ECLI:NL:RBSHE:2012:BY6979

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/020359-95
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling na moorddelict

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 december 2012 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die in 1996 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor doodslag. De terbeschikkingstelling was eerder verlengd, maar de rechtbank moest nu beoordelen of er nog steeds voldaan was aan het gevaarscriterium. De terbeschikkinggestelde heeft in de tussentijd een positieve ontwikkeling doorgemaakt, woonde bij vrienden en had een dagbesteding. Echter, een positieve urinecontrole op cocaïne in maart 2012 zorgde voor zorgen over zijn recidivegevaar. De deskundigen gaven uiteenlopende adviezen; de psychiater adviseerde een verlenging van twee jaar, terwijl de reclassering een verlenging van één jaar voorstelde. De rechtbank overwoog dat, hoewel er zorgen waren over de urinecontrole, de deskundigen het recidivegevaar als laag inschatten. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat niet was komen vast te staan dat nog aan het gevaarscriterium was voldaan, en wees de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling af. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen niet langer in het geding was, en dat de terbeschikkingstelling niet meer noodzakelijk was.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/020359-95
Uitspraakdatum: 12 december 2012
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
verblijvende [verblijfplaats].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 26 maart 1996 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2010 met een jaar verlengd. Het gerechtshof te Arnhem heeft d.d. 24 oktober 2011 de terbeschikkingstelling voor de duur van 2 jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 16 oktober 2012 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2012. Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van L.P. Heinsman, psychiater, d.d. 18 september 2012;
- het advies van S. van den Berg en F.R.J. Brouwers, reclasseringswerkers, d.d. 20 september 2012;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van doodslag, meermalen gepleegd, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste.
In voornoemd advies van L.P. Heinsman, psychiater, is onder meer het navolgende gesteld:
Risicoprognose.
"Het risicomanagement bij betrokkene is vooral te herleiden tot meer globale risicotaxatie waarbij factoren als middelengebruik en verhoogde score op de PCL-R als belangrijkste risicofactoren naar voren komen. Met zijn eerdere veroordelingen en problemen in zijn jeugd scoort onderzochte relatief hoog op historische items bij gestructureerde risicotaxatie. Historische items zijn in principe onveranderbaar en vormen doorgaans de belangrijkste voorspellende kracht bij de inschatting van de kans op recidive. Historische items kunnen dan ook opgevat worden als een basisrisico op recidive. Het beleid van de kliniek valt goed te volgen. Door het niet met onderzochte komen tot het opstellen van een meer gerichte delictanalyse, kunnen de vanuit gestructureerde risicotaxatie voortkomende risicofactoren in onvoldoende mate afgewogen worden. Het risicomanagement richt zich dan ook vooral op de belangrijkste risicofactoren middels structuur en toezicht, behandeling van ADHD en toewerken naar sociaal-maatschappelijke inbedding als uiteindelijke basis voor meer structureel terugdringen van de kans op recidive. Terecht stelt de kliniek dat een resocialisatietraject niet risicoloos is, maar signaleert tegelijk een positieve tendens onder structuur en toezicht. Een positieve tendens in de zin van beter houden aan gestelde voorwaarden en gemaakte afspraken, meer begeleidbaar opstellen".
Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden.
"Het klinisch beeld vanuit het huidig onderzoek sluit in hoofdlijnen aan bij de bestaande bevindingen. Zo kan op basis van de informatie van betrokkene niet gekomen worden tot een meer gerichte delictanalyse en ontbreekt gerichte terugvalpreventie vanuit de principes van vroegsignalering. Opgemerkt kan worden dat betrokkene geen blijk geeft van inzicht in de principes van vroegsignalering. Betrokkene is niet bereid alsnog te komen tot een
hernieuwde delictanalyse om tot een meer gerichte aanpak van de kans op recidive te komen. Het focus van terugvalpreventie ligt daarmee vooral bij extern toezicht en het werken aan meer beschermende factoren. In geval van betrokkene liggen de beschermende factoren (aan de hand van de SAPROF) vooral in het verlengde van zijn motivatie om op een positieve wijze aan de samenleving deel te nemen en bescherming van buiten af. Aspecten als acceptatie hulpverlening, acceptatie medicatie, afname autoriteitsproblematiek (acceptatie toezicht), verbeterde coping, dagbesteding (werk), woonsituatie en sociale contacten kunnen hierbij genoemd worden. Doorgaans steunt extern toezicht in belangrijke mate op signalering vanuit de directe omgeving. Echter zijn steunsysteem (vrienden, familie) zou afgaand op onderzochte niet mee willen werken aan toezicht".
Interventieadvies en -condities.
"In de huidige situatie is er naast een onveranderd verhoogd 'basisrisico' op recidive, sprake van gevoeligheid voor toezicht vanuit de reclassering en een positieve ontwikkeling op het vlak van beschermende factoren. Zowel de duur van de huidige ontwikkeling in zijn woonsituatie als de beperkte medewerking aan toezicht vanuit zijn steunsysteem, maken dat er onvoldoende weging tussen risicofactoren en beschermende factoren gemaakt kan worden. Daarbij komt vanuit de behandelvoorgeschiedenis naar voren dat betrokkene in behandeling beperkt leerbaar is gebleken, het huidige ingezette resocialisatietraject in belangrijke mate berust op zijn acceptatie van extern toezicht. Beperkt toezicht, beperkte leerbaarheid, het onvoldoende kunnen wegen van risicofactoren en beschermende factoren, het bestaan van een verhoogd basisrisico op recidive vanuit de aanwezigheid van historische items, de gevoeligheid voor stress (en van daar uit de kans op een conflict) in situaties van beoordeling, maken dat ingeschat wordt dat de huidige ontwikkeling de nodige tijd behoeft om de situatie verder te kunnen bestendigen. Redelijkerwijs is de termijn van een jaar te kort om verdere voortgang als meer structureel te kunnen beoordelen. Geadviseerd wordt dan ook de huidige maatregel voor de termijn van twee jaar te verlengen. Deze termijn biedt de reclassering de gelegenheid om naast toezicht op gebruik, te komen tot een nadere inventarisatie van de bestendigheid van beschermende factoren in zijn woonwerksituatie. Bij bespreking van de overwegingen geeft onderzochte aan zich te kunnen vinden in de gemaakte overwegingen".
In voornoemd advies van S.R. van den Berg en F.R.J. Brouwers, reclasseringswerkers, is onder meer het navolgende gesteld:
"Ons primaire advies is om de maatregel met 1 jaar te verlengen. Indien betrokkene zich houdt aan de aanwijzingen en voorwaarden zal er een afbouw plaats vinden van meldplichtcontacten, en in een later stadium ook van middelencontroles. Binnen dit jaar zal er een verdere monitoring plaats vinden, om te zien hoe betrokkene zich met steeds minder structuur en controle staande weet te houden. Het doel is om volgend jaar richting onvoorwaardelijke beëindiging te gaan, vandaar ook het advies om enkele bijzondere voorwaarden te laten vervallen. Indien de rechtbank toch besluit om de maatregel nu al onvoorwaardelijk te beëindigen, dan zou de reclassering zich bij die beslissing tevens kunnen aansluiten"
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Het gaat goed met mij. Ik woon bij goede vrienden in Tilburg. Er is mij een paar keer een woning in Oss toegewezen, maar dat betroffen locaties waar ik niet wilde wonen, dus besloot ik bij mijn vrienden te blijven wonen. Zij waren daar erg blij mee. Momenteel sta ik op een wachtlijst voor een woning, maar het kan nog 2 à 3 jaar duren voordat ik daar iets van hoor. Ik wil verder gaan met mijn leven zoals het nu gaat. Ik werk en heb dus een dagbesteding. Dat gaat goed, mijn werkgever houdt rekening met het feit dat ik problemen met mijn rug heb. Het is voor mij nog steeds een raadsel hoe het kan dat ik op 29 maart 2012 een positieve urinecontrole op cocaïne heb gehad. Sinds mijn 18e levensjaar heb ik geen cocaïne meer gebruikt. Ik vind dat de TBS-maatregel beëindigd moet worden.
De deskundige S.R. van den Berg, optredend namens de reclassering, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
"Het is positief dat betrokkene bij zijn vrienden in Tilburg is blijven wonen, aangezien de woningen die betrokkene zijn aangeboden zich bevonden in een omgeving die niet goed is voor betrokkene. Het advies gedaan door dhr. Heinsman, psychiater, wordt door de reclassering niet onderschreven. Dat het reclasseringsrapport d.d. 20 september 2012 een tweeledig advies bevat heeft te maken met het navolgende. Het advies om de TBS maatregel met een jaar te verlengen heeft te maken met het feit dat er relatief korte tijd verstreken was tussen de positieve urinecontrole van betrokkene in maart 2012 en het opstellen van het reclasseringsadvies. Behalve die ene keer in maart 2012 is betrokkene sinds 1995 nog nooit positief getest op cocaïne tijdens de urinecontroles. Er is naar aanleiding van de positieve urinecontrole een contra-expertise aangevraagd. Hieruit bleek dat de aangetroffen stof in betrokkenes urine niets anders kon zijn dan cocaïne. Incidenteel komt het echter voor dat een fout wordt gemaakt bij een urinecontrole. Indien er geen sprake was geweest van een positieve urinecontrole, dan had de Reclassering hoogstwaarschijnlijk reeds nu geadviseerd de TBS maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen. De reclassering is van mening dat de factoren met betrekking tot het recidiverisico in orde zijn. Het kost betrokkene geen moeite om abstinent te blijven van alcohol. Indien de rechtbank besluit tot onvoorwaardelijke beëindiging van de TBS maatregel kan de reclassering zich daarin vinden".
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
"De adviezen van de deskundigen lopen uiteen. Ik maak mij echter zorgen om de positieve urinecontrole. Alhoewel ik begrijp dat het stempel TBS lastig is voor betrokkene, zal dat gelet op hetgeen mw. Van den Berg heeft aangevoerd niet veel meer zijn dan een etiket. Met inachtneming van de adviezen van de deskundigen geeft ik de voorkeur aan de gefaseerde versie en vorder dan ook om de terbeschikkingstelling voor de duur van 1 jaar te verlengen".
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
"Een TBS maatregel wordt opgelegd als men iemand uitwendig iets aandoet. Betrokkene is voor doodslag veroordeeld omdat hij een ongeval heeft veroorzaakt. Tengevolge daarvan zijn twee personen (vrienden van betrokkene) die zich bij betrokkene in diens auto bevonden, overleden. Nimmer is vastgesteld dat betrokkene op dat moment teveel alcoholhoudende drank had gedronken. Betrokkene heeft destijds gezegd dat hij 1 pil had geslikt en dat dat zijns inziens gelijk stond aan 10 glazen alcoholhoudende drank. Ten tijde van het indexdelict was betrokkene 21 jaar oud, nu is hij bijna 40 jaar oud. Betrokkene is in het bezit van een geldig rijbewijs, gebruikt geen pillen meer en is abstinent van alcohol. Betrokkene voldoet niet aan de criteria gesteld in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging verzoekt derhalve de rechtbank om de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de door de deskundige ter terechtzitting van 12 december 2012 gegeven toelichting blijkt dat de Reclassering hoogstwaarschijnlijk reeds voor deze gelegenheid zou hebben geadviseerd de TBS maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen als er geen positieve urinecontrole was geweest. Met betrekking tot die urinecontrole heeft mw. Van den Berg verklaard niet uit te kunnen sluiten dat mogelijk sprake is geweest van een valse positieve urinecontrole. Tevens blijkt dat de deskundige het recidivegevaar als laag inschat.
De rechtbank is van oordeel dat alles afwegende en alles overziend, niet vast is komen te staan dat nog aan het zgn. gevaarscriterium is voldaan. Psychiater Heineman adviseert weliswaar om de (voorwaardelijk beëindigde) terbeschikkingstelling nog met twee jaar te verlengen aangezien - kort gezegd - meer tijd nodig zou zijn om de huidige situatie verder te bestendigen, maar de rechtbank gaat daaraan voorbij. Uit de hiervoor aangehaalde rapportages en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting van 12 december 2012 volgt namelijk niet dat nog langer sprake is van een zodanig concreet gevaar dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling nog langer eist, zoals bepaald in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, Dientengevolge moet de vordering van de officier van justitie worden afgewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2012.