Uitspraak
RECHTBANK TE UTRECHT
16/028061-01; 16/130039-01 (ttz gev) Datum uitspraak:
06 juni 2002
1.De tenlastelegging
2.De bewijsbeslissing
- verdachte heeft op 31 juli 2001 bij het passeren van coffeeshop " [naam] " aan de [straat] te Utrecht (hierna te noemen de coffeeshop), waarvoor zich op dat moment het latere slachtoffer [slachtoffer] bevond, de tweedeursauto van zijn vriendin [A] bestuurd, terwijl [verdachte] en [B ] achterin zaten;
- zowel verdachte als [medeverdachte] hebben daar toen [slachtoffer] gezien, althans zijn zij door de inzittenden van de auto geattendeerd op [slachtoffer] ;
- de verhouding tussen de beide neven en die [slachtoffer] was door een eerder gewelddadig voorval d.d. 9 januari 2001, op grond waarvan de beide neven wisten dat die [slachtoffer] vuurwapengevaarlijk was, zeer gespannen geraakt. Bovendien zou die [slachtoffer] hen daarna opnieuw met een vuurwapen hebben bedreigd;
- vriendin [A] van [medeverdachte] heeft gezien dat zowel [medeverdachte] als verdachte na het zien van die [slachtoffer] zenuwachtig en gespannen raakten en dat verdachte aan een kennelijk onder zijn T-shirt aanwezig vuurwapen begon te friemelen; zij heeft in dit verband verklaard ervan op de hoogte te zijn dat zowel verdachte als [medeverdachte] de beschikking hadden over een vuurwapen en dat zij deze vuurwapens in de periode voorafgaande aan 31 juli 2001 heeft gezien;
- [medeverdachte] heeft vervolgens op verzoek van verdachte de auto achter de coffeeshop geparkeerd en aan verdachte de mogelijkheid verschaft uit de auto te stappen zodat verdachte zich, zoals door hem was aangekondigd, naar de coffeeshop kon begeven;
- [medeverdachte] heeft voorts zijn vriendin [A] weggestuurd en [B ] , gevraagd bij de auto te blijven wachten, hetgeen deze ook heeft gedaan;
- [medeverdachte] is kort na verdachte naar de coffeeshop gelopen. [medeverdachte] wist dat verdachte van plan was het slachtoffer te confronteren met het feit dat ook zij beiden de beschikking over vuurwapens hadden;
- verdachte heeft vrijwel onmiddellijk na binnenkomst in de coffeeshop meermalen gericht geschoten op [slachtoffer] en [medeverdachte] heeft -kort na verdachte de coffeeshop binnenkomende- zelf dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gehanteerd op een zodanige wijze dat hij door zowel de in de coffeeshop aanwezige [getuige] als door de portier als de tweede schutter is beschouwd; dat nadien na onderzoek niet is komen vast te staan dat uit het door [medeverdachte] gehanteerde wapen daadwerkelijk projectielen zijn afgevuurd doet hieraan niet af;
- de beide neven hebben na het vuurwapengeweld samen de coffeeshop verlaten door weg te rennen, hebben zich gezamenlijk in de door hen geparkeerde auto door de op hen wachtende [B ] naar een schuiladres laten vervoeren en zijn vervolgens samen maandenlang ondergedoken in [plaats] ;
- na het vuurwapengeweld van 31 juli 2001 hebben beiden wederom vuurwapens voorhanden gehouden met daarbij behorende munitie, zoals blijkt uit de doorzoeking op 26 oktober 2001.
3.De strafbaarheid van de feiten
4.De strafbaarheid van de verdachte
5.Motivering van de op te leggen sancties
[getuige]heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade ten bedrage van € 1.818,- ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer]heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade en materiële schade ten bedrage
van €5.477,14ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
(€ 2.000,-)is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
(€119,14)staan niet in rechtstreeks verband met de uitvaartkosten zodat dit onderdeel van de vordering zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
van € 500,-voor toewijzing vatbaar. Voor het
overige (€ 407,56)zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
€ 2.950,44.De vordering zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen.
6.De toepasselijke wettelijke voorschriften
7.DE BESLISSING:
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 12 (twaalf) JAREN.
[getuige]niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer]ten dele toe.
(€ 2.526,70)en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer]ten dele toe.
gedeelte (€ 2.526,70)en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.