ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
Reg. nr: SBR 99/2518
UITSPRAAK van de arrondissements-rechtbank te Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in het geding tussen:
[eiser 1] en [eiser 1-2]],
wonende te [woonplaats],
e i s e r s,
het dagelijks bestuur van de Interprovinciale Ziektekostenregeling (IZR), gevestigd te Nieuwegein,
v e r w e e r d e r.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE.
Bij besluit van 19 november 1999 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het besluit van 19 oktober 1998, waarbij geen machtiging c.q. vergoeding is verleend voor een 40-cellige braille-leesregel, gegrond verklaard en alsnog een tegemoetkoming van 90% van de aanschafprijs van een 40-cellige brailleleesregel toegekend.
Namens eisers heeft M.J.M. Gorter-Hogenbirk, werkzaam bij de Samenwerkende Belangenorganisaties van Blinden en Slechtzienden, tegen dat besluit op 27 december 1999 beroep bij deze rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft op 18 januari 2000 de op de zaak betrekking hebbenden stukken toegezonden, op 21 februari 2000 gevolgd door een verweerschrift.
Desgevraagd heeft verweerder bij brief van 21 juli 2000 schriftelijke inlichtingen verstrekt.
Het geding is behandeld ter zitting van 17 oktober 2000, alwaar eisers in persoon zijn verschenen en verweerder, ambtshalve opgeroepen om bij gemachtigde te verschijnen, zich heeft doen vertegenwoordigen door drs. H. Diederiks.
Aan eisers is in 1993 door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds een 20-cellige brailleleesregel toegekend. Bij brief van 16 juli 1998 hebben zij, onder bijvoeging van een offerte van de firma Tieman te Rockanje, verweerder verzocht in aanmerking te worden gebracht voor vergoeding van de aanschaf van een 40-cellige brailleleesregel aangezien zij in het bezit waren gekomen van een nieuwe computer en de 20-cellige brailleleesregel niet kon worden gebruikt onder het besturingsprogramma Windows.
Nadat de GGD regio IJssel Vecht terzake negatief had geadviseerd omdat op de computer ook onder het besturingsprogramma DOS gewerkt zou kunnen worden en de 20-cellige brailleleesregel dus nog bruikbaar zou zijn, heeft de verstrekkingadministratie IZR namens Gedeputeerde Staten van Overijssel bij besluit van 19 oktober 1998 het verzoek van eisers afgewezen.
Namens eisers heeft M.J.M. Gorter-Hogenbirk voornoemd op 16 november 1998 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 1 april 1999 heeft het Nederlands Technisch Advies College geadviseerd het verzoek af te wijzen aangezien de verstrekking onnodig kostbaar werd geacht en ook niet viel onder de Regeling Hulpmiddelen. Dit standpunt is eisers bij brief van 19 april 1999 meegedeeld.
Vervolgens heeft de Adviescommissie bezwaarschriften deelnemersaangelegenheden verweerder geadviseerd het verzoek van eisers in te willigen, aangezien de 20-cellige braille-leesregel gelet op de technische ontwikkelingen niet langer als doelmatig kan worden beschouwd, en daarvoor toepassing te geven aan artikel 28 van de Verordening IZR.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder onder overneming van dit advies het bezwaar van eisers gegrond verklaard.
Namens eisers is in beroep aangevoerd dat weliswaar vergoeding van 90% van de kosten van de brailleleesregel wordt verstrekt, maar dat niet wordt gerept over de bijbehorende software (Recognita Plus voor Windows) en instructie. Eisers menen dat zij voor een volledige vergoeding van de brailleleesregel inclusief software en instructie in aanmerking dienen te komen.
Verweerder heeft onder verwijzing naar artikel 28 van de Verordening IZR 1988 aangevoerd dat is aangesloten bij de vergoedingssystematiek als vermeld in Rubriek G, eerste lid van de Bijlage bij artikel 2 van de Verordening IZR 1988 (hierna: Rubriek G), waarin voor de aldaar genoemde hulpmiddelen een vergoedingspercentage van 90% van de uitgaven wordt gehanterd. Het onderhavige hulpmiddel valt onder de categorie "Hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering".
Voorts heeft verweerder meegedeeld dat inmiddels verzoeken om vergoeding van een 40-cellige brailleregel in combinatie met Windows worden beoordeeld conform Rubriek G en niet langer via artikel 28 van de Verordening IZR 1988.
Tenslotte heeft verweerder gesteld dat in de aanschafprijs van de 40-cellige brailleleesregel is inbegrepen de outspoken ensemble 2.01 Windows toegangssoftware en infovox 330 spraaksynthesizer, maar niet de kosten van instructie. In de limitatieve opsomming van Rubriek G komt instructie niet voor. De algemene opvatting is dat instructies voor het leren hanteren van software niet als ziektekosten kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge Rubriek G, eerste lid, van de Bijlage bij artikel 2, van de Verordening IZR 1988 worden aan de gerechtigde, mits is voldaan aan de terzake gestelde voorwaarden, onder meer 90% van de uitgaven vergoed van computerprogrammatuur voor visueel gehandicapten.
Artikel 28 van de Verordening IZR 1988 (de zogenoemde hardheidsclausule) bepaalt, voor zover hier van belang, dat het dagelijks bestuur bevoegd is voor bepaalde gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard die zich bij de toepassing van de regeling of deze verordening voordoen.
Niet in geding is dat ten tijde in geding een voorziening als door eisers gevraagd niet door de IZR werd verstrekt. Voorts staat vast dat verweerder met toepassing van de hardheidsclausule heeft besloten het verzoek van eisers toch in te willigen.
Ter beantwoording staat thans nog de vraag of verweerder ten onrechte de aanschaf van de brailleleesregel niet volledig vergoedt en of de kosten van instructie bij de vergoeding moeten worden betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet af te wijken van de algemene regel dat aan betrokkenen 90% van de kosten van de aanschaf van een hulpmiddel wordt vergoed. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat eisers in het kader van de bezwarenprocedure geen argumenten hebben aangevoerd op grond waarvan verweerder een hogere vergoeding in overweging had moeten nemen. Het pas ter zitting van de rechtbank gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel hebben eisers niet met bewijsmateriaal onderbouwd. De rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij.
De rechtbank wijst eisers in dit verband echter nog wel op de ter zitting ter sprake gekomen 1 of 2 procentsregeling van eisers werkgever die hier misschien soelaas kan bieden.
De rechtbank kan verweerder niet volgen in diens opvatting dat instructie terzake van het gebruik van een hulpmiddel als het onderhavige gelet op de limitatieve opsomming in de Bijlage geen deel uitmaakt van de verstrekking.
De rechtbank wijst er daartoe op dat het hier gaat om technisch ingewikkelde apparatuur, die in het algemeen zonder voorafgaande deskundige instructie niet kan worden gebruikt. Het toekennen van een dergelijk hulpmiddel zonder die instructie komt de rechtbank zinledig voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat indien een hulpmiddel als het onderhavige wordt toegekend daadwerkelijke instructie in het gebruik van het hulpmiddel onderdeel dient uit te maken van de toekenning.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de kosten van de instructie in het gebruik van Windows, die eisers wegens omstandigheden niet hebben kunnen volgen, in redelijkheid niet geacht kan worden deel uit te maken van de bij de 40-cellige brailleleesregel behorende instructie. Die instructie dient te worden toegerekend aan de kosten van de aanschaf van de pc en komt dus in beginsel voor rekening van eisers.
Het vorenoverwogene heeft de rechtbank tot de conclusie gebracht dat het bestreden besluit niet wordt gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het komt dan ook wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. Het beroep van eisers dient derhalve gegrond te worden verklaard.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding verweerder op te dragen binnen 6 weken na de dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op f 710,- als kosten van verleende rechtsbijstand en f 86,- als reiskosten.
De rechtbank beslist als volgt.
De arrondissementsrechtbank te Utrecht,
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit;
verstaat dat verweerder binnen 6 weken na de dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat de IZR het door eisers betaalde griffierecht ad f 60,- aan hen vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van eisers in dit geding ten bedrage van
f 796,-, te betalen door de IZR.
Aldus vastgesteld door mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk, lid van de enkelvoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2000
de griffier: het lid van de
enkelvoudige kamer:
M.J. Schutjes M.S.E. Wulffraat-van Dijk
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.