ECLI:NL:RBUTR:2000:AA8656
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- G.A.M.E. van der Burg-van Geest
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verbod van bestuursdwang bij gedeeltelijke afbraak van woonwagen
In deze zaak heeft eiser, hierna [eiser], de gemeente Utrecht in kort geding gedagvaard. De aanleiding voor de procedure was een besluit van de gemeente om bestuursdwang toe te passen, waarbij de gemeente aankondigde op 27 november 2000 om 07.00 uur over te gaan tot gedeeltelijke afbraak van de woonwagen van [eiser]. Dit besluit volgde op een eerdere bouwvergunning die aan [eiser] was verleend, maar waarbij was vastgesteld dat de woonwagen circa 1,5 meter hoger was dan toegestaan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aankondiging van de bestuursdwang, maar de gemeente heeft het verweer gevoerd dat de uitvoering van de bestuursdwang rechtmatig was.
Tijdens de zitting heeft [eiser] zijn vordering toegelicht, waarin hij de gemeente verzocht te verbieden tot gedeeltelijke afbraak van de woonwagen over te gaan, onder verbeurte van een dwangsom. De gemeente heeft hiertegen verweer gevoerd, waarbij zij stelde dat het besluit in rechte vaststond en dat er geen rechtsmiddel was aangewend tegen het besluit van 24 mei 2000. De fungerend president heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gemeente in beginsel tot uitvoering van de bestuursdwang kan overgaan, aangezien het bezwaarschrift van [eiser] niet afdoet aan de rechtskracht van het eerdere besluit.
De president heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat een minder ingrijpende maatregel mogelijk was en dat [eiser] geen deugdelijk plan had gepresenteerd om de woonwagen op korte termijn te verlagen tot de toegestane hoogte. Uiteindelijk heeft de president de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 24 november 2000 en is openbaar uitgesproken door de fungerend president.