ECLI:NL:RBUTR:2002:AE0317
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Herstel
- J. van den Eijnden
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van het laten verrichten van arbeid door vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning
Op 19 maart 2002 heeft de economische politierechter van de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het laten verrichten van arbeid door vreemdelingen zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een terechtzitting op 6 maart 2002. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, maar de rechter sprak de verdachte vrij van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren. De rechter achtte echter wel bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit had begaan, zoals vermeld in bijlage III van het vonnis.
De rechter oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De economische politierechter baseerde zijn oordeel op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De verdachte had geen eerdere contacten met justitie, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechter legde een taakstraf op van 53 uren, die kon worden omgezet in 53 dagen hechtenis indien de verdachte de straf niet naar behoren zou verrichten. De rechter benadrukte de ernst van de overtredingen, gezien de wetgeving die bedoeld is om schijnconstructies en uitbuiting van buitenlandse werknemers tegen te gaan. De rechter hield ook rekening met het feit dat de verdachte slechts een bijrol had vervuld in het bewezenverklaarde handelen.
De uitspraak werd gedaan door mr. A. Herstel, bijgestaan door griffier mr. J. van den Eijnden, en werd openbaar uitgesproken op de zitting van 19 maart 2002.