ECLI:NL:RBUTR:2001:AB0811

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
128495 KG ZA 01/335
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake staking door vakbond VVMC en belangen van reizigers

In deze zaak, gewezen door mr. H.N. Brouwer, president van de Rechtbank Utrecht, betreft het een kort geding dat op 31 maart 2001 is behandeld. De eisers, bestaande uit de Consumentenbond en andere verenigingen, hebben een vordering ingesteld tegen de vakvereniging VVMC, NS Reizigers en NS Reizigerscollectief. De eisers stellen dat de aangekondigde staking door VVMC onrechtmatig is, omdat deze te kort van tevoren is aangekondigd en niet als uiterste middel is gebruikt. De president heeft geoordeeld dat VVMC voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij de staking en dat deze tijdig is aangekondigd. De president heeft de vorderingen van de Consumentenbond c.s. tegen VVMC en NS Reizigers afgewezen, omdat de staking als rechtmatige uitoefening van het stakingsrecht moet worden geduld. De president heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van de Consumentenbond c.s. om NS Reizigers te verplichten tot informatievoorziening en vervangend vervoer niet toewijsbaar zijn, omdat NS Reizigers in het verleden adequaat heeft geïnformeerd en de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd. De kosten van het geding zijn voor de Consumentenbond c.s. en de president heeft bepaald dat NS Reizigerscollectief de eigen kosten draagt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

K.G. nummer 128495 KG ZA 01/335 31 maart 2001
Vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht in het kort geding van:
de verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid
1. CONSUMENTENBOND,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. VERENIGING REIZIGERS OPENBAAR
VERVOER,
gevestigd te Amersfoort,
3. KONINKLIJKE NEDERLANDSE
TOERISTENBOND ANWB,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseressen,
procureur: mr. M. Nuyten,
advocaten: mrs. C. van Oosten en E.C. van Lent te Leiden,
- tegen -
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VAKVERENIGING VOOR MACHINISTEN EN CONDUCTEURS DER N.V. NEDERLANDSE SPOORWEGEN,
statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Tilburg,
advocaten: mrs. T.J.A. Iding en J.H.C. Vissers te Kerkrade,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS REIZIGERS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
advocaat: mr. R.A.A. Duk te 's-Gravenhage,
verweersters,
- en tegen -
de vereniging
NS REIZIGERSCOLLECTIEF,
gevestigd te Amsterdam,
gevoegde partij aan de zijde van verweerster sub 1,
procureur: mr. R.F. Ruers,
advocaat: mr. W.G. Fischer te Haarlem.
Partijen worden hierna genoemd de Consumentenbond c.s. (eiseressen) respectievelijk VVMC (verweerster sub 1), NS Reizigers (verweerster sub 2) en NS Reizigerscollectief (gevoegde partij).
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 31 maart 2001 zijn partijen vrijwillig verschenen voor de president van deze rechtbank, rechtsprekende in kort geding. Ter terechtzitting van die datum hebben Consumentenbond c.s. van eis geconcludeerd overeenkomstig het door hen overgelegde concept van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. NS Reizigerscollectief vordert in deze procedure als gevoegde gedaagde te worden toegelaten aan de zijde van VVMC. De Consumentenbond c.s. hebben bepleit dat NS Reizigerscollectief niet ontvankelijk is in haar vordering tot voeging, aangezien deze organisatie geen belang heeft in de onderhavige procedure. NS Reizigerscollectief beroept zich daartegenover op haar statuten en stelt dat zij ongeveer duizend leden heeft wier belangen zij in deze procedure krachtens haar statuten behartigt. De overige partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen voeging danwel zich gerefereerd aan het oordeel van de president.
1.3. De president laat NS Reizigerscollectief toe als gevoegde partij aan de zijde van VVMC, omdat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt belang te hebben bij de uitkomst van dit geding.
1.4. De Consumentenbond c.s. hebben hun vordering doen toelichten mede aan de hand van overgelegde pleitnotities en producties.
1.5. VVMC, NS Reizigers en NS Reizigerscollectief hebben daarop achtereenvolgens verweer doen voeren, VVMC en NS Reizigerscollectief mede aan de hand van overgelegde pleitnotities en producties. Ook NS Reizigers heeft producties overgelegd.
1.6. Na een korte schorsing en voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De vaststaande feiten
2.1. De Consumentenbond c.s. behartigen de belangen van consumenten. Daaronder vallen ook de belangen van reizigers die gebruik maken van de (personen)vervoersdienst van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, hierna te noemen: NS.
2.2. Op 6 juli 1999 hebben de directie van NS Reizigers, de vakbonden FSV, FNV Bondgenoten, de CNV, de VHS, VVMC en de ondernemingsraad van NS Reizigers overeenstemming bereikt over de basis voor een te bereiken totaalakkoord over "Bestemming: klant". Het op schrift gestelde basisakkoord is door alle hiervoor genoemde partijen op 6 juli 1999 ondertekend. De leden van de hiervoor genoemde vakbonden hebben met genoemd basisakkoord ingestemd. Op 10 februari 2000 is een nadere aanvulling en uitwerking van het basisakkoord gesloten: het zogenaamde "Principe-akkoord Bestemming: klant". De leden van de CNV en de VHS hebben met het principe-akkoord ingestemd, dit in tegenstelling tot de leden van FNV Bondgenoten (waarmee de FSV alsdan is gefuseerd), VVMC en de OR. De ondertekening van het principe akkoord heeft geleid tot het oprichten van meerdere collectieven van personeelsleden van de NS, omdat zij zich in het principe akkoord niet konden vinden.
2.3. Teneinde de inmiddels ontstane onrust tussen de directie van NS Reizigers en het personeel weg te nemen, is op 29 januari 2001 tussen FNV Bondgenoten, de CNV, de VHS, en de directie van NS (Reizigers) een zogenoemd vredesakkoord gesloten (een onderhandelaarsakkoord) met aanvullende afspraken over onder andere variatie-mogelijkheden voor het rijdend personeel en toezeggingen over de opstelling van de NS bij de komende aanbestedingen. De CNV en de VHS zijn, na raadpleging van hun leden, tot ondertekening van het vredesakkoord overgegaan. De leden van FNV Bondgenoten en VVMC hebben het akkoord afgewezen.
2.4. FNV Bondgenoten heeft bij brief van 8 maart 2001, het basisakkoord opgezegd. VVMC heeft dit akkoord eveneens opgezegd.
2.5. Op 20 maart 2001 heeft de Commissie Blankert-Stekelenburg een eerste verslag van bevindingen en interim-advies uitgebracht. De VVMC en de andere bonden hebben ingestemd met het door de Commissie Blankert-Stekelenburg uitgebrachte interim-advies, maar NS Reizigers niet. De Commissie heeft zich inmiddels teruggetrokken.
2.6. VVMC heeft bij brief van 29 maart 2001 aan NS (hierna: het ultimatum) te kennen gegeven dat zij op maandag 2 april 2001 een 24-uursstaking zal houden, althans dat zij haar leden (naar schatting 3300) zal oproepen gedurende 24 uur het werk stil te leggen als NS niet uiterlijk op 2 april 2001 te 00.00 uur zal hebben voldaan aan de in die brief vermelde sommaties.
3. Het geschil
3.1. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering van de Consumentenbond c.s. wordt verwezen naar het aan dit vonnis gehechte concept van de dagvaarding. De stellingen van de dagvaarding en de daarin omschreven vordering dienen als hier ingelast te worden beschouwd.
3.2. De door VVMC gevoerde verweren, die zijn ondersteund door NS Reizigerscollectief, zullen hierna, evenals de door NS Reizigers gevoerde verweren, voor zover nodig aan de orde komen.
4. De beoordeling van het geschil
Ten aanzien van VVMC
4.1. De Consumentenbond c.s. stellen onder meer dat de aangekondigde staking prematuur is, in de eerste plaats, omdat thans nog overleg plaatsvindt. Zij beroepen zich op jurisprudentie in zaken als de onderhavige, dat stakingen onrechtmatig zijn indien deze niet als ultimum remedium worden gehanteerd. Voorts stellen de Consumentenbond c.s. dat de aangekondigde staking onzorgvuldig is, namelijk te kort van tevoren afgekondigd, nu slechts één werkdag is gelegen tussen de afkondiging en de staking zelf. Zij stellen dat de reiziger daardoor onvoldoende in staat is geweest te anticiperen op de staking. Voorts wijzen de Consumentenbond c.s. op het feit dat VVMC weigert de staking te coördineren met de overige bonden, waarvan de FNV voor 5 en 6 april 2001 een staking heeft uitgeroepen. Tenslotte stellen de Consumentenbond c.s. dat er sprake is van onevenredigheid tussen de doeleinden van de staking en het belang van de samenleving (daaronder begrepen het belang van de reiziger bij ongestoord reizigersvervoer per trein). De Consumentenbond c.s. stellen dat de door VVMC met de staking nagestreefde doelen niet tegen deze belangen opwegen.
4.2. Uitgangspunt is dat artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) het recht erkent van werknemers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht. Dit uitgangspunt brengt met zich mee dat in het geval een staking wordt gedekt door artikel 6 lid 4 ESH, deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in de verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toegenomen schadelijke gevolgen. Voor het oordeel dat zij niettemin onrechtmatig is, is slechts dan plaats indien zwaarwegende procedureregels (spelregels) zijn veronachtzaamd dan wel indien, met inachtneming van de in artikel 31 ESH gestelde beperkingen, in redelijkheid niet tot deze staking had kunnen worden besloten. Tot die procedureregels behoort dat een staking slechts rechtmatig kan zijn, indien zij als uiterste middel is toegepast, alsmede dat de staking tijdig is aangezegd. De vraag of een staking in een concreet geval als uiterste middel is gehanteerd, moet door de rechter met terughoudendheid worden beantwoord.
4.3. Artikel 6 lid 4 ESH wil het recht op collectieve actie als sluitstuk van het recht op collectieve onderhandelingen waarborgen, kennelijk mede om aldus evenwicht te scheppen of te handhaven in machtsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Gelet op deze strekking mag niet spoedig aan een organisatie, die ongeveer 3500 leden, voornamelijk machinisten en conducteurs, telt, de vrijheid worden ontzegd om gebruik te maken van het recht op collectief optreden, waaronder een staking, ingeval van belangengeschillen. Een redelijke uitleg van dit in lid 4 van artikel 6 ESH gegeven recht brengt dan ook mee, dat het aan VVMC in beginsel vrijstaat om actie te voeren.
4.4. De Consumentenbond c.s. hebben betoogd dat VVMC in strijd handelt met de bij een staking te hanteren spelregels, omdat de aangekondigde staking prematuur is. In dit verband hebben de Consumentenbond c.s. gewezen op het in de brief van VVMC van 29 maart 2001 aan de NS vervatte ultimatum. Het ultimatum houdt in dat NS Reizigers vóór maandag 2 april a.s. te 00.00 uur een aantal acties dient te ondernemen en dat indien NS Reizigers aan de in het ultimatum vermelde voorwaarden geen invulling geeft, VVMC haar leden zal oproepen tot een 24-uurs werkstaking van maandag 2 april a.s. te 4.30 uur tot dinsdag 3 april a.s. te 4.30 uur.
4.5. VVMC stelt dat de geformuleerde voorwaarden in het ultimatum aansluiten bij de uitgangs- en vertrekpunten die de Commissie Blankert/Stekelenburg definieert bij het uitgebrachte interimadvies. VVMC heeft ter zitting aangevoerd dat zij, indien NS bereid is de door haar in het ultimatum gestelde voorwaarden terzake van het bindend advies te aanvaarden, excuses niet nodig zijn en ook de invoering van de procesvereenvoudiging per 10 juni a.s. geen onoverkomelijk bezwaar is. Hoewel het door VVMC gestelde ultimatum niet in alle opzichten duidelijk is, heeft NS Reizigers ter zitting verklaard dat zij alleen bereid is om de proces-vereenvoudiging aan bindend advies te onderwerpen, maar dat zij ten aanzien van de overige door VVMC genoemde onderwerpen geen bindend advies wil aanvaarden. Uit het vorenstaande volgt dat er tussen VVMC en NS Reizigers op een aantal onderdelen een onwrikbaar conflict bestaat. De onderhandelingen tussen VVMC en NS Reizigers zijn derhalve vastgelopen. Die constatering brengt mee dat het recht op staking krachtens artikel 6 lid 4 ESH kan worden geëffectueerd. Het is niet aan de rechter om de door VVMC in het ultimatum gestelde eisen inhoudelijk te beoordelen.
4.6. Verder hebben de Consumentenbond c.s. gesteld dat VVMC de voorgenomen staking te kort tevoren heeft aangekondigd. Als onweersproken staat vast dat VVMC meteen na het afbreken van het overleg tussen NS Reizigers en de vakbonden op 28 maart 2001, een staking voor maandag 2 april a.s. heeft aangekondigd. Voorts staat als onweersproken vast dat VVMC dit via diverse media bekend heeft doen maken, hetgeen op 29 en 30 maart 2001 nogmaals is benadrukt onder andere via persberichten en een advertentie van 30 maart 2001 in het door reizigers van NS gelezen gratis blad "Metro". Gelet hierop en de ruime aandacht die de problemen met betrekking tot het (reizigers)vervoer bij de NS in de media hebben gekregen, kan niet worden gezegd dat VVMC de staking niet tijdig genoeg heeft aangezegd. Ook het feit dat de staking niet samenvalt met de staking of actie van andere vakbonden leidt in dit geval niet tot een verbod. Niet is weersproken dat VVMC met de andere vakbonden overleg heeft gevoerd, doch dat dit niet tot een gemeenschappelijke staking/actie heeft geleid, en de VVMC derhalve uitvoering geeft aan haar eigen beleid. Dit kan haar niet worden ontzegd.
4.7. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de actie van VVMC in strijd komt met de beperkingen die artikel 31 ESH met zich brengt. Ingevolge dit artikel kan het recht op collectief optreden geen beperkingen ondergaan, met uitzondering van die welke bij de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor onder meer de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Een staking kan worden verboden indien zij op grond van de bedreiging van de in artikel 31 ESH vermelde belangen als onrechtmatig kan worden aangemerkt.
4.8. Het gaat hier om een werkstaking voor de beperkte duur van 24 uur, die tijdig is aangezegd. Aangenomen moet worden dat het publiek zich hierop zodanig heeft kunnen instellen, dat geen sprake is van een zo grote maatschappelijk ontwrichtende werking, dat de rechten van derden prevaleren boven het grondrecht op collectieve actie van (de leden van) VVMC.
4.9. Het vorenstaande betekent dat de vorderingen van de Consumentenbond c.s. tegen VVMC zullen worden afgewezen.
Ten aanzien van de tegen NS Reizigers ingestelde vorderingen
4.10. De Consumentenbond c.s. vorderen in de eerste plaats NS Reizigers te gebieden aan al haar reizigers tijdige en actuele informatie te verstrekken over het treinverkeer gedurende de door VVMC uitgeroepen staking en eventuele verdere stakingen. De Consumentenbond c.s. voeren aan dat gevreesd moet worden dat NS Reizigers op het punt van informatievoorziening zal tekortschieten, terwijl deze informatievoorziening verder moet gaan dan waartoe NS Reizigers zich bij brief van 30 maart 2001 bereid heeft verklaard.
4.11. NS Reizigers stelt daartegenover dat zij in het verleden reizigers adekwaat over stakingen en andere acties heeft geïnformeerd en dat zij dienaangaande nooit klachten heeft ontvangen van reizigersorganisaties. De Consumentenbond c.s. hebben dit betoog van NS Reizigers onvoldoende, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook overigens behoeft op grond van hetgeen NS Reizigers heeft aangevoerd niet te worden gevreesd dat zij de reizigers niet adekwaat over de uitgeroepen stakingen zal informeren. Deze vordering zal derhalve vanwege het ontbreken van enig belang van de Consumentenbond c.s. daarbij, worden afgewezen.
4.12. De Consumentenbond c.s. vorderen voorts NS Reizigers te gebieden gedurende de stakingen en eventuele verdere stakingen vervangend vervoer aan te bieden. NS Reizigers stelt dat zij niet in staat is aan een dergelijke vordering te voldoen, zulks onder meer wegens het grote aantal benodigde bussen. De Consumentenbond c.s. hebben dit laatste niet kunnen weerleggen. Ook deze vordering dient derhalve te worden afgewezen, waarbij komt dat zij ook onvoldoende bepaald is.
4.13. Tenslotte vorderen de Consumentenbond c.s. NS Reizigers te veroordelen om de schade die reizigers als gevolg van de stakingen en andere acties ondervinden te vergoeden. Deze vordering faalt reeds, omdat op grond van hetgeen NS Reizigers heeft aangevoerd niet valt in te zien op welke basis de Consumentenbond c.s. in dit opzicht NS Reizigers tot schadevergoeding kunnen aanspreken. Uitgangspunt van de wetgever in artikel 3:305a BW is immers dat een dergelijk vorderingsrecht slechts aan een individuele reiziger kan toekomen, die door de staking schade heeft geleden.
4.14. Overigens verdient in dit kader nog opmerking, dat NS Reizigers heeft aangevoerd, dat in gevallen als het onderhavige, op grond van haar algemene voorwaarden geen aansprakelijkheid bestaat, behoudens dat in de algemene voorwaarden ten behoeve van de benadeelde reiziger een beperkt schadevergoedingsrecht is opgenomen. De vraag of NS Reizigers zich jegens haar reizigers op de toepasselijke bepalingen van haar algemene voorwaarden kan beroepen gaat het kader van dit kort geding te buiten, immers zal aan de orde dienen te komen in een eventueel rechtsgeding tussen een benadeelde reiziger en NS Reizigers.
Ten aanzien van de proceskosten
4.15. De Consumentenbond c.s. zullen, nu zij in het ongelijk zijn gesteld, in de kosten van dit geding worden veroordeeld, evenwel uitsluitend in de kosten die aan de zijde van VVMC en NS Reizigers zijn gevallen. De kosten aan de zijde van NS Reizigerscollectief zullen niet ten laste van de Consumentenbond c.s. worden gebracht, omdat de Consumentenbond c.s. deze kosten niet hebben veroorzaakt, alsook omdat hetgeen NS Reizigerscollectief heeft aangevoerd niet van invloed is geweest op de beslissing.
5. De beslissing
De president:
in het incident
5.1. laat NS Reizigerscollectief toe als gevoegde partij aan de zijde van VVMC in het geding tussen de Consumentenbond c.s. en VVMC;
5.2. bepaalt dat NS Reizigerscollectief de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.3. wijst de vorderingen tegen VVMC en NS Reizigers af;
5.4. veroordeelt de Consumentenbond c.s. in de kosten van dit geding, en begroot deze kosten in het geschil tussen de Consumentenbond c.s. en VVMC gevallen, alsmede in het geschil tussen de Consumentenbond c.s. en NS Reizigers gevallen, telkens op een bedrag van ¦ 2.000,-- voor salaris van de advocaat en op een bedrag van ¦ 400,-- voor verschotten;
5.5. verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, president, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2001.