V O N N I S van de president
van de arrondissementsrechtbank
te Utrecht in het kort geding van
[de ouders],
beiden wonende te Maarssen,
in hun hoedanigheid van wettelijke
vertegenwoordigers van de minderjarige
[het kind],
e i s e r s,
procureur: mr. J. Hermelink-Kramer,
de stichting
STICHTING STEBO mavo/havo/atheneum
voor Dag- en Avondonderwijs,
gevestigd te 3512 LG Utrecht aan de Nieuwegracht 69A
v e r w e e r s t e r,
procureur: mr. W.M.J. Bekkers.
Het verloop van het geding
1.1. Op 27 december 2000 zijn partijen vrijwillig verschenen voor de president van deze rechtbank, rechtsprekende in kort geding. Ter terechtzitting van die datum hebben eisers, hierna ook - in enkelvoud - '[de ouders]' te noemen, van eis geconcludeerd overeenkomstig het ter zitting overgelegde concept van dagvaarding, waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. [de ouders] heeft zijn vordering toegelicht, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.3. Verweerster, hierna ook 'Stebo' te noemen, heeft daarop verweer gevoerd, mede aan de hand van een pleitnota.
1.4. Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd.
2.1. Eisers zijn de ouders van de minderjarige [het kind], geboren op 21 juni 1983, hierna ook '[het kind]' te noemen.
2.2. Op 1 mei 2000 heeft [de ouders] [het kind] bij Stebo, een particuliere onderwijsinstelling, doen inschrijven voor het schooljaar 2000-2001. Overeengekomen is dat [het kind] aan het eind van dat schooljaar een volledig examen Havo aflegt (Havo 4 en 5 gecombineerd).
2.3. Het door [de ouders] en [het kind] ondertekende inschrijfformulier vermeldt:
"Ondergetekende verklaart op de hoogte te zijn van en accoord te gaan met de in de "studie-overeenkomst" vermelde betalings- en inschrijfvoorwaarden van STEBO.".
2.4. Lid 6 van artikel III van de bij het inschrijfformulier gevoegde studieovereenkomst luidt, voor zover thans van belang:
"Het instituut Stebo kan te allen tijde en zonder inachtneming van een opzegtermijn, de studie-overeenkomst beëindigen indien het, op navolgende gronden, onvoldoende perspectief tot samenwerking met de cursist aanwezig acht:
a. De cursist overtreedt de beginselen van goed gedrag. Zo stelt de leerling, die onder alcohol of andere roesmiddelen verkeert terwijl de school nog activiteiten van hem vraagt, zich bloot aan onmiddellijke definitieve verwijdering.".
2.5. Op donderdag 14 december 2000 hebben docenten van Stebo tijdens de pauze in de nabije omgeving van de school gesurveilleerd. Een groepje van vier leerlingen, waaronder [het kind], liep weg toen de leerkrachten naderden, met achterlating van een inderhaast weggegooide joint, die vervolgens door de docenten is gevonden.
2.6. De leerlingen zijn door de docenten naar de kamer van de directeur van Stebo geleid, die drie van hen (waaronder [het kind]) vervolgens naar huis heeft gestuurd. De vierde is naar zijn klas gezonden.
2.7. Bij brief van 18 december 2000 deelt (de directeur van) Stebo [de ouders] onder meer mee:
"Uw zoon werd afgelopen donderdag in het gezelschap van drie medeleerlingen, door twee docenten in een steegje in de buurt betrapt op het roken van een joint.
De jongens bekenden, eenmaal op mijn kamer, de overtreding onmiddellijk en pleitten gedrieën een vierde leerling, die ook bij de 'sessie' aanwezig was, vrij.
We hebben het drietal naar huis gestuurd en alle ouders onmiddellijk opgebeld, en van de feiten op de hoogte gesteld, zoals dat hoort. (...)
Daar wij in september reeds een tweetal jongens van het instituut hebben verwijderd wegens weedgebruik in de pauze, resteert ons weinig anders dan te besluiten [het kind] uit de groep te isoleren, teneinde onze eigen geloofwaardigheid en de integriteit van het instituut, waartegen hij zich met zijn actie keert, staande te houden.
Wij zullen [het kind] niet meer tot de lessen toelaten, zijn daartoe volledig gerechtigd op grond van artikel III lid 6a. Wij bieden u evenwel aan, gezien het gevorderde tijdstip in het jaar en gezien de hoopgevende resultaten van [het kind], hem op deze school met zijn schoolonderzoeken en examen te laten verdergaan. (...)".
2.8. De twee andere naar huis gestuurde leerlingen, aan wie aanvankelijk eveneens definitieve schorsing was aangezegd, zijn uiteindelijk gestraft met een tijdelijke schorsing van enkele dagen en voorts met de sanctie dat zij gedurende de rest van het schooljaar de pauzes binnen moeten blijven.
Het geschil en de beoordeling
3.1. Tussen partijen is in geschil de vraag of Stebo in redelijkheid het besluit heeft kunnen nemen [het kind] definitief uit te sluiten van het volgen van de normale lessen. De opgelegde maatregel komt er op neer dat [het kind] slechts in de gelegenheid wordt gesteld om, zij het met de mogelijkheid van enige (individuele) begeleiding, de schoolonderzoeken en de examens af te leggen. [de ouders] vordert Stebo te bevelen [het kind] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis volledig toe te laten tot het door Stebo gegeven onderwijs, de schorsing schriftelijk ongedaan te maken en de ingenomen schoolboeken weer aan [het kind] ter beschikking te stellen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 50.000,00 per (gedeelte van een) dag.
3.2. Evident is, dat, zoals [de ouders] ter ondersteuning van zijn vordering heeft aangevoerd, juist met het oog op de persoonlijke begeleiding die Stebo bij het onderwijs biedt, nadrukkelijk voor deze school is gekozen en dat de kans op het behalen van het diploma Havo door [het kind] in een gecombineerd lesjaar zonder die sturing en zonder deelname aan in klassikaal verband gegeven onderwijs aanzienlijk wordt verkleind. Daarbij komt dat het schooljaar reeds halverwege is gevorderd.
3.3. Stebo heeft in dit verband ten verwere aangevoerd dat zij altijd de duidelijke en strikte regel heeft gehanteerd dat een leerling (definitief) kan worden geschorst bij gebleken gebruik van verdovende middelen en dat zij aan (onder meer) dat beleid haar goede imago ontleent. De geldende regels, zoals opgenomen in de studieovereenkomst, zijn bij ouders en leerlingen bekend en van leerlingen en ouders die voor Stebo kiezen wordt verwacht dat zij zich committeren. Zelfs op woensdag 13 december was [het kind] nog door zijn biologieleraar gewezen op de mogelijke consequenties van het roken van joints tijdens de schooluren en pauzes.
3.4. Voor de beoordeling van de vraag of Stebo redelijkerwijs heeft kunnen overgaan tot definitieve schorsing van [het kind] zijn de omstandigheden van het geval bepalend. Niet zonder meer kan derhalve de conclusie zijn dat het opleggen van een definitieve schorsing steeds zijn rechtvaardiging vindt in het door Stebo op dit gebied gehanteerde beleid en haar streven haar goede naam en reputatie hoog te houden.
3.5. Waar een school zich er op beroept strikte regels te hanteren, op de naleving streng toe te zien en bij overtreding zware sancties op te leggen, mag van die school worden verwacht dat bij een vermoede overtreding een objectief en gedegen onderzoek naar de voorgevallen feiten plaatsvindt en dat de uitkomst daarvan nauwkeurig wordt getoetst aan de inhoud van die regels.
De studieovereenkomst bepaalt in artikel III lid 6 dat een leerling zich blootstelt aan definitieve schorsing indien hij of zij onder invloed is van verdovende middelen.
[het kind] heeft ter zitting verklaard, dat op het moment dat de surveillerende leerkrachten kwamen aanlopen de joint werd weggegooid, hij en zijn medeleerlingen wegliepen en hij nog geen trek had genomen van de in het groepje circulerende joint.
Een ter zitting aanwezige leerkracht [..] heeft desgevraagd verklaard dat hij niet heeft gezien dat [het kind] rookte.
Ook heeft [het kind], zoals eveneens uit het ter zitting verklaarde moet worden afgeleid, tegenover de schoolleiding nooit bekend dat hij - feitelijk - had gerookt; hij heeft op de kamer bij de directeur niet anders dan toegegeven dat (ook) hij de joint zou gaan roken.
Derhalve is niet komen vast te staan, dat [het kind] daadwerkelijk onder invloed was van verdovende middelen toen het viertal werd betrapt en dat hij genoemd - strikt te hanteren - artikel heeft overtreden.
Voorts heeft [het kind] ter zitting verklaard dat de joint niet van hem afkomstig was, hetgeen niet is betwist.
3.6. Niettegenstaande hetgeen onder 3.5 is overwogen, pleit voor het standpunt van Stebo in dezen, dat, ook al was geen sprake van het onder invloed van verdovende middelen verkeren, mede door het gedrag van [het kind] wel een toestand werd geschapen - het tijdens de schoolpauze deelgenoot zijn van een groepje leerlingen dat een joint rookt en het voornemen hebben deze ook te gebruiken - welke in zulke mate strijdig was met de voor iedere leerling van Stebo kenbare normen en waarden van dit instituut, dat deze toestand, afgezien van de letterlijke tekst van het zesde lid van artikel III van de studieovereenkomst, onder omstandigheden voor Stebo evenzeer onvoldoende perspectief tot verdere samenwerking met de cursist kan opleveren.
3.7. In dit licht bezien wordt echter niet ingezien, waarom Stebo met betrekking tot twee gestrafte leerlingen, één betrapte leerling was buiten schot gelaten, wél heeft besloten de definitieve schorsing om te zetten in een tijdelijke - met dien verstande dat aan hen voor de rest van het schooljaar voorts een "straatverbod" (i.e. het verbod tijdens de pauzes de school te verlaten) is opgelegd - en met betrekking tot [het kind] niet. Stebo heeft hiervoor als verklaring gegeven dat [het kind] - 17 jaar oud - de oudste van het viertal was - de twee overige gestraften zijn 15 jaar oud - en (daarom) als aanstichter moet worden beschouwd, maar deze reden overtuigt niet. Temeer nu [het kind] onbetwist heeft gesteld dat hij de joint niet had ingebracht - Stebo heeft kennelijk geen onderzoek ingesteld naar de vraag van wie deze afkomstig was - kan het leeftijdverschil van ongeveer twee jaar tussen de "partners in crime" in redelijkheid geen doorslaggevend argument zijn voor het onderscheid in strafmaat. Dat [het kind] in het groepje een leidende rol vervulde is niet aannemelijk geworden. Ook overigens heeft Stebo onvoldoende uiteengezet waarom zij, gegeven de toestand die de leerlingen gezamenlijk in het leven hebben geroepen, kennelijk nog wel voldoende perspectief tot samenwerking ziet met de twee overige leerlingen, maar niet met [het kind]. De aan [het kind] opgelegde straf wordt derhalve, in vergelijking tot de andere opgelegde maatregelen, onevenredig zwaar geoordeeld, althans, niet aannemelijk is geworden dat Stebo in redelijkheid - en beargumenteerd - tot dat onderscheid heeft kunnen komen.
3.8. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat Stebo, gegeven de omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet heeft kunnen beslissen tot het opleggen - en handhaven - van de gewraakte maatregel. De vordering is derhalve toewijsbaar als hierna volgt.
Ten overvloede wordt nog overwogen, dat deze uitspraak er niet aan in de weg hoeft te staan dat [het kind] alsnog zijn welgemeende excuses voor het gebeurde op schrift aan Stebo aanbiedt en dat hem door Stebo een straf wordt opgelegd die naar omstandigheden passend is, maar die het onmiskenbare belang van [het kind] om het lopende schooljaar normaal af te kunnen maken, ontziet, waarbij uiteraard gedacht wordt aan de sanctie die de overige gestraften in deze affaire is opgelegd.
Nu Stebo ter zitting heeft verklaard zich zonder meer aan de uitspraak te zullen houden, zal haar geen dwangsom worden opgelegd.
3.9. Aanleiding wordt gezien de proceskosten tussen partijen te compenseren. Daartoe wordt overwogen dat het op zichzelf verwijtbare gedrag van [het kind] de oorzaak is geweest van het tussen partijen gerezen geschil.
4.1. beveelt verweerster binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de minderjarige [het kind] volledig toe te laten tot het door haar gegeven Havo-onderwijs (jaar 4/5), hem de daartoe benodigde schoolboeken weer ter beschikking te stellen en zijn schorsing schriftelijk ongedaan te maken;
4.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3. wijst af het meer of anders gevorderde;
4.4. compenseert de kosten van dit geding in dier voege dat elke partij de hare draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, president, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2001.