ECLI:NL:RBUTR:2001:AB1226

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/028573-00
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontucht en moord op vijfjarig meisje Yasmina

Op 23 april 2001 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht en moord op het vijfjarige meisje Yasmina. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek tijdens de terechtzittingen op 29 januari en 9 april 2001. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar werd schuldig bevonden aan de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend bewezen had dat hij Yasmina ontuchtig had betast en haar vervolgens op gewelddadige wijze had mishandeld, wat leidde tot haar dood. De verdachte had Yasmina in zijn huis toegelaten en na de ontuchtige handelingen, toen zij aangaf naar huis te willen, volgden er ernstige geweldshandelingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op verschillende momenten gelegenheid had om zijn handelen te heroverwegen, maar dit niet deed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, volledig toerekeningsvatbaar was voor zijn daden. De rechtbank legde een jeugddetentie van één jaar op, alsook een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de vader van Yasmina. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden en de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 16/028573-00
Datum uitspraak : 23 april 2001
Tegenspraak Verkort vonnis
Raadsman: mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Breukelen
G/T: J
V O N N I S
van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 januari 2001 en 9 april 2001.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten ter terechtzitting toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën respectievelijk als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
2. De bewijsbeslissing
2.1 Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
2.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank bovendien het volgende overwogen.
Hoewel de rechtbank gelet op het behandelde ter terechtzitting er niet van overtuigd is dat verdachte volledig inzicht heeft verschaft in het gebeuren met Yasmina op 27 september 2000, heeft verdachte in ieder geval toegegeven dat hij bij de vijfjarige Yasmina op zijn eigen slaapkamer op de eerste verdieping ontuchtig over haar blote buik heeft gewreven en haar kruis heeft betast. Verdachte heeft nadrukkelijk aangegeven dat hij dit betasten achteraf als ontoelaatbaar en beschamend heeft ervaren. Yasmina heeft hem ook aangegeven dat het niet mocht ("haram, haram").
Enige tijd later - verdachte was toen met Yasmina op de tweede verdieping - toen zij op stond en naar huis wilde gaan, heeft verdachte haar naar achteren getrokken en heeft hij haar diverse malen hard in haar gezicht geslagen. Toen ze weg wilde lopen, heeft hij haar als het ware de zolderkamer ingeslagen. Ook heeft hij haar mond en neus dichtgedrukt. Verdachte heeft verklaard dat hij met dit alles wilde voorkomen dat Yasmina aan haar broers zou gaan vertellen dat hij haar ontuchtig had betast. Ook heeft hij verteld dat het na de eerste klap al te laat was om zijn geweldshandelingen nog te stoppen. Hij is doorgegaan met het slaan tot ze op de grond viel. Toen ze wilde opstaan, heeft hij haar meerdere malen hard in haar gezicht getrapt. Ook daarmede wilde hij naar eigen zeggen bereiken dat ze niets aan haar broers zou gaan vertellen. Hij zag toen ook bloed bij haar hoofd. Verdachte heeft haar toen bij haar hoofd gepakt en heeft haar met haar voorhoofd op de grond geslagen. Toen Yasmina probeerde op te staan, heeft hij haar uiteindelijk met een kraspen aan de rechterzijde in haar nek gestoken.
Toen Yasmina vervolgens door de handelingen van verdachte slap op de grond bleef liggen, heeft verdachte haar in vuilniszakken verpakt. Hij wist naar eigen zeggen op dat moment niet of Yasmina dood was en heeft dat ook niet gecontroleerd. Nadat verdachte haar met haar hoofd naar beneden in een kliko had gegooid en het deksel van de kliko had dichtgedaan, hoorde hij kort daarna nog geluiden uit de kliko komen, en veronderstelde hij op dat moment dat Yasmina nog leefde. Hij heeft verklaard dat hij op dat moment bang was dat ze zou gaan gillen. Na een uur is verdachte wederom gaan luisteren en hoorde hij hetzelfde geluid, maar toen langzamer. Ondanks deze constateringen heeft verdachte tot tweemaal toe niets ondernomen om het slachtoffer uit haar zeer benarde positie te bevrijden. Uit het sectierapport volgt dat er geen directe oorzaak voor het intreden van de dood aangewezen kon worden, doch dat de bevindingen verenigbaar zijn (doch niet bewijzend) voor verstikking als oorzaak van het intreden van de dood van Yasmina.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat verdachte, nadat hij Yasmina ontuchtig had betast en zich naar eigen zeggen ervan bewust was dat hij te ver was gegaan, op verschillende momenten gelegenheid heeft gehad om zich te beraden op zijn verdere handelen en de gevolgen daarvan.
Van dergelijke momenten was in ieder geval sprake in de periode dat verdachte een ijsje voor het slachtoffer ging zoeken, in de periode dat het slachtoffer bezig was met het eten van het ijsje op de zolderkamer en toen verdachte vervolgens naar beneden ging om de computer uit te zetten.
Uit de door verdachte afgelegde verklaringen moet worden afgeleid dat verdachte die tijd ook daadwerkelijk heeft benut en voor zichzelf heeft besloten dat Yasmina niet de gelegenheid moest krijgen haar verhaal aan haar broers te vertellen en derhalve moest verdwijnen. Uit de hiervoor omschreven feitelijke handelingen en de verklaringen van verdachte volgt hoe verdachte hier concreet invulling aan heeft gegeven in de vorm van escalerend geweld en haar vervolgens op berekenende wijze in een machteloze en verzwakte toestand in een zodanige situatie heeft gebracht dat zij tengevolge daarvan is overleden.
Uit het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte heeft gehandeld ten gevolge van enig tevoren genomen besluit, waarbij hij zich rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
Dat er bij verdachte bij het uitvoeren van zijn handelingen niet steeds sprake was van kalmte en dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij zichzelf als het ware de gewelddadige handelingen heeft zien plegen, doet aan het voorgaande niet af.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
3. De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
moord.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
4. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
5. Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- Verdachte heeft zijn 5-jarig buurmeisje Yasmina, tegen haar zin, ontuchtig betast, nadat zij door verdachte in zijn huis was binnengelaten. Toen Yasmina vervolgens duidelijk aangaf dat zij naar huis wilde, heeft hij de hierboven vermelde geweldshandelingen uitgevoerd, waarna zij slap op de grond is blijven liggen. Verdachte heeft Yasmina toen in vuilniszakken verpakt. Vervolgens heeft verdachte Yasmina, aldus verpakt, met het hoofd omlaag, in de kliko gegooid. Tot driemaal toe is verdachte in de loop van de avond bij de kliko gaan luisteren of hij geluid hoorde. Tweemaal hoorde hij Yasmina geluiden met haar keel maken, waaruit verdachte concludeerde dat zij op die momenten nog in leven was. Ondanks deze constateringen heeft verdachte op geen enkele wijze hulp geboden of gezocht, maar heeft haar ondersteboven in de kliko in machteloze toestand achtergelaten. Toen hij voor de derde keer ging luisteren hoorde hij niets meer, waaruit hij concludeerde dat zij niet meer leefde.
- Nadat verdachte voor de tweede maal bij de kliko had geluisterd, en nog geluiden had gehoord, kwam de vader van Yasmina aan de deur om te vragen of Yasmina bij verdachte was. Verdachte heeft dit ontkend en is vervolgens met buurtgenoten naar Yasmina gaan zoeken. Terwijl de ouders van Yasmina na haar vermissing nog steeds in onzekerheid over haar lot verkeerden, heeft verdachte zijn daden voor zich gehouden.
- Door op deze manier te handelen heeft hij de ouders van Yasmina lange tijd in nodeloze onzekerheid gelaten omtrent het lot van hun kind en de vindplaats van haar stoffelijk overschot.
- De omvang van het leed dat verdachte Yasmina heeft aangedaan is moeilijk in te schatten bij gebrek aan wetenschap omtrent de volledige toedracht van de feiten en de omstandigheden waaronder zich een en ander heeft afgespeeld, maar de doodsangst die dit kleine meisje gehad moet hebben staat vast. Ook staat vast dat verdachte door zijn handelen de directe familie en buurtgenoten van het slachtoffer ernstig leed heeft toegebracht. De onzekerheid die de nabestaanden hebben omtrent hetgeen zich in de laatste uren van Yasmina precies heeft afgespeeld, blijft voortduren en maakt het voor de nabestaanden moeilijker om haar dood te verwerken.
- Verdachte heeft door de bewezenverklaarde feiten grote maatschappelijke onrust alsmede gevoelens van woede, onveiligheid, en onmacht in de samenleving veroorzaakt, niet in het minst doordat een klein meisje, verpakt in vuilniszakken, uiteindelijk op een vuilnishoop is aangetroffen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de jeugdige leeftijd van verdachte;
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 19 oktober 2000, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder veroordeeld is;
- een basisonderzoek strafzaken betreffende de verdachte van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht, d.d. 19 oktober 2000, opgemaakt door J. Vianen, raadsonderzoeker strafzaken;
- briefrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht, d.d. 25 oktober 2000, d.d. 28 december 2000, d.d. 23 januari 2001, d.d. 23 januari 2001, opgemaakt door J. Vianen, raadsonderzoeker strafzaken;
- een rapportage vervolgonderzoek betreffende verdachte van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht, d.d. 28 maart 2001, opgemaakt door J. Vianen, raadsonderzoeker strafzaken;
- een rapport van het persoonlijkheidsonderzoek betreffende verdachte van instelling X d.d. 22 februari 2001, ondertekend door drs. A.L.H. van Rijkom, plaatsvervangend directeur/hoofd behandeling/klinisch psycholoog, dr. L. de Graaf, psychiater en drs. M.T.P.F. Claes, psycholoog, inhoudende onder meer -zakelijk weergegeven- naar aanleiding van gestelde vragen:
p.13 " Wat is de persoonlijkheidsstructuur van verdachte ?
Verdachte is een jongen die een beleefde indruk maakt en oppervlakkig gezien goed contact kan leggen en onderhouden met zowel leeftijdgenoten als volwassenen[...]
Wanneer hij gefrustreerd raakt, zich machteloos voelt of gekrenkt wordt door mensen met wie hij goede banden ervaart, lijkt hij zich hier geen raad mee te weten en uit hij dit, na zich eerst langere tijd beheerst te hebben, in boosheid[...]
Herhaalde krenkingen kunnen na een aanvankelijke (over)aanpassing op een gegeven moment leiden tot een agressieve uitbarsting[...]
Op welke wijze speelt de persoonlijkheid van verdachte een rol bij het plegen van de feiten waarvan hij wordt verdacht ?
In het geval van verdachte gaat het om twee goed te onderscheiden feiten. Ten eerste het onzedelijk betasten[...] Het komt de onderzoekers het meest waarschijnlijk voor dat verdachtes gedrag primair gezien dient te worden als een uiting van de behoefte aan macht, maar daarnaast tegelijk als leeftijdsadequaat experimenteergedrag[...]
Het herhaaldelijk krenken van zijn eigenwaarde door het slachtoffer heeft ertoe geleid dat verdachte in een gestuwde agressieve toestand verkeerde, die zich in eerste instantie uitte in het onzedelijk betasten.
Ten tweede het ernstig mishandelen van hetzelfde vijfjarige buurmeisje, leidend tot haar dood. Nadat hij haar betast had en zij enige tijd later aangaf naar huis te willen gaan, moet hij zich bewust zijn geworden van het gevaar dat hij hiermee zou kunnen lopen. Dit heeft bij hem tot angst en paniek, maar gaande het proces, vooral grote (narcistische) woede geleid. Doordat zij de betasting zou kunnen door vertellen, was zij voor verdachtes gevoel hem nog eens de baas, en hij van haar afhankelijk. Deze woede valt te verklaren als een narcistische woede, omdat hij zich al herhaaldelijk gekrenkt heeft gevoeld door Yasmina en dit zijn gevoel van eigenwaarde te zeer aantastte[...]
Is er - of was er tijdens het plegen van de feiten sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid ?
Wat betreft het betasten van het slachtoffer kan gesteld worden dat verdachte, na het ondergaan van een reeks, door hem als krenkingen en irritaties ervaren gedragingen van Yasmina, handelde vanuit woede en een onweerstaanbare behoefte zich te laten gelden. In die zin kan het betasten van het slachtoffer hem licht verminderd worden toegerekend.
p.14 Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de agressiehuishouding. Verdachte heeft tijdens de mishandeling uit narcistische woede gehandeld, hij geeft zelf aan geen rem op zijn gedrag te hebben kunnen zetten, hetgeen heeft geleid tot een zeer ernstige impulsdoorbraak. Hij heeft gehandeld in een gedepersonaliseerde toestand. Verder is uit andere incidenten bekend dat als verdachte heeft toegegeven aan zijn agressieve impuls, hij niet in staat is dat op eigen kracht weer te stoppen. Bovenstaande maakt hem verminderd toerekeningsvatbaar.
Zijn er mogelijkheden om tot verandering van het gedrag van verdachte te
komen ?
Verdachte zal het meest gebaat zijn bij een langdurige behandeling binnen een leefgroep. Zowel voor zijn eigen veiligheid (gevaar van suïcide) als die van anderen is het van belang deze te doen plaatsvinden binnen een gesloten setting. Hier krijg hij gelegenheid langdurige relaties met mensen op te bouwen door wie hij onder meer krenkingen zal ondergaan[...]
p.12 De kans op recidive wordt door ons als verhoogd ingeschat, omdat bij verdachte op momenten van cumulatieve narcistische krenking afweer van zijn woede steeds meer onder druk komt te staan, omdat hij zijn woede niet weet te uiten. Het kan dan komen tot een extreme impulsdoorbraak[...]
p.17 Advies
Geadviseerd wordt verdachte een PIJ-maatregel op te leggen. Een intensieve behandeling in een gesloten setting wordt geadviseerd. Binnen een leefgroep dient verdachte zowel gedragsmatig als cognitief behandeld te worden in het omgaan met krenkingen."
- de verklaring ter terechtzitting van 9 april 2001 van de heer De Graaf inhoudende
- zakelijk weergegeven - dat de gedepersonaliseerde toestand van verdachte heeft bestaan gedurende de periode dat hij zelf heeft aangegeven buiten zichzelf te zijn getreden, te weten: het moment waarop hij de eerste klappen aan Yasmina heeft uitgedeeld tot het moment dat hij de kraspen uit haar hals heeft getrokken en dat verdachte vanaf dat laatstgenoemde moment volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank is mede op grond van het bovenstaande tot het oordeel gekomen dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten op momenten licht verminderd -, verminderd - of volledig toerekeningsvatbaar was.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één jaar passend en geboden. Deze straf is de maximale straf die de wet aan een minderjarige beneden de leeftijd van zestien jaren toelaat. Voorts zal de rechtbank, nu de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en -gelet op de uitkomst van het persoonlijkheidsonderzoek- de veiligheid van anderen het opleggen van na te melden maatregel eist en na te melden maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte, de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen aan verdachte opleggen. De rechtbank is van oordeel dat het niet wenselijk is dat de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie én de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in dezelfde inrichting plaatsvinden. De rechtbank adviseert de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie te laten plaatsvinden in instelling X, alwaar verdachte gedurende de voorlopige hechtenis heeft verbleven. Op grond van het vervolgonderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank verdachte aansluitend in het kader van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te plaatsen in instelling Y, omdat in deze inrichting een gecombineerde behandeling van verdachte gericht op gedrag en cognitie mogelijk is.
De vordering van de benadeelde partij
De gemachtigde mr. J.J. Weldam van de benadeelde partij M.H., vader van Yasmina, heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 6:108 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek, opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten bedrage van ¦ 12.004,20.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kosten van rouwbezoek in Nederland en kosten van verblijf en bezoek in Marokko is niet van eenvoudige aard. De rechtbank acht het echter redelijk en billijk terzake vergoeding van voornoemde schade een bedrag van ¦ 8.000,-- als voorschot toe te wijzen. Voor het overige deel van dit gedeelte van de vordering bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten de kosten van een vliegticket naar Marokko voor het bijwonen van de begrafenis van het slachtoffer, van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde, derhalve door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van ¦ 654,20, terzake van een extra vliegticket, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
6. De toepasselijke wettelijke voorschriften
Behoudens op de reeds aangehaalde artikelen zijn de op te leggen straf en maatregel gegrond op de artikelen 77a, 77i, 77s, 77gg, 247, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
7. DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de tijd van 1 (ÉÉN) JAAR.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Adviseert dat de jeugddetentie zal worden ondergaan in instelling X.
Legt aan verdachte op de MAATREGEL VAN PLAATSING IN EEN INRICHTING VOOR JEUGDIGEN.
Adviseert dat de maatregel zal worden ondergaan in instelling Y.
Wijst de vordering van M. H. ten dele toe.
Veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan deze M. H., wonende te Utrecht, te betalen
¦ 8.654,20 (zegge achtduizendzeshonderdvierenvijftig gulden en twintig cent).
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige gedeelte van de vordering. Bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.A. Nieuwenhuijsen, kinderrechter-plaatsvervanger en mrs. R.H.M. Jansen en H.A. Gerritse, bijgestaan door mr. A.P.F.M. van der Loo als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2001.