ECLI:NL:RBSHE:2012:BY7967

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
246521 / FA RK 12-2169_2
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank inzake artikel 15 HKOV en hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 20 december 2012 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen, alsook de bevoegdheid om een verklaring ex artikel 15 van het Haags kinderontvoeringsverdrag (HKOV) af te geven. De man verzocht de rechtbank om een beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, waarbij hij verwees naar een lopende procedure in [land]. De rechtbank oordeelde dat zij op basis van de beschikbare informatie niet in staat was om een definitieve beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en hield de beslissing pro forma aan tot 15 maart 2013.

Daarnaast werd er een verzoek gedaan om een verklaring ex artikel 15 HKOV af te geven, waarin de vraag werd gesteld of de overbrenging van de kinderen naar [land] ongeoorloofd was. De rechtbank concludeerde dat de wetgever niet heeft gekozen om de rechterlijke autoriteiten de bevoegdheid te geven om een dergelijke verklaring af te geven. De rechtbank stelde vast dat de Centrale Autoriteit in Nederland deze taak op zich neemt en dat er geen wettelijke basis is voor de rechtbank om de verzochte verklaring af te geven.

De rechtbank besloot om de beslissing over de hoofdverblijfplaats aan te houden en verklaarde zich onbevoegd om de verklaring ex artikel 15 HKOV af te geven. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter en kinderrechter, en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 246521 / FA RK 12-2169_2
Uitspraak : 20 december 2012
Beschikking, als vervolg op de beschikking van deze rechtbank van 21 september 2012 waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, betreffende gezag en hoofdverblijf in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], doch feitelijk verblijvende te [land],
advocaat mr. W.A. van der Stroom-Willemsen,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk 'de man' en 'de vrouw'.
De verdere procedure
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank de beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats pro forma aangehouden in afwachting van de uitkomsten van de in [land] aanhangige procedure tot teruggeleiding van de kinderen naar Nederland.
De rechtbank heeft na voormelde beschikking kennisgenomen van:
- een brief (met bijlagen) van mr. Beijersbergen van Henegouwen, gedateerd 1 november 2012;
- een faxbrief van mr. Van der Stroom, gedateerd 8 november 2012;
- een brief (met bijlagen van mr. Beijersbergen van Henegouwen, gedateerd 14 november 2012;
- een faxbrief van mr. Van der Stroom, gedateerd 16 november 2012;
- een faxbrief (met bijlagen) van mr. Beijersbergen van Henegouwen, gedateerd 20 november 2012;
- een brief (met bijlagen) van mr. Beijersbergen van Henegouwen, gedateerd 22 november 2012;
- een faxbrief (met bijlagen) van mr. Van der Stroom, gedateerd 26 november 2012;
- een faxbrief van mr. Beijersbergen van Henegouwen, gedateerd 10 december 2012.
De verdere beoordeling
1. Hoofdverblijf
De advocaat van de man verzoekt de rechtbank om thans een beslissing te nemen op het verzoek betreffende de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen. Ter onderbouwing van dit verzoek verwijst de man naar zijn ervaringen met de procedure die in [land] thans aanhangig is. De man stelt dat de rechter in [land] niet bezig is met het verzoek tot onmiddellijke terugkeer ex artikel 12 van het Haags kinderontvoeringsverdrag van 1980 (hierna te noemen: HKOV), doch lijkt meer als doel te hebben om de man af te sluiten van iedere hulp van de Centrale Autoriteit (hierna te noemen: CA) en de Ambassade van Nederland in [land]. De man is van mening dat het handelen van de vrouw niet 'beloond' mag worden en dat zij in strijd heeft gehandeld met datgene waar het HKOV op ziet.
De advocaat van de vrouw voert verweer tegen dit verzoek van de man. De vrouw erkent dat de procedure in [land] een ander verloop kent dan in Nederland, doch zij betwist dat de procedure in [land] geen HKOV 1980 insteek heeft. Voorts betwist zij dat de procedure in [land] de rechten van de man zou schaden. Zij acht het zeer onwenselijk wanneer op zaken vooruit wordt gelopen en de Nederlandse rechter thans een beslissing neemt terzake.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen in de beschikking van 21 september 2012 beschikt zij thans over onvoldoende informatie om op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van 10 juli 2012 een beslissing te kunnen nemen op de vraag bij wie de beide kinderen hun hoofdverblijf zouden moeten hebben. Hetgeen door de man nadien is aangevoerd ten aanzien van de procedure die thans in [land] loopt leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank zal derhalve thans niet overgaan tot het nemen van een definitieve beslissing op dit punt.
2. Verzoek tot afgifte van de verklaring ex artikel 15 van het Verdrag
Bij brief van 14 november 2012 stelt de advocaat van de man dat de [buitenlandse} rechter van de Nederlandse rechter een antwoord wenst te ontvangen omtrent het vraagstuk of volgens Nederlands recht - in het licht van artikel 15 HKOV - sprake was van een ongeoorloofde overbrenging op het moment dat de vrouw met de kinderen van Nederland naar [land] vertrok. De advocaat van de man verzoekt de rechtbank om op basis van de Uitvoeringswet behorend bij HKOV rekening te houden met het belang van een voortvarende teruggeleiding.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 26 november 2012 verweer gevoerd tegen dit verzoek. De vrouw erkent dat de [buitenlandse] rechter een artikel 15 HKOV verklaring heeft verzocht aan het Nederlandse gerecht, doch zij is van mening dat deze taak is uitbesteed aan de CA. De vrouw stelt dat dit reeds is gebeurd, of eerdaags staat te gebeuren.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat door de man bij deze rechtbank enkel de procedure betreffende de gezagsvoorziening alsmede de hoofdverblijfplaats van de kinderen van partijen aanhangig is gemaakt. De procedure tot teruggeleiding is niet aanhangig bij deze rechtbank, zoals de man doet voorkomen in zijn brief van 14 november 2012, doch loopt via de CA.
Vaststaat tussen partijen dat de [buitenlandse]rechter het Nederlandse gerecht om een verklaring heeft verzocht ex artikel 15 HKOV. De rechtbank constateert dat tot op heden geen verzoek om informatie is ontvangen rechtstreeks van de [buitenlandse] rechter. Enkel door de advocaat van de man is het (vertaalde) [besluit buitenlandse rechter] d.d. [datum] overgelegd. Blijkens de vertaling wordt 'Het Nederlandse gerecht' verzocht om zo spoedig mogelijk een besluit te geven met daarin een rechterlijk oordeel overeenkomstig artikel 15 van het Haagse verdrag met een antwoord op de vraag "is het overbrengen van de minderjarigen en/of een van ze op [datum] van Nederland naar [land] naar het Nederlandse recht, een "onrechtmatige verwijdering' in de betekenis van artikel 3 van het Haagse verdrag".
De rechtbank leest de brief van de man d.d. 20 november 2012 als zijnde een verzoek aan deze rechtbank een verklaring te verstrekken op de voet van artikel 15 HKOV dat de overbrenging van de minderjarige kinderen van partijen door de vrouw vanuit Nederland naar [land] op of omstreeks 21 april 2012 onwettig was.
De tekst van artikel 15 HKOV luidt als volgt:
'Alvorens de terugkeer van het kind te gelasten, kunnen de rechterlijke of administratieve autoriteiten van een Verdragsluitende Staat verlangen dat de verzoeker een beslissing of verklaring van de autoriteiten van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, overlegt, waarin wordt vastgesteld dat de overbrenging of het niet doen terugkeren ongeoorloofd was in de zin van artikel 3 van het Verdrag, voor zover een dergelijke beslissing of verklaring in die Staat kan worden verkregen. De centrale autoriteiten van de Verdragsluitende Staten zijn de verzoeker zoveel mogelijk behulpzaam bij de verkrijging van een dergelijke beslissing of verklaring. '
Uit de huidige tekst van het HKOV en de geldende uitleg daarbij blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het aan de lidstaten wordt overgelaten of zij hun rechterlijke autoriteiten bevoegd verklaren tot het afgeven van een zogenaamde 'artikel 15-verklaring'. Het wordt wenselijk geacht dat de lidstaten hiertoe een toegesneden procedure opnemen in hun nationale wetgeving. In de Uitvoeringswet bij het Verdrag is geen bevoegdheid van de gerechten opgenomen dan wel een procedure beschreven tot het afgeven door de gerechten van een verklaring ex artikel 15 HKOV. De rechtbank leidt daaruit af dat de wetgever er niet voor gekozen heeft om het afgeven van de artikel 15-verklaring aan de rechterlijke autoriteiten op te dragen. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het HKOV noch de wet (voldoende) basis biedt voor het aannemen van haar bevoegdheid om de verzochte verklaring af te geven.
Daarenboven hecht de rechtbank er aan op te merken dat het in Nederland een gevestigde gewoonte is dat de in artikel 15 HKOV genoemde verklaring wordt afgegeven door de (Nederlandse) Centrale Autoriteit.
De rechtbank zal dan ook beslissen als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
houdt de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf van de minderjarigen PRO FORMA aan tot 15 maart 2013, met het verzoek aan partijen om de rechtbank en de raad uiterlijk 1 maart 2013 nader te informeren over de uitkomsten van de teruggeleidingsprocedure;
verklaart zich onbevoegd om de van de zijde van de man verzochte verklaring ex artikel 15 HKOV af te geven;
compenseert de tot op heden gemaakte proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2012 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: sve
Coll: VR
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a) door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.