Betrokkene is mogelijk soms nog wat defensief, maar er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor ernstig realiteitsverlies in psychotische zin. Of het seksueel misbruik in betrokkenes jeugd werkelijk heeft plaats gevonden, blijft onduidelijk, en daardoor kan ook
niet goed worden bepaald wat het betekent dat betrokkene (nog steeds) er van overtuigd
is dat dit heeft plaats gevonden. Misbruik van diverse middelen is al vele jaren in remissie, zij het onder (afnemend) toezicht. Er is sprake geweest van een gebrekkige ontwikkeling, die mogelijk geresulteerd heeft in een persoonlijkheidsstoornis met oppositionele
en narcistische trekken, maar deze is dermate sterk afgevlakt dat (in de visie van ondergetekende) er onvoldoende criteria zijn voor de diagnose persoonlijkheidsstoornis. Het
vastgezette been en de daaraan gerelateerde handicap en onmachtsgevoelens kunnen een
negatieve rol spelen bij toenemende stress, maar betrokkene lijkt over het algemeen
goed in staat hiermee om te gaan.
Onderzoeker meent dat de kliniek nog teveel vasthoudt aan een diagnose uit het verleden, en te weinig de actuele ontwikkelingen betrokken heeft bij de diagnostiek.
Het risico op recidive wordt vooral bepaald door het risico op een terugval in een psychose. De psychose tijdens het indexdelict lijkt door zeer specifieke factoren bepaald te
zijn geweest in de periode voorafgaand aan het indexdelict: het ernstige ongeluk, de grte onzekerheid over het ‘redden’ van het been, de afhankelijkheid van vader en anderen,
het middelengebruik en mogelijke herinneringen/herbelevingen van vroegere stressvolle
situaties, zoals moeders ziekte/ziekbed en (mogelijk) seksueel misbruik of als zodanig
geïnterpreteerd gedrag van de kant van vader. De paranoïde ideeën die betrokkene in die
tijd had, generaliseerden zich naar een of meer broers. Van dit alles is al geruime tijd
volstrekt geen sprake meer. De vraag is dan ook op wie betrokkene eventuele gevoelens
van (waanachtige) achterdocht en vijandigheid zal richten (als daar al sprake van zou
zijn), nu zijn vader niet meer leeft en zijn broers in Spanje wonen. Er zijn inmiddels vrij
veel beschermende factoren aanwezig, zodat zeker het directe en iets verder gelegen risico erg beperkt is. Maar ook op langere termijn ziet onderzoeker geen erg grote risico’s.
Onderzoeker heeft een andere inschatting van de risico’s dan de kliniek.
Geadviseerd wordt het huidige beleid met voortvarendheid voort te zetten.
Betrokkene is zelf volop bezig met solliciteren. De sollicitatie waarvoor hij twee keer
een uitnodiging voor een gesprek heeft gehad toen hij door ondergetekende onderzocht
werd, is helaas niet uitgelopen op een baan. Momenteel is hij net uitgenodigd voor een
tweede gesprek voor een sollicitatie als voorraadbeheerder bij een groothandel in
[plaats]. Het blijkt dat zijn terbeschikkingstelling-status een belemmering kan vormen om werk te krijgen. Juist in verband met dit laatste zou de resocialisatie van de kant van de kliniek met meer voortvarendheid ter hand moeten worden genomen.
Het huidige risicomanagement dreigt contraproductief te werken, als het betekent dat de
resocialisatie nog verder vertraagd wordt. Toezicht zal zeker nog wel enige tijd gewenst
zijn, maar dit kan ook plaats vinden door de reclassering. Betrokkenes eigen motivatie
en zijn wens door te gaan met de huidige psychotherapie (cognitieve gedragstherapie)
vormen indicatoren van een positieve ontwikkeling. Als de huidige positieve ontwikkeling zich voortzet, kan gedacht worden aan voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Geadviseerd wordt de maatregel terbeschikkingstelling met 1 jaar te verlengen dan wel
de terechtzitting enige maanden aan te houden, zodat in de komende periode beoordeeld
kan worden in hoeverre de positieve ontwikkeling zich heeft voortgezet en er geen signalen zijn die wijzen op terugval. Van belang is daarbij dat betrokkene een baan vindt en
in staat blijkt de huidige semi-zelfstandige woonsituatie voort te zetten.
Indien de gunstige ontwikkeling dan voortgezet blijkt te zijn, kan gedacht worden aan
voorwaardelijke beëindiging.
Gedacht kan worden aan voortzetting van de verpleging met 1 jaar.
Ook zou de terechtzitting uitgesteld kunnen worden en aan de reclassering gevraagd
kunnen worden om te adviseren over de haalbaarheid van een voorwaardelijke beëindiging.
Mogelijk kan dan binnen nu en een jaar een voorwaardelijke beëindiging plaats vinden.