In het kader van de bezwaarprocedure is eiseres op 10 maart 1998 in aanwezigheid van haar gemachtigde gehoord. Na de hoorzitting heeft de gemachtigde van eiseres alsnog een verklaring van de huisarts van 24 juni 1998 aan verweerder toegezonden.
Vervolgens heeft verweerder bij het thans bestreden besluit de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
In beroep heeft de gemachtigde van eiseres het in bezwaar ingenomen standpunt gehandhaafd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres benadrukt dat er geen sprake is geweest van ontslagname door eiseres. Eiseres is niet gaan werken omdat zij ziek was. De werkgever heeft dit wegblijven ten onrechte opgevat als ontslagname, aldus de gemachtigde van eiseres. Eiseres heeft desgevraagd toegelicht dat zij toen zij vanwege haar ziekte niet kon werken de sleutels van de werkplek door haar zoon naar de werkgever heeft laten brengen en dat zij zich vervolgens bij verweerder heeft ziek gemeld en naar de huisarts is gegaan.
In artikel 24, eerste lid, aanhef, onderdeel a, van de WW is bepaald dat de werknemer voorkomt dat hij verwijtbaar werkloos wordt.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, aanhef, onderdeel b, van de WW is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien de dienstbetrekking eindigt of is beëindigd zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren zijn verbonden dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd
Op grond van artikel 27, eerste lid, van de WW weigert het Lisv de uitkering blijvend geheel indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, onder 3 opgelegd niet is nagekomen, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval weigert het Lisv de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk door het uitkeringspercentage te verlagen van 70 naar 35.
De rechtbank overweegt dat niet is gesteld of gebleken dat eiseres haar schoonmaakwerkzaamheden op 1 november 1996 op medisch advies heeft beëindigd. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat er op medische gronden geen rechtvaardiging is voor de ontslagname van eiseres voor onjuist te houden. De rechtbank merkt daarbij op dat de namens eiseres overgelegde medische verklaring geen informatie bevat die afwijkt van de - op grond van het door de verzekeringsarts opgestelde medisch resumé en bovengenoemd rapport van de bezwaarverzekeringsarts - reeds bij verweerder bekende medische gegevens.
Het standpunt van de gemachtigde van eiseres dat in het onderhavige geval geen sprake is van ontslagname door eiseres kan de rechtbank niet volgen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zich bij de werkgever ziek heeft gemeld. Evenmin is gebleken dat het dienstverband om een andere reden dan vanwege het feit dat eiseres niet meer op het werk is verschenen is geëindigd. De rechtbank heeft hierbij voorts nog in aanmerking genomen dat eiseres na haar hersteldverklaring zich evenmin bij de werkgever heeft gemeld om haar werk te hervatten, doch zich voor een WW-uitkering tot verweerder heeft gewend.
Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de conclusie dat de dienstbetrekking van eiseres bij Polman is beëindigd zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van haar zou kunnen worden gevergd. Verweerder heeft haar derhalve terecht verwijtbaar werkloos geacht voor 10 uur per week. Het niet nakomen van de in artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW bedoelde verplichting kan eiseres in overwegende mate worden verweten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door de gemachtigde van eiseres aangevoerde onbekendheid met de procedures en de geringe kennis van de Nederlandse taal geen omstandigheden die tot verminderde verwijtbaarheid kunnen leiden. De rechtbank merkt daarbij nog op dat eiseres blijkens de ter beschikking staande stukken reeds sedert 1 november 1993 in loondienst werkte.
De door eiseres aangevoerde bezwaren kunnen derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van een reden om te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.