ECLI:NL:RBUTR:2002:AE2655
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake illegale ligplaats aan het Merwedekanaal te Utrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 4 februari 2002 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonende te Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht, dat hem had opgedragen om zijn vaartuig, dat illegaal was afgemeerd aan het Merwedekanaal, te verplaatsen of te verwijderen. Het besluit was genomen op 24 oktober 2001, en de verzoeker had tijdig bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter stelde vast dat er geen beletsel was om het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten, aangezien er tijdig bezwaar was gemaakt en de rechtbank bevoegd was in de hoofdzaak.
De rechter concludeerde dat de verzoeker illegaal afgemeerd lag en dat het college van B&W op goede gronden had geweigerd om een vergunning voor de ligplaats te verlenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestuursorgaan bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De termijn die was gesteld voor het beëindigen van de illegale situatie werd niet als onredelijk kort beschouwd, en de rechter besloot dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, die de beslissing in het openbaar uitsprak. De verzoeker werd niet in de proceskosten van verweerder veroordeeld, aangezien er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling.