7. DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair, 3 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 subsidiair en 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart het bewezenverklaarde, voorzover betrekking hebbend op overtreding van de Wet toezicht kredietwezen, niet strafbaar.
Ontslaat de verdachte voor het bewezenverklaarde, voorzover betrekking hebbend op overtreding van de Wet toezicht kredietwezen, van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 6 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot het verrichten van 240 UREN onbetaalde arbeid van administratieve/verzorgende aard of onbetaalde onderhoudswerkzaamheden ten algemenen nutte.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt deze aftrek op 4 UREN.
De werkzaamheden zullen aanvangen binnen DRIE MAANDEN nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden. De werkzaamheden moeten zijn verricht binnen TWAALF MAANDEN na de aanvang daarvan. De werkzaamheden zullen worden verricht bij een project dat na overleg met de veroordeelde door de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht wordt aangewezen uit de projecten voorkomende op de "lijst van projecten d.d. 1 mei 1997" van genoemde Stichting.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte voorts tot betaling van zes GELDBOETES van elk ¦ 1.000,00 (éénduizend gulden), bij gebreke van betaling en verhaal telkens te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen.
Verklaart de benadeelde partij 1 niet ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij 2 niet ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij 3 niet ontvankelijk in de vordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij 4 ten dele toe.
Veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan deze benadeelde partij, wonende te *, te betalen ¦ 36.000,00 (zegge zesendertigduizend gulden).
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op ¦ 500,00 exclusief BTW (zegge vijfduizend gulden), vermeerderd met de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer 4 te betalen ¦ 36.000,00 (zegge zesendertigduizend gulden) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 140 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ¦ 36.000,00 ten behoeve van het slachtoffer 4, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij een bedrag van ¦ 36.000,00 te betalen komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien verdachte aan de benadeelde partij een bedrag van ¦ 36.000,00 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ¦ 36.000,00 ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen).
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door:
mrs. T.H.P. de Roos, E.F. Bueno en P. Dondorp, bijgestaan door mr. M.J. Ouweneel als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2000.