ECLI:NL:RBUTR:2002:AD8235

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
140525/KG ZA 02-38
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.H.B. den Hartog Jager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van collectieve actie door FNV Bondgenoten tegen ANTON SCHLECKER B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 14 januari 2002 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ANTON SCHLECKER B.V. en de vereniging FNV Bondgenoten. Eiseres, ANTON SCHLECKER B.V., vorderde een verbod op het laten plaatsvinden van een staking of enige andere collectieve actie door FNV Bondgenoten, op straffe van een dwangsom. Dit volgde op een eerder vonnis van de kantonrechter te Tiel, waarin werd vastgesteld dat ANTON SCHLECKER B.V. als werkgever moet worden beschouwd onder de bepalingen van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf. FNV Bondgenoten had opgeroepen tot een actie ter ondersteuning van de uitvoering van dit vonnis, wat ANTON SCHLECKER B.V. als onrechtmatig beschouwde.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van ANTON SCHLECKER B.V. afgewezen. De rechter oordeelde dat het pamflet van FNV Bondgenoten niet kan worden opgevat als een oproep tot staking of werkonderbreking, aangezien de woorden die normaal gesproken in een dergelijke oproep worden gebruikt, ontbraken. De rechter erkende echter dat het pamflet wel degelijk een oproep tot collectieve actie bevatte, maar oordeelde dat deze oproep niet onrechtmatig was. De voorzieningenrechter benadrukte dat FNV Bondgenoten het recht heeft om actie te ondernemen ter ondersteuning van haar leden en dat de belangen van de werknemers in dit geval zwaarder wogen dan de belangen van ANTON SCHLECKER B.V.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen onevenredigheid bestond tussen de actie en de belangen van ANTON SCHLECKER B.V. en dat de vordering van ANTON SCHLECKER B.V. om de actie te verbieden, niet kon worden toegewezen. De kosten van de procedure werden aan ANTON SCHLECKER B.V. opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handels- en familierecht
V O N N I S van de
voorzieningenrechter
in het kort geding van
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
ANTON SCHLECKER B.V.,
gevestigd te Haaften,
e i s e r e s,
procureur: mr. A.E. Bos,
- t e g e n -
de vereniging
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Amsterdam,
onder meer kantoorhoudende te Utrecht,
v e r w e e r s t e r,
procureur: mr. R. van der Stege.
Het verloop van het geding
1.1. Partijen zijn vrijwillig verschenen ter terechtzitting van de voorzieningenrechter op 14 januari 2002. Eiseres, hierna ook 'Schlecker' te noemen, heeft ter zitting van eis geconcludeerd overeenkomstig het door haar overgelegde concept van dagvaarding, waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. Schlecker heeft haar vordering toegelicht, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.3. Verweerster, hierna 'FNV' te noemen, heeft daarop verweer gevoerd.
1.4. De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan. De motivering van de uitspraak is eerst later op schrift gesteld.
De vaststaande feiten
2.1. Schlecker, die zich bezighoudt met de verkoop van drogisterijartikelen c.a., heeft ongeveer 270 filialen in Nederland.
2.2. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 3 oktober 2001 heeft de kantonrechter te Tiel op vordering van FNV voor recht verklaard dat Schlecker is te beschouwen als een werkgever in de zin van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen uit de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf over de periode 22 augustus 1996 tot en met 31 maart 2000. De kantonrechter heeft voorts Schlecker veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het vonnis over te gaan tot naleving van de desbetreffende bepalingen met terugwerkende kracht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
ƒ 25.000,- per dag, met ingang van 11 januari 2002. Schlecker is van het vonnis in hoger beroep gegaan.
2.3. Schlecker, die zich op het standpunt stelt dat haar een financiële noodtoestand te wachten staat indien zij (op korte termijn) tot naleving van de CAO dient over te gaan, heeft bij de voorzieningenrechter te Arnhem in kort geding (gedeeltelijke) schorsing van het vonnis van de kantonrechter gevorderd. De mondelinge behandeling van het kort geding vindt plaats op 15 januari 2002.
2.4. FNV heeft in een pamflet d.d. 8 januari 2002, verspreid over de filialen van Schlecker, de volgende oproep gedaan:
"Wij roepen iedereen op om aanwezig te zijn tijdens de zitting. (…)
Laat door jullie aanwezigheid (liefst met spandoeken en andere uitingen) aan zowel Schlecker als aan de rechter blijken hoe belangrijk directe toepassing van het zeer zorgvuldig overwogen vonnis en de CAO voor jullie is en dat opnieuw 2 tot 3 jaar uitstel onaanvaardbaar is.
Probeer zoveel mogelijk je collega's naar Arnhem te krijgen.
Wij rekenen op jullie steun!".
2.5. De advocaat van FNV schrijft aan de advocaat van Schlecker bij brief van 11 januari 2002 onder meer het volgende:
"Voorts begreep ik van mijn zegsvrouwe bij FNV Bondgenoten dat zij van u een sommatie ontving in verband met de in uw visie door haar aangezegde collectieve actie. In dit verband kan ik u mededelen dat van de zijde van FNV Bondgenoten niet opgeroepen werd tot het voeren van collectieve actie en dat een dergelijk voornemen op dit moment ook niet bestaat. Door FNV Bondgenoten werd in geen enkel opzicht opgeroepen tot werkonderbreking of iets dergelijks. (…)"
Het geschil en de beoordeling
3.1. Schlecker vordert FNV te veroordelen geen staking te laten plaatsvinden, noch enige andere collectieve actie voor haar leden tegen Schlecker uit te lokken dan wel te bevorderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 50.000,--
(€ 22.689,01).
3.2. Schlecker voert ter ondersteuning van haar vordering aan dat de oproep in het pamflet tot gevolg zal hebben dat velen van haar werknemers de zitting van de voorzieningenrechter zullen willen bijwonen en dat zij daartoe op ongeoorloofde wijze niet op het werk zullen verschijnen, nu de dienstroosters reeds geruime tijd vaststaan en het niet (meer) mogelijk is werknemers verlof te geven, laat staan op zo korte termijn en massaal. De oproep moet derhalve, aldus Schlecker, worden opgevat als een oproep tot staking dan wel werkonderbreking. Schlecker voert aan dat het gevolg van de oproep derhalve zal zijn dat zij grote schade lijdt, bestaande uit omzetderving en bijkomende financiële consequenties, en dat FNV daarmee jegens haar onrechtmatig handelt. De oproep is, aldus Schlecker, niet gedaan in het kader van onderhandelingen omtrent arbeidsvoorwaarden, maar heeft louter stemmingmakerij en beïnvloeding van de rechter ten doel, welk beoogd gevolg van de collectieve actie niet in redelijke verhouding staat tot de voor Schlecker te verwachten schade.
3.3. FNV voert verweer. Op dat verweer en op hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunten voorts nog hebben aangevoerd zal in het hiernavolgende worden ingegaan.
3.4. FNV heeft in de eerste plaats betoogd dat Schlecker geen belang heeft bij haar vordering om dat voldaan zou zijn aan het petitum, nu zij op 11 januari 2002 Schlecker heeft geschreven dat zij geen collectieve actie beoogt. Dit standpunt wordt verworpen, reeds omdat FNV haar leden van dit standpunt niet in kennis heeft gesteld.
3.5. FNV heeft voorts betoogd dat het pamflet niet een oproep tot staking, werkonder-breking of tot collectieve actie inhoudt, reeds omdat FNV niet heeft beoogd een staking, werkonderbreking of een collectieve actie uit te roepen. Zo zouden er geen bussen voor vervoer zijn geregeld.
De voorzieningenrechter deelt deze opvatting ten dele en meent overigens dat FNV ten onrechte uitgaat van een subjectief criterium. De vraag die hier moet worden beant-woord is of degenen die het pamflet lezen daaruit kunnen afleiden dat wordt opgeroe-pen tot een staking of collectieve actie.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit het pamflet niet worden afgeleid dat FNV een oproep doet tot staking of werkonderbreking. Die woorden worden niet gebruikt, hetgeen toch zeker voor de hand ligt in het geval een staking of werkonder-breking zou worden uitgeroepen. De direct betrokken FNV-leden zullen over het algemeen het pamflet niet als een stakingsoproep aanmerken. Dat er mogelijk enkele misverstanden over de inhoud kunnen ontstaan of dat het pamflet aanleiding zou kunnen geven tot misbruik in de vorm van ongeoorloofd verzuim, maakt het pamflet nog niet tot stakingsoproep.
3.6. Anderzijds houdt het pamflet wel onmiskenbaar een oproep in tot collectieve actie.
Daarmee is nog niet gezegd dat die oproep als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de oproep niet onrechtmatig. Daartoe is het volgende overwogen.
3.7. Hoewel van het recht op collectieve actie in het algemeen gebruik zal worden gemaakt in het kader van onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden (het uitgangspunt van artikel 6 ESH), is dit niet altijd het geval. HR 28 januari 2000 NJ 2000/292 geeft daarvan een recent voorbeeld. In deze andere gevallen zijn dezelfde criteria voor de toetsing van de onrechtmatigheid van toepassing. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden geoordeeld dat zwaarwegende procedureregels zijn veronachtzaamd of dat FNV in redelijkheid niet tot de onderhavige actie had kunnen komen. Het staat FNV vrij actie te ondernemen teneinde haar belang, en dat van haar leden, bij de spoedige uitvoering van het vonnis van de kantonrechter te Tiel kracht bij te zetten. Nu de kantonrechter heeft gesproken is het stadium van onderhandelen voorbij. De omstandigheid dat Schlecker nog rechtsmiddelen ter beschikking staan en zij schorsing van de executie van het vonnis kan vragen, zoals zij thans bij de voorzieningenrechter te Arnhem doet, staat daar niet aan in de weg. Het is aan Schlecker om het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis uit te voeren zoals door de kantonrechter werd bepaald. In dit verband verdient opmerking dat het geding voor de kantonrechter een "collectieve actie" betreft die veel werknemers en ex-werknemers raakt. In dit licht mocht Schlecker dan ook een collectieve actie verwachten bij niet-uitvoering van het vonnis.
Er bestaat geen onevenredigheid tussen de actie en de belangen van Schlecker. De opgelegde dwangsom strekt immers niet ten voordele van deze werknemers (FNV-leden), doch uitsluitend van FNV. Bovendien schaadt het verbeuren van de dwangsom - waarvan kennelijk ook nog onvoldoende aansporing uitgaat - het bedrijf en daarmee indirect de werknemers. Dat Schlecker mogelijk schade lijdt door de actie is inherent aan het voeren van actie. Schlecker heeft de actie zelf over zich afgeroepen door niet te voldoen aan het vonnis van de kantonrechter. De omvang van de actie (maximaal 1 dag) is niet onverantwoord. Het feit dat de actie in een laat stadium is georganiseerd kan niet aan FNV worden tegengeworpen. Het kort geding is eerst begin januari 2002 geëntameerd tegen 15 januari 2002.
Ten slotte levert het feit dat het pamflet niet uitdrukkelijk onderscheid maakt tussen leden en niet-leden van FNV geen argument om de actie als onrechtmatig aan te merken. Bij elke actie georganiseerd door FNV kunnen zich immers niet-leden aansluiten.
3.8. Wel kan aan Schlecker worden toegegeven dat als het doel van de collectieve actie moet worden gezocht in beïnvloeding van de rechter, daarin mogelijk een onrechtmatig trekje kan worden gevonden. Dat FNV zulks beoogt, blijkt overigens niet uit het pamflet. Voor zover het doel van de actie erop is gericht om de voorzieningenrechter te Arnhem te laten blijken hoe belangrijk directe toepassing van het vonnis van de kan-tonrechter en de CAO voor de FNV-leden is, blijkt van enige noodzaak daartoe nauwelijks. Bovendien lijkt het onwaarschijnlijk dat de voorzieningenrechter in Arnhem actievoeren, anders dan in de vorm van aanwezigheid, in de rechtszaal zal toelaten. Anderzijds kan er niet aan worden voorbijgegaan, en dit feit weegt zwaarder, dat de actie mede aangewezen is om Schlecker te laten blijken van het belang van de uitvoering van het vonnis van de kantonrechter te Tiel. En dat licht is het gekozen tijdstip voor de actie en het voeren van actie juist zeer aangewezen en geoorloofd.
3.9. Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd en dat Schlecker in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
4.1. wijst de vordering af;
4.2. veroordeelt eiseres in de kosten van het geding aan de zijde van verweerster gevallen, begroot op €€ 703,00 voor salaris van de procureur en € € 193,00 griffierecht.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2002.