ECLI:NL:RBUTR:2001:AA9852

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/120335-99
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Utrecht inzake moord op echtgenote

Op 6 februari 2001 heeft de Rechtbank Utrecht een vonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op zijn echtgenote. De verdachte, die thans gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichtingen Almere Binnen, heeft zijn vrouw op gruwelijke wijze vermoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer maandenlang heeft gevolgd en bedreigd, voordat hij op een fatale dag met een mes naar haar woning ging. Tijdens de zitting op 23 januari 2001 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de rechtbank de wijziging van het ten laste gelegde feit toestond. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit uitsloten. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, en de rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had zijn vrouw, die met hun kinderen was gevlucht, op een schokkende manier vermoord. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte geen berouw toonde en meende dat hij recht had om te handelen zoals hij deed. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde, gezien zijn eerdere veroordelingen en de deskundigenrapporten die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 15 jaren op, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte eerst een groot gedeelte van zijn gevangenisstraf moest ondergaan voordat de terbeschikkingstelling ten uitvoer zou worden gebracht. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan een derde partij en de bewaring van andere voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 16/120335-99
Datum uitspraak : 6 februari 2001
Tegenspraak Verkort vonnis
Raadsman: mr. H.Th.A. Seegers
G/T: Nee
V O N N I S
van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[de verdachte]
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichtingen Almere Binnen, te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 januari 2001.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het ten laste gelegde feit ter terechtzitting toegestaan. Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
2. De bewijsbeslissing
2.1. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
3. De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op: Moord.
4. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
5. Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen sancties heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte heeft op gruwelijke wijze het slachtoffer, verdachtes echtgenote, vermoord. Het slachtoffer was met haar twee kinderen voor verdachte gevlucht, eerst naar een zogeheten "Blijf van mijn lijf huis". Verdachte heeft net zo lang naar de verblijfplaats van het slachtoffer gezocht tot hij haar had gevonden. Naar eigen zeggen heeft hij haar vervolgens maandenlang gadegeslagen totdat hij haar gangen kende. Hij heeft haar bovendien schriftelijk bedreigd.
Alvorens naar de flat van het slachtoffer te gaan, heeft verdachte een mes gekocht. Verdachte is op een zodanig tijdstip naar de flatwoning van het slachtoffer gegaan, dat een ontmoeting bijna onvermijdelijk was. Toen hij haar tegenkwam, heeft verdachte -naar eigen zeggen- haar met een pistool gedwongen haar eigen huis, waar zij zich veilig waande en mocht wanen, binnen te gaan. Daarna heeft hij haar gedwongen naar de badkamer te gaan waar hij -opnieuw naar eigen zeggen- eerst zijn pistool heeft opgeborgen en daarop vier maal met een mes in de buik en de borst van het slachtoffer heeft gestoken. Toen zij op de grond lag, heeft verdachte vervolgens de hals van het slachtoffer doorgesneden omdat hij er zeker van wilde zijn dat zij dood was. Verdachte heeft een zeer ernstig en schokkend feit gepleegd.
Verdachte heeft geen moment berouw getoond. Integendeel, verdachte meent dat hij juist en met recht heeft gehandeld. Terwijl het slachtoffer de keuze had gemaakt een nieuw leven op te bouwen, heeft verdachte gemeend zijn problemen te moeten oplossen door een einde aan haar leven te maken. Verdachte heeft door zijn handelen de ouders, de naaste familieleden van het slachtoffer en zijn kinderen zeer veel leed aangedaan. Verdachte heeft zijn kinderen hun moeder ontnomen en aan hen de wetenschap gelaten dat hun moeder door hun eigen vader is vermoord.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 29 juni 1999, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, onder meer voor een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid gericht;
- een deskundigenrapport betreffende de verdachte, d.d. 16 september 1999, opgemaakt door C.F.J. Kemperman, psychiater;
- een deskundigenrapport betreffende de verdachte, d.d. 14 november 1999, opgemaakt door drs. F.C.P. Zuidhof, psycholoog, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Er is geen enkel ziektebesef noch besef van het verschrikkelijke dat hij heeft gedaan.
Duidelijk is ook dat onderzochte, juist vanwege de onbeïnvloedbaarheid van de waan, zal volharden in zijn stelsel. Zijn vrouw is weliswaar dood, doch daarmee is de waan geenszins opgeheven. Onderzochte zal zijn waanstrijd doorzetten, waarbij het opnieuw zeker niet is uit te sluiten dat hij in de toekomst, ook verre toekomst, tot ernstige waan- en wandaden zal komen waarmee hij gemeen gevaar oplevert voor personen en goederen. Juist ook de ziekelijke systematiek waarmee onderzochte mensen lokaliseert en volgt, geeft een ernstig bijkomend gevaarsrisico aan;
- een deskundigenrapport betreffende de verdachte, van het Pieter Baan Centrum, d.d. 26 april 2000, opgemaakt door C. Moerland en J.A.F. Peeters, respectievelijk psycholoog en zenuwarts, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Bij betrokkene heeft zich in eerste instantie persoonlijkheidsproblematiek gevormd. Op deze ongunstige basis heeft zich in de loop der jaren bovendien een waansyndroom ontwikkeld. Wat betreft de diagnose valt dan ook te denken aan persoonlijkheidsproblematiek, waarbij naast paranoïdie een sterke gepreoccupeerdheid met het zelfbeeld in de zin van narcisme en anti-sociale trekken op te merken zijn. Voorts is er sprake van een waansyndroom.
Wij zijn van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. Wij concluderen dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat dit feit hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het samengaan van grote krenkbaarheid, narcistische en anti-sociale trekken en paranoïdie maakt dat betrokkene gemakkelijk opnieuw tot ernstig agressief gedrag kan komen, temeer daar eenieder al snel in zijn waansysteem kan worden opgenomen en dan tot de 'tegenpartij' wordt gerekend. Wij achten de kans op herhaling zeer groot en adviseren daarom uw college tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Zwolle, d.d. 14 september 1999, opgemaakt door H. van der Bend, reclasseringswerker.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten en bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen dit eisen. De rechtbank heeft daarbij de conclusie van C. Moerland en J.A.F. Peeters in aanmerking genomen inhoudende dat verdachte gemakkelijk opnieuw tot ernstig agressief gedrag kan komen en de kans op herhaling zeer groot is, welke conclusie de rechtbank tot de hare maakt. De rechtbank acht in dit verband tevens van belang dat verdachte herhaaldelijk zeer ernstige bedreigingen heeft geuit aan het adres van alle personen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de echtscheiding en de omgangsregeling met zijn kinderen.
Verdachte heeft geen blijk gegeven van enig ziektebesef. Ook heeft verdachte geen enkele blijk gegeven van spijt van zijn daad. Naast de ernst van het feit brengen deze omstandigheden de rechtbank tot het oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te vermelden duur passend en geboden is. De rechtbank acht het om deze redenen bovendien geboden dat verdachte eerst een groot gedeelte van deze gevangenisstraf zal dienen te ondergaan alvorens zijn terbeschikkingstelling ten uitvoer wordt gebracht.
Op grond van al hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie is geëist nu hetgeen hiervoor is overwogen naar het oordeel van de rechtbank in de eis van de officier van justitie onvoldoende tot uitdrukking is gebracht.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen zal de rechtbank de teruggave van
de videoband, merk Maxell VHS, gelasten aan Dump 2000, degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Met betrekking tot de in beslag genomen brief en foto die in de woning van het slachtoffer zijn aangetroffen, kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
6. De toepasselijke wettelijke voorschriften
Behoudens op de reeds aangehaalde artikelen zijn de op te leggen straf en maatregelen gegrond op de artikelen 27, 37, 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
7. DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast voorts de terbeschikkingstelling van verdachte
Beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd
Adviseert dat de terbeschikkingstelling van verdachte niet eerder ten uitvoer wordt gelegd dan nadat verdachte 10 jaren van deze gevangenisstraf heeft ondergaan.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen videoband, merk Maxell VHS, aan Dump 2000, Vredenburg 29, 3511 BC te Utrecht.
Gelast de bewaring van de in de woning van het slachtoffer aangetroffen brief en foto
ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door:
mrs. M.J. Smit, voorzitter, E.F. Bueno en P.J. van der Flier en bijgestaan door mr. R.P. den Otter als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2001.