ECLI:NL:RBUTR:1997:2

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 november 1997
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
l 6/038752-96 (ontnemingsvordering)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • S.W.P.C. Braunius
  • J.A. Janse de Jonge
  • C.G. Nunnikhoven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering wegens verduistering van elektronische apparatuur door werknemer

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 11 november 1997 een ontnemingsvonnis uitgesproken tegen een verdachte die als logistiek medewerker bij een computerbedrijf werkte. De verdachte heeft samen met anderen elektronische apparatuur en onderdelen/accessoires voor computers en printers verduisterd, met een totale waarde van naar schatting ruim 2 miljoen gulden. De officier van justitie heeft op 1 oktober 1997 een vordering ingediend ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de terechtzitting op 28 oktober 1997 is het onderzoek gehouden, wat leidde tot de uitspraak van het vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bedrag van ten minste 22.000 gulden heeft verkregen uit de opbrengst van de strafbare feiten. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van dit bedrag aan de Staat toegewezen en bepaald dat, indien er geen volledige betaling of verhaal plaatsvindt, vervangende hechtenis zal worden toegepast. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij mr. Nunnikhoven buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer:
16/038752-96 (ontnemingsvordering)
Datum uitspraak:
11 november 1997
Naam:
[veroordeelde]
Tegenspraak
Raadsvrouwe: mr. H.J. Witkamp
verkort vonnis
Vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [1970] te Craraçao (Nederlandse Antillen), wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie ex artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, ertoe strekkende dat de rechtbank:
I. vaststelt het bedrag waarop het door verdachte uit strafbare feiten verkregen wederrechtelijk voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4, Wetboek van Strafrecht, wordt geschat;
II. verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een maximum-bedrag van
f22.000,--.
Het onderzoek in deze zaak is gehouden op de terechtzitting van 28 oktober 1997.
1. De procedure
De officier van justitie heeft op 1 oktober 1997 aan verdachte (hierna te noemen veroordeelde) voormelde vordering doen betekenen.
Deze vordering en de strafzaak tegen veroordeelde, waarop deze vordering betrekking heeft, zijn ter terechtzitting van 28 oktober 1997 aangebracht. Het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak tegen veroordeelde heeft geleid tot na te noemen vonnis.
2, Beoordeling van de vordering
Bij vonnis van deze rechtbank van 11 november 1997 is veroordeelde in zijn strafzaak veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, terzake van - kort gezegd - medeplegen verduistering in dienstbetrekking, meermalen gepleegd.
De rechtbank ontleent de schatting van het na te noemen wederrechtelijk verkregen voordeel aan de navolgende wettige bewijsmiddelen:
(nader uit te werken bij appèl)
3.
Conclusie
Met betrekking tot het door veroordeelde uit strafbare feiten verkregen voordeel is voldoende aannemelijk geworden:
dat veroordeelde een bedrag van ten minste
f22.000,-- heeft verkregen uit de opbrengst van de onder primair bewezenverklaarde feiten.
Het voordeel dat door de veroordeelde door middel van de hiervoor vermelde feiten wederrechtelijk is verkregen wordt op grond van vorenstaande geschat op
f22.000,-­ (tweeëntwintigduizend gulden).
De rechtbank acht de vordering tot laatstgenoemd bedrag voor toewijzing vatbaar.

4.

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.

De rechtbank:
stelt het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht vast op een bedrag van
f22.000,--(tweeëntwintig­ duizend gulden).
veroordeelt hem tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
bepaalt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van voormeld bedrag plaatsvindt, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.W.P.C. Braunius, J.A. Janse de Jonge en C.G. Nunnikhoven, bijgestaan door E.J. Willekers, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 1997.
Mr. Nunnikhoven is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.