8.:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en/of 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]ten dele toe.
Veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan deze benadeelde partij, wonende te
[woonplaats] ,te betalen €
1.060,-(zegge duizendzestig euro).
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het hiervoor omschreven gedeelte en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan verdachte de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]te betalen
€
1.060,-(zegge
duizendzestig)bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
21 dagen,met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van €
1.060,-ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] ,daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij een bedrag van €
1.060,-te betalen komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien verdachte aan de benadeelde partij een bedrag van €
1.060,-heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van €
1.060,-ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen).
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door:
mrs. J.W.A. Nieuwenhuijsen, J.A. van Steen en M.N. Noorman, bijgestaan door mr. M. Grube als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2002.
AANVULLINGop het onder bovengenoemd parketnummer gewezen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, van bovenver melde datum in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [1974] te [geboorteplaats] .
Deze aanvulling op voormeld vonnis bevat de inhoud van de ter terechtzitting van 11 maart 2002 en 4 april 2002 voorgehouden bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en de redengevende feiten en omstandigheden als bedoeld in art. 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde:
1. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte PL0940/00-630896 d.d. 9 oktober 2000, opgemaakt door [verbalisant 1] , agent van politie regio Utrecht, district Eemland-Zuid (blz. 120 - 124 van het proces-verbaal PL0940/00-001622 van de Politie Regio Utrecht, district Eemland-Zuid/Eem-Zd Rech. zaken),
voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zondag 8 oktober 2000 was ik bij [B] en [slachtoffer 2] op [straat] in [woonplaats] . [slachtoffer 2] , [B] en [C] en ik stonden naast de woonwagen te praten. Er stopte een witte personenauto bij de wagen van [A ] . Er stapten vijf of zes personen uit. Op gegeven moment zie ik een stuk of twaalf mannen aan komen lopen in de richting van ons. Ik zie dat bijna alle personen een honkbalknuppel, een breekijzer, een ander soort knuppel of dergelijke voorwerpen in hun handen hebben. Hierna zie ik dat vier personen bovenop [slachtoffer 2] duiken en dat zij [slachtoffer 2] diverse malen slaan en schoppen. [slachtoffer 2] ligt ondertussen op de grond. Ik zie dat deze vier personen [slachtoffer 2] slaan met de voorwerpen waarmee zij aan kwamen lopen. Vervolgens komt een blanke man op mij aflopen. Ik voel dat deze man mij met kracht vastpakt. Op ditzelfde moment zie ik vanuit mijn ooghoek dat iemand met een breekijzer een slaande beweging maakt in mijn richting. Ik voel dat ik met het breekijzer bovenop mijn hoofd wordt geslagen. Ik zie dat de man met het breekijzer in zijn hand een roodtrainingsjack of trui aanheeft, waarvan op de mouwen witte strepen zitten over de breedte van de mouw. Later zie ik dat er een tekst achterop, wat geschreven is in zwarte letters. Deze man heeft een getinte huidskleur. Ik heb een hersenschudding, een gekneusde schedel en een gat/snee in mijn hoofd van 3 cm. Dit is gehecht.
2. Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor PL0940/00-630896 d.d. 9 oktober 2000, opgemaakt door [verbalisant 1] , agent van politie regio Utrecht, district Eemland-Zuid (blz. 125 van het proces-verbaal PL0940/00-001622 van de Politie Regio Utrecht, district Eemland-Zuid/Eem-Zd Rech. zaken), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik heb net aangifte gedaan. Ik heb toen de politie op het woonwagenkamp was, twee a drie keer de persoon aangewezen welke mij met het breekijzer had geslagen.
3. Een proces-verbaal van verhoor van getuigen, op 8 december 2000 opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [slachtoffer 1] :
De verklaringen die ik bij de politie heb afgelegd kloppen, daar blijf ik bij.
4. Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen PL0940/00-630896 d.d. 9 oktober 2000, opgemaakt door [verbalisant 2] , inspecteur van politie regio Utrecht, district Eemland-Zuid (blz. 37 van het proces-verbaal PL0940/00-001622 van de Politie Regio Utrecht, district Eemland-Zuid/Eem-Zd Rech. zaken),
voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Naar aanleiding van een melding van een plaatsgehad hebbende grote vechtpartij op het woonwagenkamp aan [straat] in [woonplaats] , heb ik samen met andere collega's ter plaatse een onderzoek ingesteld. Hierbij sprak ik, verbalisant, ter plaatse met een man die later bleek te zijn genaamd [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] bleek een bloedende wond aan zijn hoofd tehbben. Hij verklaarde dat die hoofdwond was ontstaan doordat hij een klap met een koevoet op zijn hoofd had gehad van een man in een rood trainingsjack, welke zich nog op het woonwagenkamp zou bevinden. Ik vroeg hem mij de man aan te wijzen. [slachtoffer 1] liep met mij naar buiten en wees mij de man aan die hem de klap had toegebracht. Hierop vroeg ik [slachtoffer 1] nogmaals of de man die hem had geslagen de man was met het trainingsjack met opschrift, waarop hij bevestigend antwoordde. Hierna werd omschreven verdachte, welke later bleek te zijn genaamd [verdachte] op mijn aanwijzing aangehouden.
5. Een geschrift, gedateerd 10 oktober 2000, opgemaakt door dr. [huisarts] , huisarts, (blz. 329 van het proces-verbaal PL0940/00-001622B van de Politie Regio Utrecht, district Eemland-Zuid/Eem-Zd Rech. zaken), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1] :
Uitwendig waargenomen letsel: wond achterhoofd en bloeduitstorting. Bijzondere mededelingen: Enkele dagen later nog flinke hoofdpijn gemeld.
6. Een ambtsedig proces-verbaal PL0940/00-630896 d.d. 13 oktober 2000, opgemaakt door
[verbalisant 1] , agent van politie regio Utrecht, district Eemland-Zuid (blz. 194 - 209 van het proces-verbaal PL0940/00-001622A van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Zuid/Eem-Zd Rech. zaken), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik verbalisant heb een opnameband van de regionale meldkamer Utrecht afgeluisterd alwaar de melding van de vechtpartij op het [straat] op staat:
Telefoongesprek (meldkamer belt naar ... ) [getuige 7] : Ja met [getuige 7]
Mk: [getuige 7] met [verbalisant 3] van de politie meldkamer [getuige 7] heb jij zicht op dat gebeuren in dat kamp?
[getuige 7] : Het is in het midden. Je kan er van allebei de kanten inrijden. Mk: Ja. D'r is ook geschoten he?
[getuige 7] : Ja d'r is eens... Door welke weet ik niet. Ik weet wel dat daar een jongen staat een turks
Mk: Een Turk ja
[getuige 7] : Een jongen met een breek... Een jongen met een rood shirt aan. Mk: Een turk met een rood shirt?
[getuige 7] : Ja, een trainingsjas. Die heeft een koevoet in zijn hand en een stok. Die heb een jongen neergeslagen. Die heb een hoofdwond
7. Als verklaring van [getuige 7] , afgelegd als getuige ter terechtzitting van 11 maart 2002, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op zondag 8 oktober 2000 was ik op het kamp [straat] te [woonplaats] . Ik was in de woning van [D] . Ik heb vanuit de woning waargenomen dat een persoon met een koevoet op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. Het bloed spoot eruit. Ik heb allen de achterkant van deze persoon gezien. Hij had donker haar en een rood met witte trainingsjas aan. Nu u het zegt kan er wel iets achterop die trainingsjas hebben gestaan. Ik ben de " [getuige 7] " welke is gerelateerd op blz. 198 van het proces-verbaal. Ik kan mij de exacte zinnen zoals vermeld in de meldingen op blz. 198 van het proces-verbaal niet meer voor mij halen, maar met een "rood shirt" bedoel ik een rode trainingsjas. Ik heb het dus over één en dezelfde persoon.
8. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte PL0940/00-025864 d.d. 10 oktober 2000, opgemaakt door [verbalisant 1] , agent van politie regio Utrecht, district Eemland-Zuid (blz. 151-155 van het proces-verbaal PL0940/00-001622 van de Politie Regio Utrecht, district Eemland-Zuid/Eem-Zd Rech. zaken), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [slachtoffer 2] , geboortedatum [1975] :
Op zondag 8 oktober 2000 ben ik weer op het woonwagenkamp (de rechtbank begrijpt: woonwagenkamp [straat] te [woonplaats] ) gekomen. Een witte personenauto kwam het
kamp oprijden. Ik zag dat er ongeveer vijf buitenlanders uit deze auto stapten. Ik zag dat iemand een breekijzer in zijn handen had. De persoon met het breekijzer heb ik wel vaker gezien bij de voetbalvereniging [voetbalvereniging] . Ik zag dat hij een rood trainingsjack droeg, met witte strepen op de mouwen. Op gegeven moment kwam [A ] met de groep buitenlanders en zijn zoon [E] aanlopen in de richting van mij. Ik zag dat [A ] voorop liep en dat [A ] niets in zijn handen had. De rest liep achter [A ] aan en zij hadden allemaal een voorwerp in hun handen. De voorwerpen die zij in hun handen hadden waren koevoeten en ijzeren staven. Zij begonnen mij op gegeven moment allemaal tegelijk te slaan, vermoedelijk met de voorwerpen. Gelijk hierna ben ik op de grond gevallen.
9. Als verklaring van [slachtoffer 2] , afgelegd als getuige ter terechtzitting van 11 maart 2002, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op zondag 8 oktober 2000 was ik op het kamp [straat] . Op een gegeven moment zag ik een witte auto het kamp oprijden. Er stapten buitenlandse jongens uit, waaronder [verdachte] . Zij droegen breekijzers onder hun jas. Ik schrok ervan, ik ben naar [F] gelopen om hem te vragen wat er aan de hand was. Ik klopte aan op de wagen en toen ik naar binnen wilde lopen haalde hij gelijk uit met een knuppel. Toen ik over het muurtje heen stapte zag ik [A ] en de buitenlandse jongens aankomen. Voor ik het wist lag ik op de grond. Ik heb niet één op één met [A ] gevochten. Ik was doodsbang; negen man bewapend met een koevoet sprongen op mij.
10. Als verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2002, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben op zondag 8 oktober 2000 op het kamp [straat] te [woonplaats] geweest. Ik was gekleed in een rood trainingsjack met op de rug de tekst " [tekst] ". Ik heb die zondag niet met iemand van kleding gewisseld.
Deze aanvulling is vastgesteld door mr. J.A. van Steen op 12 september 2002
DAGVAARDING VAN VERDACHTE
Sector: […]
Parketnr Volgnr: 16/120428-00
Volgnr: […]
naam: [verdachte]
voornamen: [voornamen]
geboren op: [1974] te [geboorteplaats] wonende te: [woonplaats]
adres: [adres]
Hierbij dagvaard ik u
omals verdachte te verschijnen op
maandag 11 maart 2002, te 11.30uur, ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer in het
arrondissement
Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1,
teneinde terecht te staan terzake van hetgeen hieronder is omschreven.
Ik verwijs naar de mededelingen onder 1,2,5,6,7,8,9 en 10 op de achterzijde van dit blad
Utrecht, 04 februari 2002
De officier van justitie
van bovenbedoeld gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Hij op of omstreeks 08 oktober 2000 te [woonplaats] , althans het arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van net door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (geboren in 1975) van het leven te beroven
met dat opzet die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een breekijzer/koevoet/ijzeren staaf
in elk geval met een hard of zwaar voorwerp, meermalen althans eenmaal op
zijn / hun hoofd(en) en/of diens licha(a)m(en) te slaan
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Hij op of omstreeks 08 oktober 2000 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
Sector : […]
Parketnr: 16/120-428-00
Volgnr: […]
om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (geboren in 1975) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een breekijzer/koevoet/ijzeren staaf, in elk geval met een hard en/of zwaar voorwerp, meermalen althans eenmaal op zijn/hun hoofd(en) en/of diens licha(a)m(en) te slaan,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 08 oktober 2000 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Utrecht, met een ander of anderen,
op of aan de openbare weg, (het woonwagenkamp) [straat] ,
- onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen - openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/af [slachtoffer 2] (geboren in 1975),
welk geweld bestond uit het slaan met een breekijzer/koevoet/ijzeren staaf, in
elk geval met een hard en/of zwaar voorwerp,
waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal
op zijn/hun hoofd(en) en/of zijn/hun licha(a)m(en) heeft geslagen,
en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te weten een gat in het hoofd en/of een hersenschudding en/of kneusing) voor die [slachtoffer 1] en/of enig lichamelijk letsel (te weten een gat/snee in het hoofd en/of een hersenschudding en/of gekneusde ribben) voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht