Wanneer een feit is gepleegd op basis van [verdachte]'s informatie en hulp, soms buiten zijn afwezigheid, controleert deze of er daadwerkelijk is ingebroken .
(tap 034/TA 119-122, 127-129)
In een circuit als het onderhavige kan de nakoming van afspraken niet rechtens worden afgedwongen, maar kan niet-nakoming wel worden bestraft:
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte], wanneer hij de indruk krijgt dat [medeverdachte] hem benadeelt zijn RCID-contact gebruikt om [medeverdachte] te frustreren.
(017/V01/03 p. 2 jo. 17/AH/06 p. 4)
2.2.4.3. Reeds gelet op de verklaringen van en stellingen namens [verdachte] in het vooronderzoek en ter terechtzitting acht de rechtbank onaannemelijk dat [verdachte] vooraf informatie over te plegen inbraken heeft gegeven.
[Verdachte]'s verklaringen hierover zijn inconsistent: Aanvankelijk kan hij tegenover de politie niet uit zichzelf concrete feiten noemen waarover hij de CID heeft verteld (verklaring 17/11/98).
Ter zitting stelt [verdachte]'s raadman Brouwer dat hij informatie heeft verstrekt na Dinxperlo.
Bij de rechter-commissaris verklaart [verdachte] dat hij de informatie heeft verstrekt over Peter Visser maar dat hij voor dat feit heeft gezegd dat er iets ging gebeuren,maar dat hij zelf niet wist dat dat Dinxperlo zou zijn. (Aldus ook: verklaring ter zitting 13 april 99).
Ter zitting van 13 april 1999 noemt [verdachte] Vuren en Delfzijl als zaken waarover hij, [verdachte], inlichtingen heeft verstrekt en pas ter zitting van 17 mei 1999 noemt hij Wervershoof als concrete zaak waarover tevoren informatie is verstrekt.
2.2.4.5. Als [verdachte] al informatie verstrekt heeft over Vuren, Delfzijl en Wervershoof (en de rechtbank acht met name vanwege de tegenvallende buit alleszins aannemelijk dat [verdachte] Delfzijl aan de RCID gemeld heeft), is deze informatie in het zelfstandige tactische onderzoek niet gebruikt:
de aanhouding in Vuren volgt nadat een aantal oplettende buurtbewoners een zich verdacht ophoudende auto signaleert(040/DO/01, doorlopende nummering in zakendossier [medeverdachte] p, 823 jo 849/850); tijdens de zaak Delfzijl wordt al volop getapt en over die tap komt - mede via de GSM steunzenders - een overvloed aan informatie (i.h.b. 034/TA/696, 114, 900, 901, 902, 903, 115, 117, 105, 118); de eigenaar van de zaak in Wervershoof belt de politie nadat hij naar aanleiding van een alarmstoring ter plaatse is gegaan (A028/A-O98/01 p.2)..
2.2.4.6. Over het gestelde "medeweten" van de RCID oordeelt de rechtbank als volgt:
de informatie d.d. maart 1997, gerelateerd in het procesverbaal van 3 juni 1997 vormde een aanwijzing voor de RCID dat [verdachte] strafbare feiten pleegde met [medeverdachte] samen; de aan de RCID bekend geworden informatie over Vuren maakte [verdachte] zonder meer tot verdachte wat betreft het plegen van strafbare feiten met [medeverdachte] samen.
De vraag of de RCID [verdachte] al niet in een vroeg stadium als verdachte moest aanmerken beantwoordt de rechtbank echter ontkennend voor zover het gaat om de feiten waarover hijzelf inlichtingen verschafte. Het ligt immers niet voor de hand dat een pleger van een strafbaar feit zelf bijdraagt aan de opsporing en vervolging van de daders door het verstrekken van informatie aan de RCID.