RECHTBANK UTRECHT
Sector Handels- en Familierecht
VONNIS van de voorzieningenrechter
in kort geding in de zaak van:
1. [eiser sub 1] en
2. [eiseres sub 2],
beide wonende te '[woonplaats],
e i s e r s ,
procureur: mr. H.C.E. de Vries,
advocaat : mr. H. Stroeve te '[woonplaats],
1. [gedaagde sub 1],
wonende, althans verblijvende te Utrecht,
procureur: mr. E.Th. Hummels,
2. de overige personen, die verblijven in de onroerende zaak,
staande en gelegen aan de Slachtstraat 11 te Utrecht
(of in een gedeelte daarvan),
wonende, althans verblijvende te Utrecht,
NIET VERSCHENEN,
g e d a a g d e n .
1. Het verloop van het geding
1.1. Eisers hebben gedaagden (in de dagvaarding aangeduid als "de personen, die verblijven in de onroerende zaak, staande en gelegen te (3512 BC) Utrecht aan de Slachtstraat 11 (of in een gedeelte daarvan)") in kort geding doen dagvaarden. Op de dienen-de dag, 8 februari 2002, hebben zij van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. Vervolgens heeft mr. Hummels voornoemd zich procureur gesteld voor gedaagde sub 1, verder te noemen: [gedaagde sub 1].
1.3. Hierop hebben eisers bij monde van hun advocaat hun vordering doen toelichten mede aan de hand van overgelegde pleitnotities en producties.
1.4. [gedaagde sub 1] heeft daarop bij monde van haar procureur verweer doen voeren mede aan de hand van een overgelegde pleitnota.
1.5. Na voortgezet debat, waarbij ook enige inlichtingen zijn verschaft door eiseres sub 2 en [gedaagde sub 1] in persoon, hebben partijen vonnis gevraagd.
2.1. Eisers zijn eigenaren van de onroerende zaak aan de Slachtstraat 11 te Utrecht.
2.2. Op 9 januari 2002 hebben [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 de onder 2.1 bedoelde onroerende zaak, althans een gedeelte daarvan (verder te noemen: het pand) gekraakt.
3. Het geschil en de beoordeling ervan
3.1. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vor-dering wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. Kort weergegeven houdt de vordering in dat gedaagden veroordeeld worden om het pand leeg en ontruimd ter beschikking van eisers te stellen en met alle met daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen.
3.2. Eisers hebben de rechter verzocht om verstek te verlenen tegen gedaagden sub 2, nu zij niet in rechte zijn verschenen.
3.3. Nu gedaagden sub 2 zich ter zitting niet bekend hebben gemaakt, moet geconstateerd worden dat zij niet verschenen zijn. Eisers hebben - met het oog op het achterhalen van de identiteit van gedaagden - aan hen verzocht zich bekend te maken. Nu gedaagden sub 2 aan dit verzoek geen gevolg hebben gegeven en de procureur van [gedaagde sub 1] aan eisers desgevraagd heeft meegedeeld dat het hem niet vrijstond om de identiteit van gedaagden sub 2 kenbaar te maken, is de rechter van oordeel dat eisers er van uit mochten gaan dat gedaagden hun identiteit niet zouden prijsgeven en dat zij aldus voldoende hebben gedaan om de identiteit van gedaagden sub 2 te achterhalen.
Nu ten aanzien van het exploot van dagvaarding de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten en een redelijke termijn in acht genomen zijn, zal het door eisers ten aanzien gedaagden sub 2 gevraagde verstek worden verleend.
3.4. Het verweer van [gedaagde sub 1] komt in het volgende voor zoveel nodig aan de orde.
3.5. Vaststaat dat [gedaagde sub 1] en de overige gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven. De vordering tot ontruiming kan derhalve in beginsel worden toegewezen. Dit is slechts anders, indien eisers onvoldoende (spoedeisend) belang hebben bij hun vordering of onder de omstandigheden van het geval misbruik zouden maken van de hun toekomende bevoegdheid tot ontruiming.
3.6. Van een dergelijke uitzonderingsituatie is in het onderhavige geval geen sprake. Uit de door eisers als productie 4 overgelegde opdrachtbevestiging van Onderhoudsbedrijf Smit wordt immers voldoende aannemelijk dat eisers op het moment dat gedaagden het pand kraakten, voornemens waren om verbouwingen met betrekking tot het pand uit te voeren.
De stelling van [gedaagde sub 1] dat deze opdrachtbevestiging - gezien de daarop aangebrachte stempel "ingekomen post 18 januari 2002" - na de kraak van het pand is opgesteld, kan niet worden aanvaard, nu eisers als productie 7 een brief hebben overgelegd van de Vereniging van Eigenaren van het complex Slachtstraat/Lange Jansstraat - gedateerd 7 januari 2002 - die het bestaan van concrete plannen met betrekking tot het pand vóór de kraak van het pand bevestigt.
3.7. Uit het voorgaande volgt dat eisers voldoende spoedeisend belang hebben bij hun vordering en dat de vordering tot ontruiming dient te worden toegewezen.
3.8. Er zijn wel termen aanwezig om gedaagden een ruimere termijn te gunnen dan gevorderd om het pand te verlaten en te ontruimen.
3.9. Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
4.1. verleent verstek tegen gedaagden sub 2;
4.2. veroordeelt gedaagden om het pand binnen drie dagen na betekening van dit vonnis geheel leeg en ontruimd ter beschikking van eisers te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden;
4.3. machtigt eisers zelf, zo nodig met behulp van de sterke arm van justi-tie en politie, de tenuit-voerlegging van dit vonnis te bewerkstel-ligen, indien gedaagden in gebreke blijven aan het onder 4.2 bepaalde te voldoen;
4.4. bepaalt dat dit vonnis tot één jaar na heden ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in het pand bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
4.5. veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eisers begroot op € 703,-- (zevenhonderdendrie euro) voor salaris van hun procureur en op € 270,56 (tweehonderd zeventig euro en zesenvijftig eurocent), te vermeerderen met de door eisers aan gedaagden op te geven kosten van het plaatsen van de advertentie in het Utrechts Nieuwsblad waarbij gedaagden zijn opgeroepen om voor de zitting van het onderhavige kort geding te verschijnen, inclusief BTW voor verschotten;
4.6. verklaart onderdelen 4.2 tot en met 4.5 van dit vonnis uit-voer-baar bij voorraad;
4.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M.E van der Burg - van Geest en is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2002.
w.g. griffier w.g. rechter