2.6 De Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: de Inspectie) heeft, naar aanleiding van enkele meldingen betreffende het functioneren van eiser als tandarts, op vrijdag
6 augustus 1999 een inspectiebezoek gebracht aan de praktijk van eiser op het adres […] […] te D. In aansluiting daarop is eiser uitgenodigd voor een gesprek op
9 augustus 1999 om 11.00 uur ten kantore van de Inspectie te Arnhem. Nadat eiser niet op het gesprek was verschenen, is diezelfde dag door de Inspectie een brief verzonden waarin eiser is meegedeeld dat de Inspecteur voor de Gezondheidszorg (hierna: de Inspecteur) voornemens is eiser krachtens artikel 87a van de Wet BIG een bevel te geven omdat eiser naar het oordeel van de Inspecteur op dat moment niet is staat was tot het verlenen van tandartsenzorg. Voorafgaand aan het uitspreken van een dergelijk bevel werd een nieuw bezoek aan de praktijk van eiser aangekondigd, dat zou plaatsvinden op 10 augustus 1999. Op basis van het praktijkbezoek van 10 augustus 1999 is de Inspectie tot de conclusie gekomen dat de situatie in die praktijk zodanig chaotisch was dat een verantwoorde infectiepreventie niet mogelijk is, waardoor patiënten onnodig grote risico’s lopen. Ingrijpende veranderingen in de praktijkvoering werden per direct noodzakelijk geacht.
Bij brief van 11 augustus 1999 is eiser opnieuw uitgenodigd voor een gesprek, en wel op 16 augustus 1999 om 10.00 ten kantore van de Inspectie te Arnhem. In verband met ziekte van eiser op laatstgenoemde datum, heeft het gesprek plaatsgevonden op
20 augustus 1999. In een brief van 20 augustus 1999 van de Inspecteur is een voorstel geconcipieerd waarbij eiser op basis van vrijwilligheid de infectiepreventie van zijn praktijk op korte termijn op orde kan brengen, welk voorstel door eiser uiterlijk
23 augustus 1999 ondertekend diende te worden voor akkoordverklaring.
Omdat een akkoordverklaring van eiser uitbleef, heeft de Inspecteur bij besluit van
24 augustus 1999 op grond van artikel 87a van de Wet BIG aan eiser het bevel gegeven om met ingang van 24 augustus 1999 de praktijkvoering als tandarts te staken en gestaakt te houden. Bij brief van 25 augustus 1999 is de door eiser ondertekende akkoordverklaring aan de Inspecteur toegezonden, naar aanleiding waarvan de Inspecteur bij brief van 26 augustus 1999 heeft laten weten bereid te zijn het besluit van 24 augustus 1999 als niet geschreven te beschouwen
Het door eiser voor akkoord getekende voorstel van augustus 1999 hield onder meer in dat:
- de praktijk vanaf vrijdag 3 september 1999 voor tenminste drie aaneengesloten weken gesloten zou zijn;
- de Inspecteur uiterlijk 3 september 1999 een concreet plan van aanpak en het resultaat van ingewonnen extern advies, schriftelijk vastgelegd, van eiser zou ontvangen;
- de Inspectie, voordat eiser de praktijk zou hervatten, een bezoek zou brengen om zich op de hoogte te stellen of sprake was van een verantwoord niveau van infectiepreventie, waarbij de visie van de externe adviseur betrokken zou worden.
Uit een - mede naar aanleiding van een nieuwe melding - op 20 september 1999 gehouden inspectiebezoek is naar voren gekomen dat eiser zich niet heeft gehouden aan het door hem voor akkoord getekende voorstel, en zijn praktijk heeft voortgezet.
Bij besluit van 22 september 1999 is aan eiser het bevel gegeven om met ingang van
22 september 1999 de praktijkvoering als tandarts te staken en gestaakt te houden.Bij brief van 24 september 1999 heeft W.R. Moorer (hierna: Moorer), microbioloog/hygienist bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), aan de Inspecteur verslag gedaan van zijn bevindingen aan de hand van een bezoek aan de praktijk van eiser op 9 september 1999. In die brief is door Moorer onder meer aangegeven dat hij eiser heeft voorgehouden dat de Inspectie niet anders kon doen dan ernstige kritiek te uiten en verbetering te eisen.
Bij brief van 3 november 1999 is namens eiser bezwaar aangetekend tegen het besluit van 22 september 1999.
Uit een op 15 november 1999 en op 7 december 1999 gehouden inspectiebezoek aan de praktijk van eiser is naar voren gekomen dat eiser toch patiënten is blijven behandelen. Uit een op 17 december 1999 gehouden inspectiebezoek is gebleken dat de praktijk van eiser (nog) niet voldeed aan de eisen, zoals verwoord in het besluit van 22 september 1999.
Bij besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 januari 2000 is eiser gelast aan het op 22 september 1999 afgegeven bevel met onmiddellijke ingang te voldoen op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 800,-- per dag met een maximum van f. 30.000,--.
Bij het hier bestreden besluit van 16 mei 2000 zijn de bezwaren van eiser tegen het besluit van 22 september 1999 ongegrond verklaard.