vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 240548 / HA ZA 11-1730
Vonnis van 12 december 2012
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1].,
gevestigd te [vestigingsplaats]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRIEMEL B.V.,
gevestigd te Gemert (gemeente Gemert-Bakel),
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J. van Weerden te Rotterdam,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE GEMERT-BAKEL,
zetelend te Gemert,
gedaagde,
advocaat mr. U.T. Hoekstra te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eisers] (mannelijk enkelvoud) en de gemeente genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 april 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 28 juni 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eisers] exploiteert een touringcarbedrijf in [plaats], dat deel uitmaakt van de gemeente [...]. In juni 1997 heeft [eisers] de gemeente laten weten in aanmerking te willen komen voor een perceel op het bedrijventerrein [...]. Bij brief van 24 september 1997 heeft [eisers] aan de gemeente het aan hem toegezonden aanvraagformulier ingevuld retour gezonden. [eisers] heeft daarop aangegeven in aanmerking te willen komen voor een perceel van +/- 1.500 m2 (productie 1 bij conclusie van antwoord). Op dat moment waren er nog 2 percelen die niet verkocht waren: perceel P met een oppervlakte van 1.515 m2 en perceel N met een oppervlakte van 2.400 m2.
2.2. Bij brief van 2 maart 1998 heeft de gemeente [eisers] laten weten dat hij niet in aanmerking komt voor de koop van een kavel op het bedrijventerrein [...]. Dit om de volgende reden: “In eerste instantie heeft u aangegeven dat u voor een goede bedrijfsvoering een kavel zocht van 1.500 m2. Nadat wij u over de mogelijkheden van een dergelijk kavel hadden geïnformeerd, gaf u echter te kennen dat u de voornoemde kavel niet geschikt achtte. U gaf hierbij aan dat de kavel aan de Dommel, letter N, met een oppervlakte van 2.400 m2, voor uw bedrijfsvoering wel geschikt zou zijn. Voor deze laatste kavel had zich reeds een kandidaat gemeld. Wij hebben het verzoek van deze kandidaat in behandeling. Vooralsnog staat wij positief tegenover dit verzoek en zullen dit met voorrang afhandelen.” (productie 7 bij conclusie van antwoord)
2.3. Bij brief van 13 oktober 1998 heeft de gemeente [eisers] laten weten dat zijn plannen niet passen op perceel P en dat dit perceel niet aan hem zal worden verkocht. Perceel P is 29 oktober 2008 verkocht aan een derde.
2.4. [eisers] heeft tegen de gemeente een procedure gevoerd met als inzet een vordering uit schadevergoeding uit onrechtmatige daad omdat de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel perceel P niet aan [eisers] had verkocht. Nadat de vordering door de rechtbank was toegewezen, is deze in hoger beroep door het gerechtshof afgewezen. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van [eisers] verworpen. [eisers] heeft daarna het gerechtshof verzocht het arrest te herroepen. Nadat het gerechtshof [eisers] niet heeft toegestaan na repliek nog stukken in het geding te brengen, is [eisers] een tweede herroepingsprocedure bij het gerechtshof begonnen met het verzoek deze gevoegd met de eerste herroepingsprocedure te behandelen.
2.5. Perceel N is in 1998[...] aan [...] BV (verder [...]).
2.6. In mei 2011 is een rapport van het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeentes verschenen (onder meer) over de uitgifte van de percelen op het bedrijventerrein [...] (verder het BING-rapport).
3.1. [eisers] vordert een verklaring voor recht dat de gemeente aansprakelijk is jegens [eisers] en aldus gehouden is de schade te vergoeden die [eisers] door toedoen dan wel nalaten van de gemeente heeft geleden, welke schade is op te maken bij staat, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3.2. [eisers] legt daaraan ten grondslag dat de gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door perceel N aan [...] te verkopen. [eisers] heeft eerder dan [...] belangstelling voor perceel N getoond, zodat het perceel aan hem gegund had moeten worden. Zelfs als [...] eerder was geweest, heeft de gemeente onrechtmatig jegens [eisers] gehandeld door diens belangen niet af te wegen tegen de belangen van [...].
3.3. De gemeente voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. De gemeente voert als meest verstrekkende verweer dat de vordering van [eisers] is verjaard omdat de onrechtmatige gedragingen die de gemeente worden verweten in 1998 hebben plaatsgevonden. [eisers] stelt zich op het standpunt dat de verjaringstermijn pas is beginnen te lopen met het verschijnen van het BING-rapport in mei 2011, omdat [eisers] pas toen is gebleken dat [...] niet eerder dan [eisers] belangstelling had getoond voor perceel N. Bovendien blijkt pas uit de conclusie van antwoord dat de gemeente de belangen van [...] en [eisers] niet heeft afgewogen.
4.2. Zoals is beslist in HR 26 november 2004, NJ 2006, begint de korte verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW, gelet op de strekking van deze bepaling, pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de schade in te stellen. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente onvoldoende heeft weersproken dat [eisers] pas met de verschijning van het BING-rapport in mei 2011 ermee bekend is geworden dat het e-mail bericht van [...] van 16 februari 1998 het eerste schriftelijke stuk is waaruit blijkt van diens belangstelling voor perceel N. Nu [eisers] zijn vordering daarop baseert, wordt het verweer van de gemeente dat de vordering is verjaard verworpen.
4.3. [eisers] stelt dat hij eerder dan [...] belangstelling heeft getoond voor perceel N, namelijk nadat hem was gebleken dat perceel P voor hem te klein was, in elk geval bij zijn brief van 6 februari 1998, terwijl [...] pas op 16 februari 1998 heeft laten weten belangstelling te hebben voor perceel N. [eisers] verwijst daartoe naar het BING-rapport waarin staat vermeld dat het faxbericht van 16 februari 1998 het eerste document is waaruit de interesse van [...] voor perceel N blijkt.
4.4. De gemeente heeft gemotiveerd weersproken dat [...] niet eerder dan [eisers] belangstelling heeft getoond voor perceel N. Zij heeft daartoe gesteld dat de gemeente sinds 1996 met [...] in gesprek was over de verhuizing van het bedrijf naar bedrijventerrein [...] en dat de gemeente daarom perceel N voor [...] had gereserveerd. Ter onderbouwing van haar stelling heeft de gemeente een intern ambtelijk advies overgelegd van 25 september 1998, waarin staat dat [...] sinds oktober 1996 stond ingeschreven voor industriegrond (productie 11 bij conclusie van antwoord). Tevens heeft de gemeente een e-mailbericht d.d. 30 september 2011 van de heer [...] overgelegd (productie 12 bij conclusie van antwoord). De heer [...] schrijft daarin dat hij in 1996 contact heeft opgenomen met de gemeente om te bekijken of hij zich elders in de gemeente kon vestigen en dat de gemeente al vrij spoedig aangaf dat hij een optie/reservering kon krijgen voor een perceel op het bedrijventerrein [...]. Verder schrijft hij dat hij op een gegeven moment voor de keus werd gesteld of hij het perceel wilde accepteren of niet omdat de optie al zo lang liep en dat hij vervolgens de keuze heeft gemaakt om zijn bedrijf op het [...] te vestigen.
4.5. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gemotiveerde betwisting door de gemeente - die met stukken is onderbouwd - [eisers] zijn stelling dat hij eerder dan [...] belangstelling had voor perceel N onvoldoende heeft onderbouwd. De verwijzing naar het BING-rapport volstaat niet, omdat daar enkel wordt geconcludeerd dat er geen document van voor 16 februari 1998 in de stukken is aangetroffen waaruit de belangstelling van [...] blijkt, maar BING heeft kennelijk niet onderzocht of aan [...] mondeling toezeggingen waren gedaan. Dat die mondelinge toezeggingen niet zijn gedaan of pas nadat [eisers] had laten weten belangstelling te hebben voor perceel N, is door [eisers] niet onderbouwd.
4.6. De stelling van [eisers] dat de gemeente zijn belangen niet heeft meegewogen bij de beslissing om perceel N aan [...] te verkopen kan niet leiden tot de conclusie dat de gemeente onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld omdat [eisers] niet, in elk niet geval niet onderbouwd, heeft gesteld dat een afweging van die belangen had moeten leiden tot verkoop van perceel N aan [eisers].
4.7. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 560,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.464,00
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.464,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.