ECLI:NL:RBUTR:2001:AB0454

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/140291-00
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en zware mishandeling door verdachte met persoonlijkheidsstoornis

Op 8 maart 2001 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meermalen verkrachting en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, zoals beschreven in de dagvaarding en de bijlagen bij het vonnis. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige verkrachtingen van twee slachtoffers, waarbij hij hen op verschillende manieren heeft misbruikt en zwaar heeft mishandeld. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, alsook de impact op de slachtoffers, zwaar laten meewegen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een persoonlijkheidsstoornis, strafbaar is. De verdachte heeft zijn seksuele lusten op de slachtoffers botgevierd, waarbij hij geweld niet heeft geschuwd en hen ernstig heeft vernederd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere geweldsmisdrijven van de verdachte en de conclusies van deskundigen die hebben aangegeven dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met verhoogde kans op stemmingsfluctuaties en verminderde controle over woede en agressieve impulsen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2001 en is uitgesproken op 8 maart 2001.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer : 16/ 140291-00
Datum uitspraak : 8 maart 2001
Tegenspraak Verkort vonnis
Raadsman: mr. M.M.J. Nuijten
G/T: Nee
V O N N I S
van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2001.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
2. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1,2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
3. Het bewijs
P.M.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van het onder 1. en 3. bewezenverklaarde:
Verkrachting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2. bewezenverklaarde:
Zware mishandeling.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige verkrachtingen van twee verschillende slachtoffers waarbij verdachte het ene slachtoffer binnen een kort tijdsbestek meermalen heeft verkracht en het andere slachtoffer gedurende een lange periode van bijna vier jaar meermalen heeft verkracht. Verdachte heeft beide slachtoffers oraal, vaginaal en anaal verkracht. Bovendien heeft verdachte één van de slachtoffers hierbij zwaar mishandeld.
- Door zijn handelen heeft verdachte zijn seksuele lusten op de slachtoffers gebotvierd waarbij hij het gebruik van geweld niet heeft geschuwd en waarbij hij de slachtoffers ernstig heeft vernederd, onder andere door één van de slachtoffers te dwingen urine en poep tot zich te nemen. Verdachte heeft in het nastreven van zijn eigen bevrediging zich niet laten remmen door het uitdrukkelijke kenbaar gemaakte verzet van de slachtoffers.
- Verdachte heeft de slachtoffers door zijn handelen pijn en letsel toegebracht en schrik en angst aangejaagd. Voorts heeft verdachte door zijn handelen de slachtoffers ernstig aangetast in hun persoonlijke integriteit. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte een relatie had met de slachtoffers en door zijn handelen misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden gesteld. Door zijn handelen en door zijn hevige stemmingswisselingen heeft verdachte de slachtoffers in een zodanige situatie gebracht dat de slachtoffers zich niet aan het geweld van verdachte hebben kunnen onttrekken. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan nog lang (psychische) hinder kunnen ondervinden. Verdachte heeft zich daarvan echter geen enkele rekenschap gegeven.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 november 2000, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor geweldsmisdrijven met justitie in aanraking is geweest;
- een psychiatrisch rapport betreffende verdachte d.d. 1 december 2000 opgemaakt door C.J.F. Kemperman (zenuwarts/neuroloog/psychiater) waarin hij concludeert dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met onder andere borderline trekken waardoor zijn zelfcontrole wordt beperkt en welke persoonlijkheidsstoornis zich enerzijds kenmerkt door een verhoogde kans op stemmingsfluctuaties zoals (onredelijke) boosheid en anderzijds door een verminderde controle over woede en agressieve impulsen. Voorts concludeert C.J.F. Kemperman dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten en dat de recidivekans zonder verbetering van de psychische gesteldheid als aanwezig kan worden ingeschat.
- een psychologisch rapport betreffende verdachte d.d. 2 december 2000, opgemaakt door drs. K.M. ten Brinck (psychologe) waarin zij concludeert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, in die zin dat er sprake is van narcistisch-afhankelijke en antisociale persoonlijkheidskenmerken en dat deze persoonlijkheidskenmerken aanwezig waren bij, en in enige mate een rol hebben gespeeld bij, de handelswijze van verdachte met betrekking tot het hem tenlastegelegde. Drs. K.M. ten Brinck concludeert vervolgens dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd ten aanzien van het hem tenlastegelegde en acht de kans op herhaling van soortgelijke feiten niet geheel uitgesloten;
De rechtbank neemt de conclusie van voornoemde deskundigen over dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 5 december 2000, opgemaakt door M. Supusepa, reclasseringswerker.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
7. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 242, en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8. DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1,2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 4 (VIER) jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door: mrs. M.J. Smit, P. Krepel en P. Bender, rechters, bijgestaan door mr. S. Withfield als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 maart 2001.