ECLI:NL:RBUTR:2001:AD4713
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.W. Koksma
- P. Dondorp
- W.B. de Jong
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van moord, maar veroordeling voor medeplegen van doodslag na gewelddadige overval op slachtoffers
Op 19 oktober 2001 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de gewelddadige dood van twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte in de nacht van 3 februari 2001, na een ruzie te hebben bijgelegd, naar het huis van de vader van de medeverdachte zijn gegaan. Gewapend met een knuppel hebben zij de slachtoffers in hun slaap overvallen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan de daad hadden besproken dat de slachtoffers 'moesten boeten', niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij met voorbedachte raad handelden. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, moord, maar werd wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van medeplegen van doodslag, meermalen gepleegd.
De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachte, gedreven door woede en verontwaardiging over het verleden van de medeverdachte, de fatale daad hebben gepleegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er sprake was van een persoonlijkheidsstoornis, maar dat dit niet leidde tot een vermindering van de strafbaarheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en moest een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij.
De rechtbank benadrukte dat het bewezenverklaarde feit de samenleving in ernstige mate had geschokt en gevoelens van onrust en onveiligheid had veroorzaakt, vooral in de Veenendaalse gemeenschap. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank de ernst van de gepleegde feiten vooropstelde.