ECLI:NL:RBUTR:2001:AB1790
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.J.G. Lameijer
- W. van der Berg
- E.J.M. Walstock-Krens
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de rechtbank Utrecht inzake valsheid in geschrift en oplichting door een advocaat
Op 23 mei 2001 heeft de rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte, een advocaat, had een vals arbeidscontract laten opmaken voor een cliënt, waarmee deze een verblijfsvergunning bij de vreemdelingendienst had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de veronderstelling dat de verdachte opzettelijk had gehandeld om de indruk te wekken dat hij betrokken was bij een criminele organisatie. De raadsman van de verdachte had aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege onregelmatigheden in het vooronderzoek, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, die voorwaardelijk werd uitgesproken, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke delicten was veroordeeld. De rechtbank besloot dat de verdachte niet uit zijn beroep als advocaat ontzet zou worden, maar dat er tuchtrechtelijke maatregelen zouden volgen.