ECLI:NL:RBUTR:2000:AA9040
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Gorter
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind
In deze zaak heeft de vader op 19 september 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Utrecht, met het doel een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en zijn minderjarige kind. De minderjarige is opgeroepen om door de rechter gehoord te worden, en de zaak is behandeld tijdens een zitting met gesloten deuren op 31 oktober 2000. De moeder van het kind is echter niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd. Ook het kind zelf heeft niet gereageerd op de uitnodigingen van de rechtbank om gehoord te worden. Voorafgaand aan het verzoekschrift heeft het kind telefonisch aan de raadsman van de vader laten weten geen contact met haar vader te willen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de echtscheiding, ongeveer 14 jaar geleden, geen contact is geweest tussen de vader en het kind. In een eerdere beschikking van 11 augustus 1992 had de rechtbank al een verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen. De rechtbank overweegt dat, hoewel omgang met de vader op zichzelf niet in strijd hoeft te zijn met de belangen van het kind, het afdwingen van een omgangsregeling tegen de wil van het kind wel degelijk in strijd is met haar belangen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader om oplegging van een informatieplicht beoordeeld, maar oordeelt dat het belang van het kind vereist dat informatie over haar niet tegen haar wil aan de vader wordt verstrekt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen, waarbij de belangen van het kind voorop stonden. De beschikking is gegeven door mr. H. Gorter, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 december 2000.