ECLI:NL:RBUTR:2001:AC2386

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/029523-01
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Utrecht inzake medeplegen van afpersing en poging doodslag

Op 24 augustus 2001 heeft de Rechtbank Utrecht een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewelddadige beroving in het Holland Casino te Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een plan hadden opgevat om twee bezoekers van het casino te achtervolgen en hen van hun gewonnen geld te beroven. Na de beroving werden de slachtoffers onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen om naar Utrecht te rijden. Tijdens deze rit werden de slachtoffers herhaaldelijk bedreigd met het vuurwapen, wat leidde tot een levensgevaarlijke situatie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en afpersing, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan poging doodslag, omdat hij samen met zijn medeverdachte meerdere keren op de slachtoffers heeft geschoten terwijl zij probeerden te ontsnappen.

De rechtbank heeft het verweer van de verdachte, dat hij onder psychische druk stond van zijn medeverdachte, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers ernstige angst en onveiligheid hebben ervaren door de daden van de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaren opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 24 augustus 2001.

Uitspraak

Parketnummer : 16/029523-01
Datum uitspraak: 24 augustus 2001
Tegenspraak Verkort vonnis
Raadsman: mr. S.J. Daniëls
G/T: Nee
V O N N I S
van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2001.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
2. De bewijsbeslissing
2.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
3. De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde:
De voortgezette handeling van:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
en
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde:
Medeplegen van poging doodslag.
4. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten heeft de raadsman een beroep gedaan op psychische overmacht, nu de tenlastegelegde feiten een gevolg zijn van de omstandigheid dat verdachte onder een constante dwang zou hebben gestaan van zijn medeverdachte, hetgeen in combinatie met zijn psyche maakte dat in redelijkheid van verdachte niet gevergd kon worden dat hij de feiten naliet.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is zeer nadrukkelijk niet aannemelijk geworden dat de ten laste gelegde feiten het onmiddellijke gevolg zijn van een van buiten komende drang waaraan verdachte geen weerstand kon bieden en er voor verdachte geen ander alternatief was.
Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
5. Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- Verdachte en zijn medeverdachte hebben in het Holland Casino in Eindhoven het gezamelijke plan opgevat om twee bezoekers van voornoemd casino te achtervolgen en van hun gewonnen geld te beroven. Verdachte en zijn medeverdachte hebben de twee slachtoffers in de auto richting Amsterdam achtervolgd. Vervolgens is in Amsterdam-Buitenveldert de medeverdachte achterin de auto van de twee slachtoffers gaan zitten. De slachtoffers werden onder bedreiging van een pistool gesommeerd naar Utrecht te rijden. Tijdens deze rit werd ook regelmatig het pistool in de nek en tegen de slaap van één van de slachtoffers gezet. Tevens zijn de slachtoffers gedwongen tot afgifte van het geld en een telefoon. Daarna werd verdachte door zijn medeverdachte gewenkt. Verdachte is voor de auto van de slachtoffers gaan rijden. Daarna zijn de slachtoffers gedwongen achter die auto aan te rijden. Tijdens deze lange rit over de snelweg zijn de slachtoffers door zijn medeverdachte meerdere malen bedreigd met het vuurwapen. Nadat de verdachte en zijn medeverdachte de slachtoffers hadden gedwongen te stoppen op de parkeerplaats te Vinkeveen zijn de slachtoffers, op een moment van onoplettendheid van verdachten, in hun auto hard weggereden.
- Verdachte heeft daarna samen met zijn medeverdachte een poging gedaan om de twee slachtoffers om het leven te brengen met een vuurwapen door meermalen gericht op de slachtoffers in de wegrijdende auto te schieten. Het is aan omstandigheden buiten de verdachte en zijn medeverdachte te danken dat de twee slachtoffers deze schietpartij hebben overleefd.
- De verdachte en zijn medeverdachte hebben door het voorhanden hebben van een zwaar vuurwapen met de daarbij behorende munitie en door deze te gebruiken op het moment dat de slachtoffers probeerden te vluchten, een levensgevaarlijke situatie met betrekking tot de slachtoffers veroorzaakt.
- Verdachte en zijn medeverdachte hebben door deze feiten ernstige gevoelens van angst bij de slachtoffers veroorzaakt. Het is van algemene bekendheid dat een dergelijk misdrijf nog geruime tijd gevoelens van angst, onveiligheid en psychische problemen bij de slachtoffers en de direct betrokkenen kan veroorzaken. De slachtoffers hebben dat in hun verklaringen ook aangeven.
- De samenleving is door deze feiten in zeer ernstige mate geschokt. De bewezenverklaarde feiten hebben - niet in het minst vanwege de bekendheid van de persoon van één van de slachtoffers - gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeggebracht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 11 mei 2001, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- een psychologisch rapport betreffende de verdachte, d.d. 17 juli 2001, opgemaakt door drs. A.D. Wallace, klinisch en forensisch psycholoog.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 6 augustus 2001, opgemaakt door H.M.G. Siemeling, reclasseringswerkerster.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie geëiste straf ontoereikend is, aangezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de misdrijven zijn begaan een hogere dan de geëiste straf rechtvaardigen. Daarbij neemt de rechtbank met name in ogenschouw dat de slachtoffers lange tijd zijn blootgesteld aan een levensbedreigende situatie en al die tijd ook in doodsangst hebben gezeten, er meermalen op de auto is geschoten en - gezien de plaatsen van inslag van de kogels - in de auto van zeer groot geluk mag worden gesproken dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
6. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 56, 57, 282, 287, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
7. DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 8 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door: mrs. R.H.M. Jansen, E.F. Bueno en T.Dijkhuis-Pavicevic, bijgestaan door mr. A.M. Lobregt als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 augustus 2001.