ECLI:NL:RBUTR:2000:AA9083
Rechtbank Utrecht
- Hoger beroep
- P.W. van Schendel
- C.A.M. Walsteijn
- M.A. Broekhuis
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van ontslag op basis van leeftijd en kennelijk onredelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 november 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst van een werknemer die de 65-jarige leeftijd had bereikt. De appellant, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerder vonnis van de kantonrechter, stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was en dat er sprake was van discriminatie op basis van leeftijd. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter waren vastgesteld en heeft de grieven van de appellant in volle omvang beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op basis van het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet automatisch als een verboden onderscheid naar leeftijd kan worden aangemerkt. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat ontslag op basis van leeftijd onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn. De rechtbank concludeerde dat de maatschappelijke opvattingen over het beëindigen van arbeidsovereenkomsten bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd nog steeds gangbaar zijn en dat er voldoende wettelijke waarborgen zijn om ongerechtvaardigd onderscheid op leeftijd tegen te gaan. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van het ontslag voor de appellant niet te ernstig waren in vergelijking met het belang van de werkgever bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Uiteindelijk werd het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en werd de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.