoe een overeenkomst met de huisarts, een medewerkersovereenkomst in de zin van artikel 45 van de Ziekenfondswet. De keuze van een verzekerde uit zorgaanbieders is derhalve in beginsel beperkt tot de zorgaanbieders waarmee het ziekenfonds een medewerkersovereenkomst heeft gesloten. Tussen de huisarts en de patiënt ten slotte bestaat een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 BW.
2.4. Tot 1 januari 1992 kon een ziekenfonds zijn diensten uitsluitend aanbieden in de aan hem toegewezen regio. Vanaf die datum is echter, teneinde onderlinge concurrentie tussen de ziekenfondsen mogelijk te maken, de territoriale begrenzing van de werkgebieden opgeheven en hebben eisers hun activiteiten kunnen uitbreiden tot heel Nederland. Verzekerden in de zin van de Ziekenfondswet zijn niet meer gebonden aan het ziekenfonds in hun regio, maar kunnen een keuze maken uit over heel Nederland verspreide ziekenfondsen. Eisers zijn alle gevestigd buiten de regio waarin gedaagde werkzaam is; zij zijn vanuit IJsselstein bezien "verre ziekenfondsen".
Met ingang van 1 januari 1992 is tevens de tot dan toe bestaande plicht voor ziekenfondsen om met alle binnen de regio gevestigde huisartsen een medewerkersovereenkomst aan te gaan, komen te vervallen.
2.5. Een huisarts ontvangt voor elke bij hem als patiënt ingeschreven ziekenfondsverzekerde een vaste vergoeding per jaar, ongeacht - behoudens uitzonderingen - het aantal en de aard van de behandelingen, het zogeheten abonnementstarief, waarvan het maximum krachtens de Wet tarieven gezondheidszorg wordt vastgesteld door het College tarieven gezondheidszorg (CTG). Met betrekking tot patiënten die niet zijn verzekerd krachtens de ziekenfondswet, maar particulier, ontvangt een huisarts een tarief per verrichting, waarvan het maximum eveneens wordt vastgesteld door het CTG.
2.6. Als uitzondering op het hiervoor beschreven systeem kan door een huisarts, indien zich een ziekenfondsverzekerde patiënt tot hem wendt en er tussen de huis-arts en het ziekenfonds waarbij de patiënt is verzekerd geen medewerkersovereenkomst bestaat, in sommige gevallen per verrichting het zogeheten passantentarief in rekening worden gebracht, dat gelijk is aan het tarief dat in rekening wordt gebracht aan niet-ziekenfondsverzekerden. Indien bovendien een ziekenfonds er niet in slaagt voldoende medewerkersovereenkomsten te sluiten, dan kan de minister van VWS een restitutiebesluit nemen, hetgeen inhoudt dat een ziekenfondsverzekerde geen recht heeft op zorg jegens het ziekenfonds, maar op een bepaald bedrag per verrichting.
2.7. De medewerkersovereenkomsten tussen eisers (de verre ziekenfondsen) en de van gedaagde deel uitmakende huisartsen, welke overeenkomsten voor bepaalde tijd waren gesloten, zijn door tijdsverloop inmiddels beëindigd of zullen per 1 juli a.s. eindigen. De huisartsen van gedaagde hebben eisers in de loop van vorig jaar medegedeeld dat zij de overeenkomsten niet zullen verlengen en/of dat zij geen nieuwe overeenkomsten met eisers zullen aangaan, omdat zij naar hun oordeel te veel contacten hebben te onderhouden met alle ziekenfondsen in het land en dat die omstandigheid een te grote hoeveelheid administratieve rompslomp met zich brengt. Zij handhaven derhalve slechts de contracten met de AGIS-Groep (Anova, Profile, ANOZ, ZAO), Trias en het Zilveren Kruis (ziekenfondsen in de regio).
2.8. De huisartsen van gedaagde hebben voorts hun bij de verre ziekenfondsen (eisers) verzekerde patiënten van de beëindiging van de medewerkersovereenkomsten schriftelijk in kennis gesteld en hun drie mogelijkheden voorgehouden:
1. "U blijft bij uw huisarts. Deze berekent u het particuliere tarief en u declareert deze kosten bij uw ziekenfonds. Het is overigens niet zeker of uw verzekeraar de kosten ook gaat vergoeden.
2. U blijft bij uw huisarts en u verzekert zich bij één van de bovengenoemde ziekenfondsen (…). U blijft dan gewoon ingeschreven als ziekenfondsverzekerde bij uw huisarts. (…)
3. U kiest een andere huisarts die wel een contract heeft met uw verzekeraar.".
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. Eisers vorderen:
a. gedaagde en haar leden te verbieden hun patiënten nog langer, op welke wijze dan ook, op te roepen zich in te schrijven bij een met name genoemd ziekenfonds, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding;
b. gedaagde en haar leden te verbieden hun ziekenfondsverzekerde patiënten voor verleende diensten een declaratie te sturen op basis van het tarief voor andere dan ziekenfondsverzekerden en op betaling daarvan aanspraak te maken, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding;
c. gedaagde te gebieden binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan hun patiënten aan wie zij eerder een oproep hebben gedaan zich te laten overschrijven naar een ander ziekenfonds, een brief (waarvan de tekst is opgenomen in het exploot van dagvaarding) te sturen waarin wordt vermeld, kort gezegd, dat die oproep onrechtmatig was en dat het de geadresseerden vrijstaat zich in te schrijven bij een ziekenfonds naar keuze.
3.2. Eisers voeren ter ondersteuning van hun vorderingen aan dat gedaagde jegens hen onrechtmatig handelt doordat de huisartsen van gedaagde, die binnen de regio waarin zij hun praktijk uitoefenen een machtspositie hebben, van die positie misbruik maken door eisers te beknotten in hun functioneren als ziekenfonds. Tussen eisers en de huisartsen van gedaagde hebben reeds gedurende geruime tijd elkaar opvolgende medewerkersovereenkomsten bestaan en gedaagde handelt, aldus eisers, in strijd met de redelijkheid en billijkheid door tegen die achtergrond een ongerechtvaardigd onderscheid te maken in ziekenfondsen waarmee de contracten verlengd worden (de regionale ziekenfondsen) en ziekenfondsen waarmee de contacten abrupt worden beëindigd (de verre ziekenfondsen), temeer nu eisers geen enkele invloed hebben op de tarieven die in het kader van onderhandelingen over het sluiten van nieuwe overeenkomsten aan de huisartsen kan worden aangeboden; deze (maximum)tarieven staan immers vast. Bovendien is, zo voeren eisers aan, in het door huisartsen in rekening gebrachte tarief een vergoeding voor administratieve kosten inbegrepen.
3.3. Eisers voeren voorts aan dat het standpunt van de huisartsen dat zij niet meer in zee willen gaan met verre ziekenfondsen is ingegeven uit onvrede over de bestaande honorering voor de diensten van huisartsen, waarop zorgverzekeraars geen invloed kunnen uitoefenen. De rechtsverhouding tussen ziekenfondsen en huisartsen wordt daarmee tot speerpunt gemaakt van acties die huisartsen in wezen voeren tegen de minister van VWS over de hoogte van hun inkomen, in die zin dat zij ten koste van de verre ziekenfondsen en hun verzekerden thans de knuppel in het hoenderhok gooien.
3.4. Gedaagde voert verweer. Op dat verweer en op hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunten nog hebben aangevoerd zal in het hiernavolgende voor zover nodig worden ingegaan.
3.5. Uitgangspunt is dat tussen partijen sinds 1 januari 1992 contracteervrijheid bestaat, in die zin dat een medewerkersovereenkomst tussen een huisarts en een ziekenfonds beheerst wordt door het reguliere overeenkomstenrecht en in beginsel via vrije onderhandelingen tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Deze ont-wikkeling is vanuit de politiek ingezet teneinde marktwerking in het veld van zorgaanbieders en zorgverzekeraars te stimuleren. De omstandigheid dat, zoals eisers hebben aangevoerd, zorgverzekeraars geen onderhandelingsruimte hebben met betrekking tot de door het CTG vastgestelde maximumtarieven die aan huisartsen kunnen worden aangeboden doet daaraan niet, althans onvoldoende af. Zorgverzekeraars hebben immers in ieder geval, zo is ter zitting gebleken, onderhandelingsruimte over de bijkomende voorwaarden, waaronder bijvoorbeeld het aanbieden van administratieve ondersteuning en de ontwikkeling van software.
3.6. Mede gelet op die contracteervrijheid moet er voorts voorshands van worden uitgegaan dat de medewerkersovereenkomsten tussen eisers en de huisartsen van gedaagde door het verstrijken van de bepaalde tijd inmiddels zijn geëindigd of binnenkort zullen eindigen en dat het de huisartsen in beginsel vrijstaat al dan niet nieuwe overeenkomsten aan te gaan met de verschillende ziekenfondsen. Zoals eisers hebben opgemerkt doet de vraag, of de huisartsen jegens de verre ziekenfondsen onrechtmatig handelen door zelfs niet in onderhandeling te willen treden over de voorwaarden voor een nieuwe overeenkomst, hieraan op zichzelf niet af en ligt die vraag in deze procedure ook niet ter beoordeling voor.
3.7. De huisartsen van gedaagde hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij vanuit hun oogpunt voldoende gerechtvaardigde beweegredenen hebben om het aantal zorgverzekeraars met wie zij administratief te maken hebben, te willen beperken en om derhalve geen overeenkomsten meer te sluiten met de verre ziekenfondsen, waarbij immers slechts weinigen van hun patiënten zijn aangesloten. Gedaagde heeft in dit verband betoogd dat er per huisarts 20 tot 25 medewerkersovereenkomsten gesloten plachten te worden, dat daartoe steeds apart onderhandeld moest worden, dat alle ziekenfondsen verschillende formulieren en procedures hanteren en dat er van enige onderlinge afstemming tussen de ziekenfondsen geen sprake is. De situatie wordt, aldus gedaagde, nog veel ingewikkelder zodra er sprake is van verlening van extra, buiten het abonnementstarief vallende zorg ("flexizorg"), waarvoor per verrichting steeds verschillende formulieren moeten worden gezonden naar de diverse ziekenfondsen en waarvan de tarieven per ziekenfonds kunnen verschillen en steeds kunnen wisselen. Aannemelijk is derhalve dat gedaagde er op zichzelf voldoende belang bij heeft het aantal ziekenfondsen waarmee zij zaken moet doen te beperken. In ieder geval moet het standpunt van eisers, dat gedaagde weigert nieuwe overeenkomst aan te gaan (louter) teneinde de druk op de minister van VWS om de tarieven te verhogen kracht bij te zetten, worden verworpen.
3.8. In het licht van het hiervoor overwogene is het begrijpelijk en zelfs zorgvuldig te noemen dat de huisartsen van gedaagde hun bij de verre ziekenfondsen verzekerde patiënten, met wie immers de behandelingsovereenkomsten voortduren, op de hoogte hebben willen stellen van de nieuw ontstane situatie, in ieder geval nu die verre ziekenfondsen - hoewel dat in de visie van gedaagde wel op de weg van eisers had gelegen - daartoe kennelijk geen aanleiding hebben gezien, en dat zij die patiënten met het oog op de ontstane situatie een aantal mogelijkheden (opties) hebben voorgehouden. Anders dan eisers hebben betoogd zijn die patiënten door het versturen van de desbetreffende brieven niet opgeroepen zich in te schrijven voor een van de ziekenfondsen waarmee wel nieuwe medewerkersovereenkomsten zijn gesloten, maar is aan de patiënten de keus gelaten tussen drie mogelijkheden en is door de huisartsen geen voorkeur uitgesproken voor een van die drie opties. Van een verwijzing van de patiënten - die, naar eisers hebben gesteld, groot gewicht toekennen aan uitlatingen van hun huisarts, met wie immers een vertrouwensrelatie bestaat - naar een ander ziekenfonds, zoals eisers hebben gesteld, en van bewuste benadeling in dat opzicht van de verre ziekenfondsen is derhalve geen sprake. De verzonden brief is in dit opzicht voldoende informatief en objectief. De omstandigheid dat de huis-artsen in hun brief - voor de gevallen dat patiënten kiezen voor de als tweede genoemde optie - wel de ziekenfondsen noemen waarmee nieuwe overeenkomsten zijn aangegaan, doet daaraan niet af.
Geoordeeld wordt derhalve dat het versturen van de onderhavige brieven aan de cliënten van eisers in dit opzicht jegens eisers niet onrechtmatig is geweest en dat de hiervoor onder a en c genoemde vorderingen moeten worden afgewezen.
3.9. Ook de stelling van eisers dat de huisartsen van gedaagde jegens hen onrechtmatig handelen door de verzekerden van eisers het particuliere tarief in rekening te brengen, wordt verworpen.
Weliswaar is het ingevolge het door het CTG met ingang van 1 januari 2002 gevoerde beleid aan de huisartsen toegestaan het abonnementstarief voor ziekenfondsverze-kerden ook in rekening te brengen aan ziekenfondsverzekerden van eisers, doch daartoe bestaat jegens eisers geen verplichting.
Wellicht valt het door de huisartsen aan hun patiënten, die bij eisers verzekerd zijn, in rekening brengen van het particuliere tarief, terwijl er (nog) geen restitutiebesluit ex artikel 11 Ziekenfondswet door de Minister is vastgesteld en het declareren op basis van het ziekenfondstarief (zoals hiervoor aangegeven) geoorloofd is gebleven en door eisers zal worden vergoed, jegens de verzekerden als onzorgvuldig te beschouwen, maar zulks is jegens eisers niet onrechtmatig.
Daarbij verdient opmerking, dat indien de huisartsen de verzekerden van eisers zouden blijven declareren op basis van het abonnementstarief en de administratieve afdoening op de "oude voet" zou moeten plaatsvinden als ware er een medewerkers-overeenkomst gesloten, er in feite voor de huisartsen niets verandert en zij hun gerechtvaardigde beleid tot beperking van het aantal medewerkersovereenkomsten niet kunnen realiseren.
3.10. Voor zover eisers nog hebben aangevoerd dat gedaagde misbruik maakt van haar machtspositie wordt ook deze stelling verworpen. Ter zitting is immers gebleken dat er in IJsselstein vijf andere huisartsen zijn die wel bereid zijn overeenkomsten met verre ziekenfondsen af te sluiten en aannemelijk is dat de desbetreffende patiënten zich desgewenst tot hen kunnen wenden.
3.11. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eisers in de kosten van het geding worden veroordeeld.
4.1. wijst de vorderingen af;
4.2. veroordeelt eisers in de kosten van het geding aan de zijde van gedaagde gevallen en begroot op € 703,00 voor salaris van de procureur en € 193,00 griffierecht.
Aldus gewezen door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2002.