vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 12 december 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 217325 / HA ZA 10-2001 van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. P.J.G. Goumans te Helmond,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
g[vestigingsplaats][vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 224050 / HA ZA 10-2972 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Partijen zullen hierna [eisers], [gedaagde] en Delta Lloyd genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 maart 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 maart 2012
- akte na tussenvonnis tevens akte aanbod getuigenbewijs van Delta Lloyd
- akte overlegging producties van Delta Lloyd
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 mei 2012
- de conclusie na getuigenverhoor van Delta Lloyd
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [g[gedaagde]
- akte uitlating omtrent het verzoek tot pleidooi van [g[gedaagde]
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.3. De rechter, ten overstaan van wie de getuigenverhoren zijn gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
3. De verdere beoordeling in de vrijwaringszaak
3.1. De rechtbank ziet in hetgeen Delta Lloyd heeft aangevoerd geen reden om terug te komen op haar bindende eindbeslissing dat Delta Lloyd niet kon volstaan met toezending van de aanvullende voorwaarden aan de tussenpersoon en dat het gevolg daarvan is dat op Delta Lloyd de bewijslast rust dat de aanvullende voorwaarden [g[gedaagde] hebben bereikt.
3.2. Aan Delta Lloyd is te bewijzen opgedragen dat haar brief van 6 oktober 2006 met het daarbij horende clausuleblad als bijlage bij diens brief van 13 oktober 2006 door ABN AMRO aan [g[gedaagde] is toegezonden en/of dat [g[gedaagde] door de heer [...] op 26 september 2006 namens Delta Lloyd voldoende duidelijk is medegedeeld dat en welke aanvullende voorwaarden door Delta Lloyd werden gesteld aan de uitbreiding van de dekking.
3.3. Delta Lloyd heeft daartoe stukken in het geding gebracht en als getuigen gehoord [...] voornoemd, de heer [...], schade-expert bij [...] en de heer [...], schadebehandelaar bij Delta Lloyd.
3.4. Ten aanzien van het tweede deel van de bewijsopdracht heeft [...] verklaard dat hij tijdens zijn bezoek aan [g[gedaagde] op 26 september 2006 aan [g[gedaagde] niet heeft laten weten met welke aanvullende voorwaarden [g[gedaagde] rekening moest houden. De andere getuigen hebben op dit punt niets verklaard, zodat Delta Lloyd er niet in is geslaagd te bewijzen dat [g[gedaagde] door [...] op 26 september 2006 namens Delta Lloyd voldoende duidelijk is medegedeeld dat en welke aanvullende voorwaarden door Delta Lloyd werden gesteld aan de uitbreiding van de dekking.
3.5. Ten aanzien van het eerste deel van de bewijsopdracht heeft Delta Lloyd als productie 33 een ondertekende verklaring overgelegd van mevrouw [...], werkzaam bij ABN AMRO te Eindhoven. [...] verklaart met betrekking tot de door haar aan [g[gedaagde] verzonden brief van 13 oktober 2006 dat daarin is aangegeven dat zij het faxbericht van Delta Lloyd heeft doorgestuurd aan [g[gedaagde] en dat zij ervan uitgaat dat zij de bijlage volledig, dus de vijf bladen die zich in het dossier bevinden, bij de brief heeft gevoegd. Dit omdat zij als tussenpersoon dagelijks de stukken die van verzekeraars worden ontvangen, doorstuurt aan verzekerden.
3.6. [...] heeft hierover verklaard dat hij de dekkingsbevestiging met daarin de projectgegevens en met als bijlage de aanvullende voorwaarden heeft gefaxt naar het ABN AMRO kantoor te Zwolle. Daarnaast heeft [...] verklaard dat de premie-nota, het polisblad en de relevante voorwaarden op 17 oktober 2006 door de administratie van Delta Lloyd rechtstreeks naar [g[gedaagde] zijn verzonden, omdat Delta Lloyd gemachtigd was de premie te incasseren middels automatische incasso. Op 18 oktober 2006 is hij gebeld door ABN AMRO Eindhoven met de vraag of [g[gedaagde] de premie in termijnen zou kunnen betalen. Dat dit mogelijk was heeft hij bevestigd per e-mail aan ABN AMRO Eindhoven, waarbij hij nogmaals de dekkingsbevestiging en de aanvullende voorwaarden heeft bijgevoegd omdat er tevens een vraag was over de bouwtermijn.
3.7. [...] verklaart dat hij na de schademelding de bouwlocatie heeft bezocht en daar heeft gesproken met de uitvoerder. Hij heeft aan de uitvoerder kenbaar gemaakt dat hij de aanvullende voorwaarden van Delta Lloyd had ontvangen en hem gevraagd op welke wijze is gehandeld naar aanleiding van die aanvullende voorwaarden. [...] heeft vervolgens de uitvoerder kenbaar gemaakt dat hij de aanvullende voorwaarden diende na te leven, waarbij de uitvoerder niet aangaf dat hij de voorwaarden niet kende. Vervolgens heeft [...] aan [g[gedaagde] schriftelijk verzocht een aantal gegevens toe te zenden. [g[gedaagde] heeft naar aanleiding daarvan telefonisch geïnformeerd waarom het nodig was zo uitgebreid informatie te verschaffen. [...] verklaart dat hij toen heeft verwezen naar de aanvullende voorwaarden en dat [g[gedaagde] daar niet op heeft gereageerd. Tenslotte verklaart hij dat er in oktober/november 2008 nog een gesprek heeft plaatsgevonden over de vraag waarom bepaalde informatie nog steeds niet was verstrekt en dat hem in dat gesprek niet is gebleken dat [g[gedaagde] de aanvullende voorwaarden niet kende.
3.8. [...] verklaart dat in september 2010 een bespreking heeft plaatsgevonden om na te gaan of niet alsnog dekking kon worden verleend op de polis. Tijdens dat gesprek heeft hij gezien dat [g[gedaagde] de dekkingsbevestiging voor zich had en dat daarop stond dat pagina ‘zoveel’ van ‘zoveel’ betrof. Hij heeft [g[gedaagde] er toen mee geconfronteerd dat hij dus kennelijk de dekkingsbevestiging met bijlagen had ontvangen, waarop [g[gedaagde] niet heeft gereageerd. De raadsman van [g[gedaagde] heeft toen gezegd dat ervan uit moest worden gegaan dat [g[gedaagde] de voorwaarden had ontvangen. Daarna is er niets meer over gezegd en is overgegaan tot de technische kant van de zaak.
3.9. Tenslotte heeft Delta Lloyd een schrijven van de heer [...], werkzaam als Risk Insurance Manager bij ABN AMRO Eindhoven in het geding gebracht, dat is verzonden aan ABN AMRO Zwolle naar aanleiding van een op kennelijk op 10 november 2008 gehouden gesprek tussen [...], [...] en [g[gedaagde] (productie 36 bij conclusie na enquête). [...] schrijft daarin dat [g[gedaagde] nadat hem de voorlopige dekking was toegezegd met de bouwactiviteiten is gestart en dat hij pas later de polis met allemaal die clausules (waar, zoals hij dat nu ziet, praktisch gezien nooit helemaal aan voldaan zou kunnen worden) heeft ontvangen. [g[gedaagde] heeft toen niet echt acht geslagen op die clausules en is naar beste eer en geweten en, volgens hem zo verantwoord mogelijk met ieders belangen omgegaan.
3.10. [g[gedaagde] erkent dat hij op enig moment het clausuleblad met aanvullende voorwaarden heeft ontvangen, maar weet niet meer wanneer of van wie hij deze heeft gekregen. Delta Lloyd concludeert daaruit en uit het feit dat [g[gedaagde] tijdens besprekingen niet kenbaar heeft gemaakt dat hij de aanvullende voorwaarden niet kende, dat [g[gedaagde] het clausuleblad in oktober 2006 moet hebben ontvangen.
3.11. [g[gedaagde] concludeert dat Delta Lloyd er niet in is geslaagd te bewijzen dat hij het clausuleblad voor het ontstaan van de schade heeft ontvangen. Het onderwerp is in september 2010 niet verder besproken omdat de technisch adviseurs bij dat gesprek aanwezig waren.
3.12. De rechtbank is van oordeel dat Delta Lloyd niet is geslaagd in het bewijs dat haar brief van 6 oktober 2006 met het daarbij horende clausuleblad als bijlage bij diens brief van 13 oktober 2006 door ABN AMRO aan [g[gedaagde] is toegezonden. Geen van de getuigen verklaart dat dit daadwerkelijk is gebeurd. In haar schriftelijke verklaring schrijft [...], die de brief heeft van ABN AMRO aan [g[gedaagde] heeft verzonden, dat dit wel de gebruikelijke werkwijze is, maar dit laat de mogelijkheid open dat dit net die keer niet is gebeurd.
3.13. De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of Delta Lloyd heeft bewezen dat [g[gedaagde] toch tijdig op de hoogte is geweest van de aanvullende voorwaarden, zoals door haar is betoogd in de conclusie na enquête en in het pleidooi. De rechtbank is op grond van de navolgende door Delta Lloyd naar voren gebrachte punten, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat dit wel het geval is.
3.14. Op aanhangsel 15, waarvan [...] zegt dat dit op 17 oktober 2006 samen met de premienota rechtsreeks aan [g[gedaagde] is verzonden staat per abuis een bouwtermijn van 12 maanden en een onderhoudstermijn van maximaal 24 maanden vermeld. Op 18 oktober 2006 heeft [g[gedaagde] via ABN AMRO verzocht de premie in termijnen te betalen en tevens een vraag gesteld over de bouwtermijn. Naar aanleiding daarvan is aanhangsel 16 verzonden, waarop de betaling in termijnen is weergegeven en de bouwtermijn is gewijzigd in maximaal 24 maanden en de onderhoudstermijn in 12 maanden. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [g[gedaagde] op 18 oktober 2006 niet alleen een vraag over de premiebetaling stelt, maar tevens over de foutief op aanhangsel 15 vermelde bouwtermijn, bewijs oplevert van het feit dat [g[gedaagde] op 18 oktober 2006 niet alleen de premienota, maar ook aanhangsel 15 heeft ontvangen. Op aanhangsel 15 wordt voor de toepasselijke clausules verwezen naar de bijlage. Als die bijlage er niet bij had gezeten, zoals door [g[gedaagde] wordt gesteld, had hij naar aanleiding van de verwijzing op aanhangsel 15, naar die bijlage moeten informeren.
Dat [g[gedaagde] de bijlage wel heeft ontvangen wordt ondersteund door het schrijven van de heer [...] waarin immers staat dat aan [g[gedaagde] eerst voorlopige dekking is verleend, waarmee dan gedoeld zal zijn op de brief van ABN AMRO van 13 oktober 2006, en dat hij pas daarna de polis met de clausules heeft ontvangen, wat alleen maar betrekking kan hebben op aanhangsel 15. Ook het feit dat [g[gedaagde] op het moment dat [...] naar de aanvullende voorwaarden verwees, niet heeft gemeld dat hij deze niet (tijdig) heeft ontvangen, bevestigt dat [g[gedaagde] de voorwaarden wel tijdig heeft ontvangen.
3.15. [g[gedaagde] blijft er weliswaar bij dat hij het clausuleblad niet in oktober 2006 heeft ontvangen, maar heeft geen bewijs bijgebracht dat het door Delta Lloyd geleverde bewijs kan ontkrachten, terwijl [g[gedaagde] evenmin heeft kunnen verklaren hoe en wanneer hij dan wel in het bezit is gekomen van het clausuleblad.
3.16. [g[gedaagde] heeft de rechtbank verzocht om terug te komen op de bindende eindbeslissing dat [g[gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat het niet voldoen aan de voorwaarden niet de oorzaak of medeoorzaak kan zijn geweest van de schade of van vermeerdering van de schade. Voor een bindende eindbeslissing geldt de regel dat daarvan in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen. Dit kan anders zijn indien de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, dan wel de eisen van een goede procesorde om een andere reden meebrengen dat de rechter zijn eindbeslissing heroverweegt. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen [g[gedaagde] aanvoert geen reden is terug te komen op eerdergenoemde eindbeslissing. [g[gedaagde] verwijst immers ook nu slechts naar het ABT-rapport, wederom zonder in te gaan op de door [...] en [...] geleverde kritiek op dat rapport.
3.17. Het verweer van Delta Lloyd dat zij geen dekking hoeft te verlenen omdat [g[gedaagde] zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden wordt daarom gehonoreerd. De vordering van [g[gedaagde] zal worden afgewezen.
3.18. [g[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 4.951,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 12.000,00 (6,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 16.951,00
4. De verdere behandeling in de hoofdzaak
4.1. De hoofdzaak is op verzoek van [g[gedaagde] aangehouden in afwachting van de uitkomsten van bewijslevering in de vrijwaringszaak. In het tussenvonnis van 30 november 2011 zijn slechts de vaststaande feiten voor zover op dat moment relevant opgenomen. Omwille van de leesbaarheid zullen de aldaar vermelde feiten hieronder opnieuw worden opgenomen en aangevuld.
5.1. [eisers] is eigenaar van het woonhuis aan de [adres]. In opdracht van [...] Beheer B.V. (verder [...]) heeft [g[gedaagde] een appartementencomplex gebouwd aan de Dorpstraat in Helmond. De woning van [eisers] grenst direct aan het appartementencomplex.
5.2. Voorafgaand aan de bouw is in opdracht van [g[gedaagde] een vooropname verricht van onder andere de woning van [eisers] (productie 2 bij dagvaarding).
5.3. In november 2006 is [g[gedaagde] begonnen met de werkzaamheden. Eerst is een damwand geplaatst, vervolgens is medio januari 2007 de bemaling gestart en 8 februari 2007 is begonnen met de ontgraving van de bouwput.
5.4. Aan de woning van [eisers] is schade ontstaan in de vorm van scheuren in wanden, vloeren en plafonds. Bij brieven van 22 januari 2007 en 15 februari 2007 heeft [eisers] [g[gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade (productie 3 bij dagvaarding).
5.5. [g[gedaagde] heeft deze schademelding doorgegeven aan Delta Lloyd. Delta Lloyd heeft vervolgens expertisebureau Van der [...] expertise B.V. (verder [...]) ingeschakeld. [...] heeft, onder voorbehoud van alle rechten, aan [eisers] bij brief van 19 februari 2007 een kostenopgave voor reparatie gevraagd (productie 4 bij dagvaarding).
5.6. Op 27 februari 2007 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [g[gedaagde], [...], [eisers] en diens assurantietussenpersoon, de heer[...]. Naar aanleiding van dit gesprek schrijft de heer [...] op 27 februari 2007 zowel aan [...] als aan [g[gedaagde] dat die morgen is afgesproken dat pas na oplevering van het gebouw een opgave van de kosten van reparatie zal worden gedaan (productie 5 bij dagvaarding).
5.7. Op 26 februari 2009 heeft [eisers] [...] verzocht de afhandeling van de schade op te pakken, waarop [eisers] heeft vernomen dat [...] het dossier in opdracht van Delta Lloyd heeft gesloten (productie 6 bij dagvaarding).
5.8. Bij brief van 17 maart 2009 schrijft [g[gedaagde] aan [eisers]:
‘De schade aan uw woning hebben wij voorgelegd aan onze CAR-verzekeraar. Indien en voor zover de schade aan uw woning veroorzaakt blijkt te zijn door werkzaamheden die door ons zijn uitgevoerd zal deze in beginsel door ons of onze CAR-verzekeraar worden vergoed.’ (productie 7 bij dagvaarding)
5.9. Bij brief van 1 mei 2009 bevestigt mr. [...] aan Bureau Von Reth namens [g[gedaagde] dat er geen bezwaar bestaat tegen de betrokkenheid van [...] bij het door Von Reth op te stellen rapport. In een e-mailbericht van 5 mei 2009 aan [eisers], [g[gedaagde] en [...] schrijft [...] van Bureau Von Reth dat hij de brief van mr. [...] beschouwt als een formele opdrachtbevestiging namens [g[gedaagde] en dat inmiddels een bespreking is gepland met [...]. De bedoeling van dit gesprek is om te komen tot een plan van aanpak waar beide partijen achter staan. (beide productie 8 bij dagvaarding)
5.10. Bij e-mailbericht van 20 mei 2009 schrijft [...] aan [g[gedaagde] en [eisers] dat op 12 en 14 mei 2009 besprekingen hebben plaatsgevonden tussen [...] van [...] namens Delta Lloyd, en [...] namens [g[gedaagde] en [eisers]. Daarbij is geconcludeerd dat:
1. de schade aanzienlijk is en serieus aandacht moet krijgen,
2. de scheefzakking of kanteling van met name de garage en slaapvleugel van de vrijstaande bungalow dusdanig is dat deze dient te worden opgeheven,
3. ook is geconcludeerd dat er waarschijnlijk nog geen stabilisatie in de ondergrond en draagconstructie aanwezig is; het pand ‘werkt nog’; staat nog onder spanning etc.,
4. een nader onderzoek van het grondpakket onder en naast de fundering en de fundering zelf noodzakelijk is, qua drukvastheid en samenstelling.
De experts stellen gezamenlijk voor om een vrijblijvend onderzoek in te laten stellen door [...].
5.11. De door [...] voorgestelde wijze van herstel was zowel volgens [...], als volgens [...] te kostbaar, terwijl evenmin garantie werd gegeven op een bevredigend resultaat. Vervolgens is Bouwbedrijf [...] BV gevraagd om een oordeel te geven over de herstelmogelijkheden. [...] was van oordeel dat herstel niet mogelijk was en heeft daarom geen plan van aanpak, noch een begroting opgesteld.
5.12. In december 2009 heeft MOS Grondmechanica in opdracht van [g[gedaagde] onderzoek gedaan naar de verzakking van de woning (productie 10 bij dagvaarding). In maart 2010 is [...], in overleg met [...], begonnen aan het begroten van de schade. [...] heeft in juli 2010 een definitief schaderapport uitgebracht, waarin de schade op basis van herbouwwaarde wordt begroot op € 283.731,- en op basis van dagwaarde op € 204.350,- (productie 13 bij dagvaarding).
5.13. [eisers] heeft conservatoir derdenbeslag laten leggen onder [...] en Delta Lloyd (productie 12 bij dagvaarding).
6.1. [eisers] vordert van [g[gedaagde] vergoeding van de schade die aan de woning is ontstaan als gevolg van de door [g[gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden, te vermeerderen met rente en kosten.
6.2. [g[gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en de hoogte van de schade. Het causaal verband tussen de bouwwerkzaamheden en de schade wordt niet (langer) betwist.
7.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken staat vast dat [g[gedaagde] niet heeft voldaan aan de door Delta Lloyd opgelegde voorwaarden die bedoeld waren om vroegtijdig te signaleren dat er schade zou kunnen ontstaan. Kort na het ontstaan van de eerste schade is in overleg tussen partijen afgesproken dat [g[gedaagde] de bouwwerkzaamheden zou voortzetten, en dat na afronding van de werkzaamheden de schade van [eisers] zou worden begroot en vergoed. [g[gedaagde] heeft vervolgens zonder voldoende nadere maatregelen te nemen om verdere schade te voorkomen, de werkzaamheden voortgezet. Niet in geschil is dat de schade aan de woning van [eisers] na de eerste schademelding belangrijk is verergerd. Onder deze omstandigheden is het verweer van [g[gedaagde] dat hij alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen en daarom niet onzorgvuldig heeft gehandeld, onvoldoende onderbouwd.
7.2. De schade aan de woning van [eisers] is begroot door [...], mede in opdracht van [g[gedaagde]. Ter zitting is namens [g[gedaagde] aangevoerd dat indien herstel niet mogelijk is, de waardevermindering berekend moet worden. [...] heeft in zijn rapport de schade op twee manieren berekend. Zowel uitgaande van de herbouwwaarde, als uitgaande van de dagwaarde. Volgens de toelichting van [eisers] ziet de berekening uitgaande van de herbouwwaarde op de herstelkosten. De rechtbank is van oordeel dat uitgegaan moet worden van de waardevermindering van de woning die minder bedraagt dan de begrote kosten van herstel, omdat door [eisers] zelf is gesteld dat herstel van de woning niet mogelijk is. [g[gedaagde] heeft geen inhoudelijke kritiek geleverd op de door [...] berekende schade, zodat de rechtbank in beginsel het rapport van [...] zal volgen. De rechtbank zal alleen het bedrag van € 12.000,- inzake huurderving/kosten tijdelijk verblijf elders buiten beschouwing laten, omdat [eisers] niet gesteld heeft dat zij deze schade heeft geleden. Dit leidt ertoe dat de schade wordt begroot op € 192.350,-.
7.3. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen zodat [eisers] geen belang heeft bij de gevraagde verklaring voor recht. Deze zal daarom worden afgewezen.
7.4. Ingevolge artikel 6:96 tweede lid onder b, is [g[gedaagde] tevens gehouden de redelijke kosten ter vaststelling van de schade aan [eisers] te vergoeden. [eisers] heeft een factuur van [...] overgelegd ten bedrage van € 4.447,62. [g[gedaagde] heeft hier tegen ingebracht dat een specificatie van de werkzaamheden ontbreekt, evenals een betalingsbewijs. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij deze schade daadwerkelijk heeft geleden, nu geen betalingsbewijs is overgelegd terwijl de factuur van [...] is gericht aan [g[gedaagde]. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
7.5. Nu de hoofdsom wordt toegewezen, is niet langer betwist dat wettelijke rente is verschuldigd met ingang van 18 juli 2010, zodat deze zal worden toegewezen.
7.6. [eisers] vordert [g[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 471,60 voor verschotten en € 1.421,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.421,00).
7.7. [g[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden op basis van het toegewezen bedrag begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- overige explootkosten 0,00
- betaald griffierecht 4.848,00
- in debet gesteld griffierecht 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 1.421,00)
Totaal € 7.777,93
De kosten van het incident worden begroot op nihil.
in de hoofdzaak
8.1. veroordeelt [g[gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 192.350,00 (éénhonderdtweeënnegentig duizenddriehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 juli 2010 tot de dag van volledige betaling,
8.2. veroordeelt [g[gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.892,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.3. veroordeelt [g[gedaagde] in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 7.777,93, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.4. veroordeelt [g[gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [g[gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.5. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.6. wijst het meer of anders gevorderde af
in de zaak in vrijwaring
8.7. wijst de vorderingen af,
8.8. veroordeelt [g[gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 16.951,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van acht dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.9. verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.