ECLI:NL:RBUTR:2000:AA8467
Rechtbank Utrecht
- Hoger beroep
- P.W. van Schendel
- M.L. van der Bel
- C.A.M. Walsteijn
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van wangedrag en ontslag op staande voet van een werknemer wegens discriminerende uitlatingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 1 november 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag op staande voet van een werknemer, hier aangeduid als [appellant], die beschuldigd werd van wangedrag jegens buitenlandse collega's. De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan discriminerende uitlatingen, waaronder beledigende opmerkingen richting Turkse en Marokkaanse collega's. De getuigenverklaringen, waaronder die van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 4], ondersteunen de beschuldigingen en tonen aan dat [appellant] zich niet heeft gehouden aan de normen van respect en collegialiteit op de werkvloer.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ernst van de uitlatingen en het gedrag van [appellant], die onder andere heeft verklaard dat hij zich niet herinnert bepaalde beledigende opmerkingen te hebben gemaakt, maar dat het mogelijk is dat hij deze wel heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat [geïntimeerde], de werkgever, niet verplicht was om [appellant] expliciet te waarschuwen voor de gevolgen van zijn gedrag, gezien de herhaalde incidenten en de ernst van de laatste bedreiging die hij uitte aan een collega. De rechtbank concludeert dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was en bekrachtigt het eerdere vonnis.
De uitspraak benadrukt het belang van een respectvolle werkomgeving en de verantwoordelijkheid van werknemers om zich te gedragen in overeenstemming met de normen van de organisatie. De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, wat een gebruikelijke maatregel is in dergelijke zaken.