In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 11 november 1997 een ontnemingsvonnis uitgesproken tegen een verdachte die als logistiek medewerker bij een computerbedrijf werkte. De verdachte heeft samen met anderen elektronische apparatuur en onderdelen/accessoires voor computers en printers verduisterd, met een totale waarde van naar schatting ruim 2 miljoen gulden. De officier van justitie heeft op 1 oktober 1997 een vordering ingediend ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de terechtzitting op 28 oktober 1997 is het onderzoek gehouden, wat leidde tot de uitspraak van het vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bedrag van ten minste 22.000 gulden heeft verkregen uit de opbrengst van de strafbare feiten. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van dit bedrag aan de Staat toegewezen en bepaald dat, indien er geen volledige betaling of verhaal plaatsvindt, vervangende hechtenis zal worden toegepast. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij mr. Nunnikhoven buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.