ECLI:NL:RBUTR:2002:AE0830

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
138210 HAZA 01-2329
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onrechtmatig gebruik van gemeentegrond door particulier

Op 3 april 2002 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen de Gemeente Bunschoten en twee gedaagden, die in reconventie vorderingen hebben ingesteld. De Gemeente vorderde dat de rechtbank de gedaagden zou bevelen het gebruik van een stuk grond, dat in eigendom toebehoort aan de Gemeente, te staken en het perceel in de oorspronkelijke staat te herstellen. De Gemeente stelde dat de gedaagden onrechtmatig gebruik maakten van een perceel grond dat zij in 1992 aan de Gereformeerde Kerk Bunschoten-West hadden verkocht, met een bouwplicht. De kerk had het perceel in 1997 met toestemming van de Gemeente aan de gedaagden verkocht. De Gemeente voerde aan dat de gedaagden een stuk grond van circa 22 m² in gebruik hadden genomen dat aan de Gemeente toebehoorde, ondanks herhaalde verzoeken om dit gebruik te staken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente terecht handhavend optreedt op basis van haar snippergroenbeleid, dat in 1986 is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente niet in strijd met haar eigendomsrecht handelde door het perceel terug te vorderen. De gedaagden voerden aan dat zij zich bij het uitzetten van de erfgrens hadden gebaseerd op door de Gemeente geplaatste piketpaaltjes, maar de rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat deze door de Gemeente waren geplaatst. De rechtbank concludeerde dat de Gemeente haar eigendomsrecht op juiste wijze uitoefende en dat de vordering van de Gemeente in conventie werd toegewezen.

In reconventie heeft de rechtbank de vordering van de gedaagden afgewezen, waarbij zij hen als de in het ongelijk gestelde partij heeft veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de Gemeente gemachtigd om, bij gebreke van tijdige voldoening aan de bevelen, het gebruik van het perceel door derden te laten staken op kosten van de gedaagden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.A. Messer.

Uitspraak

VONNIS in versneld regime
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE BUNSCHOTEN,
gevestigd te Bunschoten,
e i s e r e s i n c o n v e n t i e,
g e d a a g d e i n r e c o n v e n t i e,
procureur:
mr. H.C.E. de Vries,
- t e g e n -
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te Bunschoten,
g e d a a g d e n i n c o n v e n t i e,
e i s e r s i n r e c o n v e n t i e,
procureur:
mr. C.D. van Vliet.
Partijen zullen worden aangeduid als "de Gemeente" en, in enkelvoud, [gedaagde].
1.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- dagvaarding in versneld regime;
- conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
- ambtshalve gewezen, op 23 januari 2002 uitgesproken tussenvonnis, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 13 februari 2002.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2.
De feiten
In conventie en reconventie
2.1. De Gemeente heeft in 1992 aan de Gereformeerde Kerk Bunschoten-West (vrijgemaakt) een perceel grond, thans bekend als [adres] te Bunschoten, verkocht.
2.2. Op de kerk rustte een bouwplicht. Omdat de kerk deze bouwplicht niet is nagekomen, kreeg de Gemeente de mogelijkheid om gebruik te maken van het haar toekomende terugkooprecht. Aangezien [gedaagde] geïnteresseerd was in de koop van het perceel en de Gemeente geen bezwaar had tegen verkoop aan [gedaagde], heeft de kerk het perceel met toestemming van de Gemeente in 1997 aan [gedaagde] verkocht en overgedragen.
2.3. Na de verkoop van het perceel door de Gemeente aan de kerk heeft op uitnodiging van het Kadaster een zogenaamde aanwijs plaatsgevonden door de Gemeente aan de kerk, waarbij de Gemeente het verkochte heeft aangewezen. Na de verkoop van het perceel aan [gedaagde] heeft het Kadaster, nu bij het Kadaster reeds bekend was welke afmetingen het perceel had, geen nieuwe aanwijs gedaan maar alleen de tenaamstelling gewijzigd.
2.4. [gedaagde] heeft op het perceel een huis laten bouwen en een tuin laten aanleggen. Uit een door de Gemeente naar aanleiding van een anonieme tip in 1999 uitgevoerde meting is gebleken dat [gedaagde] een stuk grond van de Gemeente ter grootte van circa 22 m² (als tuin) in gebruik heeft.
2.5. Ondanks sommatie daartoe door de Gemeente weigert [gedaagde] het gebruik van voormeld stuk grond te staken.
3.
De vordering en het verweer
3.1. De vordering van de Gemeente in conventie strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] zal bevelen het gebruik dat [gedaagde] maakt van het aan de Gemeente in eigendom toebehorende stuk grond, welk stuk grond schetsmatig is aangegeven op de tekening die als productie 2 in het geding is gebracht, te staken, voornoemd stuk grond met al hetgeen zich daarop van zijnentwege bevindt te ontruimen en ontruimd te houden, alsmede [gedaagde] zal bevelen voornoemd stuk grond in de oorspronkelijke staat te herstellen en (derhalve) zal bevelen het door [gedaagde] op de vermeende perceelsgrens geplaatste hek te verplaatsen naar de werkelijke perceelsgrens, onder bepaling dat deze bevelen binnen twee maanden na betekening van dit vonnis volledig moeten zijn opgevolgd, onder verbeurte van een dwangsom van f 1000,-- per week dat [gedaagde] in gebreke zal blijven om aan deze bevelen tijdig en/of volledig te voldoen; en,
2. de Gemeente zal machtigen, bij gebreke van een tijdige en/of volledige voldoening aan de hiervoor onder 1. geformuleerde bevelen, het gebruik van voornoemd stuk grond te doen staken, de ontruiming en het ontruimd houden van voornoemd stuk grond alsmede de verplaatsing van het hek naar de werkelijke erfgrens uit te doen voeren door derden op kosten van [gedaagde], met diens veroordeling van de op de uitvoering te vallen kosten op vertoon van de door die derden ter zake aan de Gemeente verstrekte rekeningen, althans op vertoon van de in de uitspraak van de rechtbank in goede justitie te vermelden bescheiden, aan de Gemeente te betalen; en,
3. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
Hiertegen is door [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie de Gemeente in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze haar als ongegrond te ontzeggen, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde] vordert in reconventie primair dat de Gemeente hem tegen een redelijke schadeloosstelling een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand verleent; subsidiair dat de Gemeente het stuk gemeentegrond dat [gedaagde] in gebruik heeft aan hem overdraagt tegen de reguliere grondprijs, en voorts de Gemeente in de buitengerechtelijke kosten ad 2.000,00 euro, alsmede in de kosten van deze procedure te veroordelen.
De Gemeente heeft ter comparitie afwijzing van de vordering in reconventie bepleit.
4.
De beoordeling
In conventie
4.1.Ter beoordeling ligt voor of de Gemeente misbruik maakt van de uitoefening van haar eigendomsrecht door, kort gezegd, het door [gedaagde] in gebruik genomen stuk gemeentegrond terug te vorderen en niet aan hem te verkopen.
4.2. De Gemeente heeft gesteld dat van misbruik van recht geen sprake is nu zij slechts uitvoering geeft aan het binnen de Gemeente geldende, zogenaamde "snippergroenbeleid". Dit beleid is vastgelegd in de nota Snippergroen uit 1986 en nader ingevuld in een Evaluatienota Snippergroen en de zogenaamde Tweede Evaluatienota Snippergroen d.d. 16 april 1996. Aanvragen tot verkoop van openbaar groen worden beoordeeld aan de hand van hetgeen is vastgelegd in de Tweede Evaluatienota Snippergroen. De Gemeente stelt dat gelet op de locatie van het door [gedaagde] in gebruik genomen stuk grond (gelegen in "[buurt X]") en in aanmerking genomen "de ontruimingscriteria in gebruik genomen groen" in laatstgenoemde nota, het stuk grond niet te koop kan worden aangeboden en de Gemeente handhavend dient op te treden.
4.3. [gedaagde] heeft hiertegen onder meer aangevoerd dat hij zich bij het uitzetten van de zuidelijke erfgrens heeft gebaseerd op door of in opdracht van de Gemeente geplaatste piketpaaltjes, alsmede op de grenslijn van de naburige percelen ter linkerzijde (gelegen aan [naburige adressen]).
4.4. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de hiervoor bedoelde piketpaaltjes (die zijn te zien op een door [gedaagde] in april 1998 gemaakte foto, overgelegd als productie 2) door of in opdracht van de Gemeente zijn geplaatst. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat deze piketpaaltjes in de grond geplaatst moeten zijn tijdens een bezoek op 28 mei 1997 van [een ambtenaar] van de Sector Grondgebiedzaken van de Gemeente, bij welk bezoek volgens [gedaagde] de grenzen van het perceel zouden worden uitgezet, maar [de ambtenaar] heeft hierover ter zitting verklaard dat hij slechts de gevelrooilijn heeft aangewezen. De ongemotiveerde betwisting van deze verklaring door de procureur van [gedaagde] -[gedaagde] was ter zitting niet aanwezig- is onvoldoende om aan de juistheid van de verklaring van [de ambtenaar] te twijfelen. Overigens spreekt ook de uitvoerder van de bouw van de woning van [gedaagde], in zijn door [gedaagde] als productie 1 overgelegde verklaring, slechts van "het uitzetten van de rooilijn in aanwezigheid van [de ambtenaar]".
4.5. Voorts moet worden aangenomen dat, anders dan [gedaagde] stelt, de Gemeente de erfgrens in 1994 op juiste wijze heeft laten uitzetten. Door [een] juridisch medewerkster van de Sector Grondgebiedzaken van de Gemeente, is ter zitting immers onvoldoende weersproken verklaard dat de GEO-meetdienst naar aanleiding van de tip in opdracht van de Gemeente onderzoek heeft verricht en de in 1994 in de grond geplaatste buizen heeft aangetroffen, die de werkelijke perceelsgrens markeren.
4.6. Gelet op een en ander kan niet worden gezegd dat sprake is van een situatie die door een fout van de Gemeente jegens [gedaagde] in het leven is geroepen. Daaraan doet niet af dat de Gemeente mogelijk wel een fout heeft gemaakt bij het uitzetten van de perceelsgrens van de sociale huurwoningen gelegen aan [naburige adressen] en dat [gedaagde] onder meer van deze grenslijn is uitgegaan. Evenmin is van belang dat de Gemeente medio 1998 een gemeenteplantsoen heeft aangelegd tegen de schutting die [gedaagde] op de later onjuist gebleken grens had geplaatst. Dat de grens niet juist was wist de Gemeente toen immers nog niet.
4.7. De Gemeente heeft weliswaar erkend -zo blijkt althans uit het door [gedaagde] overgelegde persbericht d.d. 17 februari 2000- dat zij geen aanleiding heeft te twijfelen aan de goede trouw van [gedaagde], maar dat staat er niet aan in de weg dat zij uitvoering dient te geven aan het door vastgestelde snippergroenbeleid en thans haar eigendom terugvordert. De Gemeente heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht gewezen op haar belang bij handhaving van dit beleid, omdat zij anders jegens andere burgers van de Gemeente haar geloofwaardigheid zou verliezen. Dit belang dient, mede in aanmerking genomen dat een fout van de Gemeente ten opzichte van [gedaagde] niet is komen vast te staan, te prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij het niet hoeven in te korten van zijn tuin met een strook van ongeveer 1,45 meter breed. Dat deze strook, zoals [gedaagde] stelt, een "relatief groot deel" van de tuin uitmaakt, is niet gebleken. Opmerking verdient in dit verband nog dat door de eerder genoemde [juridisch medewerkster] ter zitting is verklaard dat de Gemeente steeds consequent is geweest bij de uitvoering van het snippergroenbeleid. Haar is slechts één geval bekend waarin een uitzondering is gemaakt op het beleid en dat betrof de situatie van een MS-patiënt aan wie in verband met de aanpassing van zijn woning een stuk gemeentegrond is verkocht.
4.8. De slotsom van het voorgaande is dat de vordering van de Gemeente zal worden toegewezen als in het dictum te vermelden. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie.
In reconventie
4.9. Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, dient de vordering in reconventie te worden afgewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5.
De beslissing
In conventie
De rechtbank:
5.1. Beveelt [gedaagde] het gebruik dat [gedaagde] maakt van het aan de Gemeente in eigendom toebehorende stuk grond, welk stuk grond schetsmatig is aangegeven op de tekening die als productie 2 bij conclusie van eis in het geding is gebracht, te staken, voornoemd stuk grond met al hetgeen zich daarop van zijnentwege bevindt te ontruimen en ontruimd te houden, alsmede [gedaagde] te bevelen voornoemd stuk grond in de oorspronkelijke staat te herstellen;
5.2. Bepaalt dat voormelde bevelen binnen twee maanden na betekening van dit vonnis volledig moeten zijn opgevolgd, onder verbeurte van een dwangsom van € 450,-- per week dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze bevelen te voldoen;
5.3. Bepaalt dat boven een bedrag van € 10.000,-- geen dwangsom meer zal worden verbeurd;
5.4. Bepaalt dat de hiervoor bedoelde dwangsom vatbaar is voor matiging, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.5. Machtigt de Gemeente, bij gebreke van een tijdige en/of volledige voldoening aan de hiervoor onder 5.1. vermelde bevelen, het gebruik van voornoemd stuk grond te doen staken, de ontruiming en het ontruimd houden van voornoemd stuk grond te doen uitvoeren door derden op kosten van [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] van de op de uitvoering te vallen kosten op vertoon van de door die derden ter zake aan de Gemeente verstrekte rekeningen;
5.6. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente gevallen, tot op deze uitspraak begroot op € 268,89 aan verschotten en op € 780,-- aan salaris;
5.7. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.8. Wijst de vordering van [gedaagde] af;
5.9. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente gevallen, tot op deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 3 april 2002.