ECLI:NL:RBSHE:2012:BY5617

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889059-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor witwassen en hypotheekfraude met valse documenten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere delicten, waaronder witwassen en hypotheekfraude. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het opmaken en gebruiken van valse documenten, zoals arbeidsovereenkomsten en werkgeversverklaringen, om hypotheken te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, waarbij zij geldbedragen en goederen, waaronder een woning en een auto, hebben verworven met de opbrengsten van hun criminele activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de betrokken vennootschappen, waaronder [bedrijf 1], niet als reële ondernemingen konden worden aangemerkt, en dat de verdachte een actieve rol speelde in de opmaak van de valse documenten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, waarbij de verdachte ook verantwoordelijk werd gehouden voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en het aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en het gevaar dat deze vormen van criminaliteit voor de samenleving met zich meebrengen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889059-09
Datum uitspraak: 10 december 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2011, 20 maart 2012, 4 april 2012, 16 november 2012 en 26 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) één of meer geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk één of meer arbeidsovereenkomsten en/of werkgeversverklaringen en/of salarisspecificaties en/of facturen, vals heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s):
-valselijk een arbeidsovereenkomst opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die arbeidsovereenkomst vermeld en/of laten vermelden dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij een maandelijks functieloon van 5.860,92 euro genoot en/of een jaarlijkse vakantietoeslag van 8% van het bruto-jaarsalaris genoot en/of valselijk en/of in strijd met de waarheid in die arbeidsovereenkomst vermeld en/of laten vermelden dat deze werd aangegaan door "[persoon 1], directeur van [bedrijf 1]" en/of valselijk en/of in strijd met de waarheid in die arbeidsovereenkomst onder "handtekening werkgever" vermeld en/of laten vermelden "[persoon 1]" en/of die arbeidsovereenkomst (aldaar) voorzien en/of laten voorzien van een (valse) handtekening (die door moest gaan voor de handtekening van [persoon 1]) en/of
-valselijk een werkgeversverklaring opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld en/of laten vermelden dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij een bruto-jaarsalaris van 70.331 euro genoot en/of dat hij een vakantietoeslag en/of
-valselijk een werkgeversverklaring opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld en/of laten vermelden dat hij per 1 januari 2008 en/of per 1 februari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij een bruto-jaarsalaris van 70.320 euro genoot en/of dat hij een vakantietoeslag van 5.625 euro genoot en/of
-valselijk een salarisspecificatie opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld en/of laten vermelden dat hij in de periode 03/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij tot en met de periode 03/2008 487,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij over de periode 03/2008 een bruto-salaris van 5.860,92 euro genoot en/of dat hij over de periode 03/2008 een netto-salaris van 3.411 euro genoot en/of
-valselijk een salarisspecificatie opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld en/of laten vermelden dat hij in de periode 04/2008 165,00 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij tot en met de periode 04/2008 652,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij over de periode 04/2008 een bruto-salaris van 5.860,92 euro genoot en/of dat hij over de periode 04/2008 een netto-salaris van 3.410,70 euro genoot en/of
-valselijk een factuur opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die factuur vermeld en/of laten vermelden "[bedrijf 2]" en/of "factuur" en/of "factuurnr.: 15" en/of "hiermede doen wij u een rekening toekomen betreffende de uitgevoerde werkzaamheden" en/of "betreft: spuit werkzaamheden en schilderwerk" en/of "aangenomen werk" en/of "bedrag volgens afspraak" en/of "totaal: 11034",
(telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
[Sr art. 225 lid 1]
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer vervalste en/of valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen, namelijk van één of meer vervalste en/of valselijk opgemaakte arbeidsovereenkomsten en/of werkgeversverklaringen en/of salarisspecificaties en/of facturen, als waren dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) dat/die geschrift(en) ter verkrijging van één of meer geldleningen en/of gelden daaruit overgelegd aan [bedrijf 3], en bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens) hieruit dat:
-in een arbeidsovereenkomst valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij een maandelijks functieloon van 5.860,92 euro genoot en/of dat hij een jaarlijkse vakantietoeslag van 8% van het bruto-jaarsalaris genoot en/of dat deze arbeidsovereenkomst werd aangegaan door "[persoon 1], directeur van [bedrijf 1]" en/of
-in een werkgeversverklaring valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaald tijd als projectleider in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij een bruto-jaarsalaris van 70.331 euro genoot en/of dat hij een vakantietoeslag van 5.626 euro genoot en/of
-in een werkgeversverklaring valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij per 1 januari 2008 en/of per 1 februari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij een bruto-jaarsalaris van 70.320 euro genoot en/of dat hij een vakantietoeslag van 5.625 euro genoot en/of
-in een salarisspecificatie valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij in de periode 03/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij tot en met de periode 03/2008 487,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij over de periode 03/2008 een bruto-salaris van 5.860,92 euro genoot en/of dat hij over de periode 03/2008 een netto-salaris van 3.411 euro genoot en/of
-in een salarisspecificatie valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij in de periode 04/2008 165,00 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij tot en met de periode 04/2008 652,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat hij over de periode 04/2008 een bruto-salaris van 5.860,92 euro genoot en/of dat hij over de periode 04/2008 een netto-salaris van 3.410,70 euro genoot en/of
-in een factuur valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld "[bedrijf 2]" en/of "factuur" en/of "factuurnr.: 15" en/of "hiermede doen wij u een rekening toekomen betreffende de uitgevoerde werkzaamheden" en/of "betreft: spuit werkzaamheden en schilderwerk" en/of "aangenomen werk" en/of "bedrag volgens afspraak" en/of "totaal: 11034";
(Sr art. 225 lid 2) [delict Aster.01];
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) één of meer geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk één of meer werkgeversverklaringen en/of
salarisspecificaties, vals heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s)
-valselijk een werkgeversverklaring opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld en/of laten vermelden dat [medeverdachte 1] per 1 juni 2008 voor onbepaalde tijd als "buitendienst medewerker" in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat die [medeverdachte 1] een bruto-jaarsalaris van 41.400 euro genoot en/of dat die [medeverdachte 1] een vakantietoeslag van 3.312 euro genoot en/of een 13e maand-uitkering van 1.242 euro genoot en/of
-valselijk een salarisspecificatie opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld en/of laten vermelden dat [medeverdachte 1] in de periode 06/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat die [medeverdachte 1] tot en met de periode 06/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat die [medeverdachte 1] over de periode 06/2008 een bruto-salaris van 3.450 euro genoot en/of dat die [medeverdachte 1] over de periode 07/2008 een netto-salaris van 2.212,41 euro genoot,
(telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
(Sr art. 225 lid 1) [delict Aster.03];
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) één of meer geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk één of meer werkgeversverklaringen en/of
salarisspecificaties, vals heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s)
-valselijk een werkgeversverklaring opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld en/of laten vermelden dat [medeverdachte 2] per 1 april 2008 voor onbepaalde tijd als "dir.secretaresse" in dienst trad en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat die [medeverdachte 2] een bruto-jaarsalaris van 26.548,90 euro genoot en/of dat die [medeverdachte 2] een vakantietoeslag van 2.123,90 euro genoot en/of
-valselijk een salarisspecificatie opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld en/of laten vermelden dat [medeverdachte 2] in de periode 07/2008 172,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat die [medeverdachte 2] tot en met de periode 07/2008 660,00 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of dat die [medeverdachte 2] over de periode 07/2008 een bruto-salaris van 2.212,41 euro genoot en/of dat die [medeverdachte 2] over de periode 07/2008 een netto-salaris van 1.618
euro genoot, (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
(Sr art. 225 lid 1) [delict Aster.04];
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) telkens en/of meermalen
- van één of meer voorwerpen, te weten één of meer geldbedragen en/of een woning (aan de [adres] te [woonplaats]) en/of een personenauto (van het merk Mercedes Benz) en/of een waterscooter (van het merk Sea-Doo Bombardier) en/of een trailer, de werkelijke aard en/of de herkomst verborgen en/of verhuld en/of
-één of meer van deze voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(Sr art. 420ter/420bis) [delict Aster.16];
5.
hij op of omstreeks 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie I onder 7º, te weten een nabootsing van een vuurwapen (een gasdrukpistool dat voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen van het merk Walther, model P99), voorhanden heeft gehad;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(WWM art. 13 jº 55) [delict Aster.23];
6.
hij op of omstreeks 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van substanties vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een voorwerp en/of een stof, te weten een hoeveelheid (van circa 1.100 gram) (van een materiaal bevattende) palladium en/of
- een brief en/of notitie met daarop de tekst "30 LT B 48 LT form 20 LT Mierezuur 30 LT zout 36% of 37% niet lager 4 zakken soda fijne korrel 25 of 20 LT metannol",
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat deze bestemd was/waren tot het plegen van dat feit/die feiten;
(Opiumwet art. 10a) [delict Aster.24];
7.
hij op of omstreeks 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, een hoeveelheid (circa 38 pillen) (van een materiaal bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet, opzettelijk aanwezig heeft gehad;
(Opiumwet art. 2 jº 10) [delict Aster.24];
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van één of meer natuurlijke personen, te weten hij, verdachte, en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere personen, en/of één of meer rechtspersonen, te weten [bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] en/of één of meer andere rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrifte en/of oplichting en/of witwassen;
(Sr art. 140) [dossier Aster];
9.
hij op één of meer tijdstippen in omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 7 juni 2010 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet), heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 Opiumwet) [zaak met parketnummer 01/840672-10].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
De verdediging heeft ter terechtzitting van 16 november 2012 ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 4 nietigheid van de dagvaarding bepleit voor zover verdachte ten laste is gelegd dat het één of meer geldbedragen betreft, nu dit niet nader is gespecificeerd en geconcretiseerd. Het is de verdediging volstrekt onduidelijk om welke beweerdelijk witgewassen geldbedragen het gaat, en onduidelijk is voorts welke feitelijke gedragingen van verdachte als witwassen zouden moeten worden gekwalificeerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding op genoemd punt geldig is. Het onderdeel "één of meer geldbedragen" van de tenlastelegging is voldoende gespecificeerd en geconcretiseerd met de nadere aanduiding in de tenlastelegging "[delict Aster. 16]".
Naar het oordeel van de rechtbank is op de door de verdediging aangevoerde grond geen sprake van (partiële) nietigheid van de dagvaarding. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Het ten laste gelegde "één of meer geldbedragen" is bezien in samenhang met de in de tenlastelegging tevens opgenomen nadere aanduiding "[delict Aster. 16]" voldoende gespecificeerd en geconcretiseerd, mede gelet op de inhoud van dit delictdossier. Immers, hierin wordt nader uitgewerkt met welke feitelijke gedragingen welke geldbedragen gepaard gaan, terwijl hierin op die punten tevens wordt verwezen naar concrete overige aan verdachte in deze dagvaarding ten laste gelegde feiten. Dat hiernaast ook overigens nog feiten en omstandigheden in voornoemd delictdossier zijn opgenomen doet aan dit oordeel van de rechtbank niet af. De rechtbank merkt in dit kader ten slotte nog op dat in zijn algemeenheid aan witwassen inherent is dat niet altijd exact is aan te geven over welke bedragen het precies gaat. Nu het bij inleidende dagvaarding onder feit 4 ten laste gelegde voldoet aan de daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en in artikel 6, derde lid, onder a, van het EVRM gestelde eisen, verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging.
De dagvaarding voldoet ook overigens aan alle wettelijke eisen.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsbeslissing ten aanzien van feit 6.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij een doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] op 15 september 2010 werden onder meer aangetroffen een emmer met daarin ongeveer 1.100 gram van een zwarte substantie en een handgeschreven notitie. Verdachte heeft verklaard en uit onderzoek is ook gebleken dat genoemde zwarte substantie de chemische stof palladium bevat. Op genoemde notitie stond geschreven "30 LT B, 48 LTform, 20 LT Mierezuur, 30 LT zout 36% of 37% niet lager, 4 zakken soda fijne korrel, 25 of 20 LTmetannol".
Verdachte heeft ontkend dat hij de notitie heeft geschreven en heeft er geen verklaring voor hoe deze notitie in zijn woning is terechtgekomen. Het palladium was hem aangeboden en hij wilde nagaan of hij deze kon verkopen tegen een meerprijs. Verdachte heeft een onderneming genaamd [bedrijf 5] en handelt onder meer in edelmetalen. Volgens verdachte is palladium een chemische stof dat aan goud kan worden toegevoegd teneinde witgoud te verkrijgen. Tevens kan het worden gebruikt als een katalysator om diamanten te reinigen. Verdachte heeft ontkend het palladium en de handgeschreven notitie voorhanden te hebben gehad met het doel om de vervaardiging van metamfetamine of andere synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank overweegt dat in theorie weliswaar diverse syntheses van middelen van de Opiumwet denkbaar zijn, waarbij een palladiumkatalysator gebruikt kan worden, maar dat, blijkens een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 5 april 2011, nimmer een daadwerkelijk verband tussen het gebruik van palladium en de productie van metamfetamine is aangetoond. Uit onderzoek van het NFI is tevens gebleken dat het aangetroffen palladium niet reeds eerder was gebruikt bij de vervaardiging van synthetische drugs. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat verdachte het palladium niet in zijn bezit heeft willen houden. De verklaring van verdachte dat hij het palladium aan verschillende potentiële afnemers, onder wie juweliers, te koop heeft aangeboden, vindt steun in diverse getuigenverklaringen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank onvoldoende bewezen dat verdachte het palladium voorhanden heeft gehad met het doel het voorbereiden of bevorderen van de vervaardiging van synthetische drugs als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Blijkens genoemde NFI-rapportage van 5 april 2011 is het weliswaar zeer waarschijnlijk dat de informatie op de in de woning van verdachte aangetroffen handgeschreven notitie een relatie heeft met de productie van amfetamine door middel van een Leuckartsynthese, maar naar het oordeel van de rechtbank is de enkele omstandigheid dat deze notitie in de woning van verdachte is aangetroffen onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte daarmee het vervaardigen van synthetische drugs heeft willen voorbereiden of bevorderen. De rechtbank overweegt daarbij dat in de woning van verdachte evenmin andere voorwerpen of materialen dan reeds genoemde zijn aangetroffen die daartoe bestemd zouden kunnen zijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 6 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten.
Feit 1, feit 2 en feit 3.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder feit 1 tot en met feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe, kort gezegd, onder meer het volgende aangevoerd. Het standpunt van de officier van justitie dat er sprake is van een vereenzelviging van verdachte met [bedrijf 1] is niet juist. Uit niets is gebleken dat verdachte het voor het zeggen had binnen dat bedrijf. Verdachte had een dienstverband bij [bedrijf 1] en kreeg voor zijn werkzaamheden salaris betaald. Ook heeft verdachte schilderwerkzaamheden aan zijn woning laten verrichten. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft in dat verband bevestigd dat de factuur met betrekking tot die schilderwerkzaamheden echt was. De onder feit 1 genoemde bescheiden kunnen aldus niet als valselijk opgemaakt of vervalst worden beschouwd. Gelet daarop is evenmin sprake van het opzettelijk gebruik maken van valse bescheiden ter verkrijging van de hypothecaire geldlening. Voorts bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte, al dan niet in vereniging, de onder feit 2 en feit 3 genoemde bescheiden valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht voor haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 11 juni 2009 heeft [persoon 2] in zijn functie als coördinator fraudebestrijding namens financieel dienstverlener [bedrijf 3] aangifte gedaan (feit 1). Door hem werd onder meer het navolgende verklaard. In april 2008 is door [verdachte] bij [bedrijf 3] een hypotheek aangevraagd en afgesloten voor in totaal € 440.000,-. In augustus 2008 heeft er een onderhandse verhoging plaatsgevonden met € 21.000,- tot in totaal € 461.000,-. In maart 2008 heeft [bedrijf 3] door tussenkomst van intermediair [bedrijf 6] een hypotheekaanvraag ontvangen ten behoeve van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1983]. Deze aanvraag is opgemaakt op 25 maart 2008 en ondertekend met '[verdachte]'. Naar aanleiding van vorenstaande hypotheekaanvraag werd door [bedrijf 3] een offerte opgemaakt welke op 7 april 2008 werd ontvangen van [bedrijf 7] met daarbij diverse onderliggende bescheiden zoals onder meer een werkgeversverklaring, een kopie salarisstrook en een kopie arbeidsovereenkomst. Door [verdachte] werd het perceel [adres] te [woonplaats] aangekocht voor een bedrag van € 380.000,-. Er werd een hypothecaire geldlening verstrekt inclusief verbouwingskosten van € 440.000,-. In de hypotheekaanvraag was ruimte voor een bouwdepot. In juli 2008 werd door [verdachte] middels [bedrijf 6] een verhoging aangevraagd van de eerder afgesloten hypotheek met € 21.000,-. Op 4 augustus 2008 werden door [bedrijf 3] middels een aanbiedingsbrief van [bedrijf 6] diverse onderliggende bescheiden ontvangen zoals een werkgeversverklaring, een salarisstrook en een arbeidsovereenkomst. In het bouwdepot zijn drie aanvragen verwerkt voor verbouwingswerkzaamheden aan genoemde woning, onder meer ter zake van [bedrijf 2] voor een bedrag van € 11.034,-.2
Aangever [persoon 2] heeft een zestal door of namens [verdachte] ten behoeve van de hypotheekaanvraag en/of het bouwdepot aan [bedrijf 3] overgelegde bescheiden bij de aangifte gevoegd. Het gaat daarbij om de navolgende geschriften.
A1. Een arbeidsovereenkomst.3
Deze arbeidsovereenkomst is gesloten op 20 december 2007 en, blijkens de dagstempel, door [bedrijf 3] ontvangen op 7 april 2008. De overeenkomst is opgemaakt op het briefpapier van [bedrijf 1], gevestigd [adres] te 's-Hertogenbosch. De arbeidsovereenkomst vermeldt dat [persoon 1], directeur van [bedrijf 1], en [verdachte] een arbeidsovereenkomst sluiten voor onbepaalde tijd. [verdachte] treedt in dienst met ingang van 1 januari 2008 in de functie van projectleider. Het maandelijks functieloon bedraagt € 5.860,92. De vakantietoeslag bedraagt 8% van het brutobasissalaris per jaar. De arbeidsovereenkomst is ondertekend door [persoon 1], werkgever, en [verdachte], werknemer.
A2. Een werkgeversverklaring.4
Deze werkgeversverklaring is ondertekend op 25 maart 2008 en, blijkens de dagstempel, ontvangen door [bedrijf 3] op 7 april 2008. Werkgever [bedrijf 1], gevestigd [adres] Den Bosch, verklaart dat werknemer [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft en dat hij vanaf 1 januari 2008 in dienst is in de functie van projectleider. [verdachte] ontvangt een brutosalaris van € 70.331,- en vakantietoeslag van € 5.626,-. De werkgeversverklaring is namens de werkgever ondertekend door [persoon 1], telefoonnummer [telefoonnummer].
A3. Een werkgeversverklaring.5
Deze werkgeversverklaring is ondertekend op 16 juli 2008 en, blijkens de dagstempel, door [bedrijf 3] ontvangen op 4 augustus 2008. Werkgever [bedrijf 1] verklaart dat werknemer [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft en dat hij vanaf 1 januari 2008 in dienst is in de functie van projectleider. [verdachte] ontvangt een brutosalaris van € 70.320,- en een vakantietoeslag van € 5.626,-. De werkgeversverklaring is namens de werkgever ondertekend door [persoon 3].
A4. Een salarisspecificatie.6
Deze salarisspecificatie is, blijkens de dagstempel, door [bedrijf 3] ontvangen op 7 april 2008. Op de salarisspecificatie is vermeld dat [verdachte] over de periode 3/2008 157,5 uur heeft gewerkt bij [bedrijf 1] en in 2008 tot en met periode 3 in totaal 487,5 uur. Hij ontvangt een brutoloon van € 5.860,- per maand en € 3.411,- netto. Het salaris dient overgemaakt te worden naar rekeningnummer [rekeningnummer].
A5. Een salarisspecificatie.7
Deze salarisspecificatie is, blijkens de dagstempel, door [bedrijf 3] ontvangen op 4 augustus 2008. Op de salarisspecificatie is vermeld dat [verdachte] over de periode 4/2008 165 uur heeft gewerkt bij [bedrijf 1] en in 2008 tot en met periode 4 in totaal 652,50 uur. Hij ontvangt een brutoloon van € 5.860,92- per maand en € 3.410,70 netto. Het salaris dient overgemaakt te worden naar rekeningnummer [rekeningnummer].
A6. Een factuur.8
Een factuur van [bedrijf 2], gedateerd 25 augustus 2008. Op deze factuur is onder meer vermeld "factuur nr.: 15", "Hiermee doen wij U een rekening toekomen betreffende uitgevoerde werkzaamheden", "Betreft: spuitwerkzaamheden en schilderwerk", "Aangenomen werk" en "Bedrag volgens afspraak" en "totaal 11034".
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij [bedrijf 3] een hypotheek heeft afgesloten voor het pand [adres] in [woonplaats] en dat hij bij de [bank 4] een rekening heeft met nummer [rekeningnummer].9
Op 11 november 2009 heeft [persoon 4] in zijn functie als onderzoeker bancaire criminaliteit, werkzaam bij de [bedrijf 8] waartoe ook [bedrijf 9] (hierna te noemen: [bedrijf 9]) behoort, aangifte gedaan (feit 2). Hij heeft onder meer het volgende verklaard. Op 30 september 2009 werd door [bedrijf 9] Veiligheidszaken van de Divisie Centrale Recherche van de regiopolitie Brabant-Noord het verzoek ontvangen om de hypotheekaanvraag van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] bij [bedrijf 9] te controleren op de aanwezigheid van onder andere werkgeversverklaringen en salarisspecificaties van [bedrijf 1] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] hebben op 5 augustus 2008 een hypothecaire geldlening aangevraagd bij [bedrijf 9] voor het onderpand [adres]. Op basis van door aanvragers overgelegde inkomensgegevens en -documenten is door [bedrijf 9] op 8 september 2008 een hypothecaire geldlening verstrekt ten bedrage van € 329.000,-. Na raadpleging van het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna ook wel KvK) blijkt dat [medeverdachte 1] sinds 13 januari 2009 vennoot is van de vennootschap onder firma [bedrijf 10], [adres]. Voorts is uit het handelsregister gebleken dat [medeverdachte 1] ten tijde van de hypotheekaanvraag eigenaar was van de eenmanszaak [bedrijf 10], [adres]. [medeverdachte 1] was ten tijde van de hypotheekaanvraag zelfstandig ondernemer en eigenaar van een kapsalon. Hiervan is bij de aanvraag geen melding gemaakt. In de offerte van [bedrijf 9], gedateerd 6 augustus 2008, is onder meer het voorbehoud opgenomen dat het inkomen van [medeverdachte 1] wordt aangetoond door een originele werkgeversverklaring en een kopie van een recente salarisstrook. Deze offerte is volgens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] door hen volledig en naar waarheid ondertekend op 7 augustus 2008. Tevens werd elke pagina van de offerte door beiden voor akkoord geparafeerd. [bedrijf 9] heeft telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1]. Hem werd gevraagd waar hij werkte ten tijde van de hypotheekaanvraag. [medeverdachte 1] verklaarde met enige twijfeling in zijn stem dat hij in 2008 bij [bedrijf 1] had gewerkt, maar dat hij daar slechts twee maanden in loondienst was. [medeverdachte 1] dacht dat dit rond september 2008 moet zijn geweest. [medeverdachte 1] is geconfronteerd met het feit dat hij volgens de KvK ten tijde van de hypotheekaanvraag in augustus 2008 een eigen kapsalon had en volgens hen niet bij [bedrijf 1] heeft gewerkt. [medeverdachte 1] is verzocht om zijn dienstverband bij [bedrijf 1] door middel van schriftelijke bewijsstukken zoals een definitieve aanslag IB 2008, de jaaropgave 2008 en kopie bankafschriften te onderbouwen. Er zijn geen bewijsstukken van [medeverdachte 1] ontvangen.10
Aangever [persoon 4] heeft een tweetal door of namens [medeverdachte 1] ten behoeve van de hypotheekaanvraag aan [bedrijf 9] overgelegde bescheiden bij de aangifte gevoegd. Het gaat daarbij om de navolgende geschriften.
B1. Een werkgeversverklaring.11
Deze werkgeversverklaring is ondertekend op 25 mei 2008. Werkgever [bedrijf 1], gevestigd [adres], Den Bosch, verklaart dat werknemer [medeverdachte 1] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft en dat hij vanaf 1 juni 2008 in dienst is in de functie van buitendienst medewerker. [medeverdachte 1] ontvangt een brutosalaris van € 41.400,-, een vakantietoeslag van € 3.312,- en een vaste 13e maand van € 1.242,-.
B2. Een salarisspecificatie.12
Op de salarisspecificatie is vermeld dat [medeverdachte 1] over de periode 06/2008 en tot en met die periode 157,5 uur heeft gewerkt bij [bedrijf 1], gevestigd [adres], 's-Hertogenbosch, Hij ontvangt een brutoloon van € 3.450,- per maand en een nettoloon van € 2.212,41. Het salaris dient overgemaakt te worden naar rekeningnummer [rekeningnummer].
[medeverdachte 1] heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard. Hij is werkzaam als kapper. Hij werkt als zelfstandige en heeft een eigen zaak in 's-Hertogenbosch. Het betreft een vennootschap onder firma genaamd [bedrijf 10] waarin hij en [persoon 5] vennoten zijn. Ten behoeve van de aankoop van de woning aan de [adres] hebben hij en zijn vrouw [medeverdachte 5] bij de [bedrijf 9] een hypotheek afgesloten. Hij herkent de aan hem getoonde werkgeversverklaring en de loonstaat over juni 2008 van [bedrijf 1] Deze stukken heeft hij ten behoeve van de hypotheekaanvraag geregeld. Het nummer van zijn [bank 1] bankrekening is [rekeningnummer].13
Op 12 november 2009 heeft [persoon 4] voornoemd in zijn functie als onderzoeker bancaire criminaliteit, werkzaam bij de [bedrijf 8] waartoe ook [bank 2] behoort, aangifte gedaan (feit 3). Hij heeft onder meer het volgende verklaard. Op 30 september 2009 werd door [bedrijf 9] Veiligheidszaken van de Divisie Centrale Recherche van de regiopolitie Brabant-Noord het verzoek ontvangen om de hypotheekaanvraag van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] bij [bank 2] te controleren op de aanwezigheid van onder andere werkgeversverklaringen en salarisspecificaties van [bedrijf 1] De heer [medeverdachte 4] en mevrouw [medeverdachte 2] hebben op 26 augustus 2008 een hypothecaire geldlening aangevraagd bij [bank 2] voor het onderpand [adres]. Op basis van door aanvragers overgelegde inkomensgegevens en documenten is op 23 oktober 2008 door [bank 2] een hypothecaire geldlening verstrekt van € 382.500,-.14
Aangever [persoon 4] heeft een tweetal door of namens [medeverdachte 2] ten behoeve van de hypotheekaanvraag aan [bank 2] overgelegde bescheiden bij de aangifte gevoegd. Het gaat daarbij om de navolgende geschriften.
C1. Een werkgeversverklaring.15
Deze werkgeversverklaring is ondertekend op 22 juni 2008. Werkgever [bedrijf 1], gevestigd [adres], Den Bosch, verklaart dat werknemer [medeverdachte 2] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft en dat zij vanaf 1 april 2008 in dienst treedt in de functie van dir. secretaresse. [medeverdachte 2] ontvangt een brutosalaris van € 26.548,90 en een vakantietoeslag van € 2.123,90.
C2. Een salarisspecificatie.16
Op de salarisspecificatie is vermeld dat [medeverdachte 2] over de periode 07/2008 172,50 uren en tot en met die periode 660,00 uren heeft gewerkt bij [bedrijf 1], gevestigd [adres], 's-Hertogenbosch. Zij ontvangt over de periode van 07/2008 een brutoloon van € 2.212,41,- per maand en een nettoloon van € 1.618,00. Het salaris wordt overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer].
[medeverdachte 2] heeft op 19 september 2010 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard. Het bedrijf [bedrijf 1] zegt haar niets. Ze kent alleen de naam. Ze heeft de onderneming leren kennen via ene [persoon 6]. Zij weet nu dat zijn achternaam [persoon 6]. Bij de hypotheekaanvraag ten behoeve van de woning aan de [adres] moest zij onder meer een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie overleggen. Zij heeft via [verdachte] aan [persoon 6] van [bedrijf 1] gevraagd om deze stukken. Ze is vervolgens naar [verdachte] gegaan en volgens haar heeft hij het aan [persoon 6] gevraagd. Hij heeft er toen voor gezorgd. De salarisstrook van [bedrijf 1] ten name van [medeverdachte 2] over de periode 07/2008 herkent ze. Deze heeft ze gekregen van [persoon 6] en vervolgens gebruikt voor de aanvraag van de hypotheek bij [bank 2]. Ze wist dat ze niet bij [bedrijf 1] werkte, maar heeft toch de salarisspecificatie en de werkgeversverklaring gebruikt ten behoeve van de hypotheekaanvraag.17
Op 8 maart 2012 heeft [medeverdachte 2] voornoemd bij de rechter-commissaris ten aanzien van de reeds hierboven onder A6 genoemde factuur een verklaring afgelegd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard. Ze heeft behalve een offerte voor de schilderswerkzaamheden van haar man ten behoeve van het huis van [verdachte], toch een factuur gemaakt. Ze heeft de factuur waarop naar zij meent een factuurbedrag van ongeveer 11.000 euro staat, aan [verdachte] in persoon overhandigd. [verdachte] wilde een factuur, zodat haar man door hem vanuit het bouwdepot van de hypotheek van [verdachte], zou kunnen worden betaald. De werkzaamheden zijn uiteindelijk niet doorgegaan. Zij hebben ook geen betaling ontvangen. Haar man heeft wel een paar kleine dingetjes aan de woning van [verdachte] gedaan. Het was één raamkozijntje of zo. De werkzaamheden kostten hooguit een paar uurtjes. Dat waren niet de werkzaamheden die vermeld stonden in de offerte.18
Volgens [medeverdachte 4] heeft [medeverdachte 2] een offerte opgemaakt voor [verdachte], die er hetzelfde uitziet als een factuur, maar in plaats van factuur, staat er offerte. Hij weet dat [verdachte] tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij zo niets aan de offerte had, omdat hij zo geen geld uit zijn bouwdepot kon halen; het moest een factuur zijn. De opgemaakte factuur van zijn bedrijf met betrekking tot de schilderwerkzaamheden aan de woning van [verdachte] is vals. Hij heeft weliswaar schilderwerkzaamheden verricht aan een aanbouw aan de achterzijde van de woning, maar die werkzaamheden zijn niet afgemaakt en rechtvaardigden allerminst de factuurprijs van € 11.034,-.19
De rechtbank overweegt ten aanzien van de hiervoor onder A6 genoemde factuur als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan reeds op grond van genoemde verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] worden bewezen verklaard dat de factuur die door of namens [verdachte] ten behoeve van zijn hypotheekaanvraag bij [bedrijf 3] is overgelegd,valselijk is opgemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 maart 2012 verklaard dat de betreffende factuur echt was en dat er aan zijn woning daadwerkelijk schilderwerkzaamheden voor een bedrag van in totaal € 11.034 hebben plaatsgevonden Hij heeft deze factuur contant voldaan in twee termijnen van ongeveer € 5.000,- en € 6.000,-. Volgens verdachte zijn de contante geldopnames door hem omstreeks de factuurdatum gedaan en zouden deze aldus op een bankafschrift vermeld moeten staan. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Buiten het feit dat [verdachte] met deze alternatieve lezing over de wijze waarop de vermeende schilderwerkzaamheden zijn betaald niet eerder bij de politie is gekomen, heeft hij het door hem aangehaalde bankafschrift, waaruit deze vermeende contante geldopnamen zouden kunnen blijken, niet kunnen tonen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de overige hierboven genoemde stukken als valselijk opgemaakt worden aangemerkt indien kan worden vastgesteld dat er geen sprake is geweest van daadwerkelijke dienstverbanden van [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij [bedrijf 1]
De vraag die de rechtbank in dat kader dient te beantwoorden is of [bedrijf 1] als een reëel werkende onderneming kan worden aangemerkt. Van belang daarbij is onder meer of [bedrijf 1] bedrijfsactiviteiten heeft ontplooid, werknemers in dienst heeft gehad die daadwerkelijk werkzaamheden hebben uitgevoerd en daarvoor een salaris hebben ontvangen en welke perso(o)n(en) feitelijk leidinggevende is/zijn geweest. De rechtbank zal hierbij tevens de rol van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] bij [bedrijf 1] betrekken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot [bedrijf 1] het volgende.
Door de regiopolitie Brabant-Noord is een onderzoek ingesteld naar het bedrijf [bedrijf 1] Hierbij werd onder meer het handelsregister van de Kamer van Koophandel geraadpleegd.
Uit het handelsregister van de KvK met betrekking tot [bedrijf 1] is onder meer het volgende gebleken. [bedrijf 1] werd als bedrijf op 12 februari 2004 ingeschreven met als vestigingsadres [adres]. De bedrijfsomschrijving was 'Het plaatsen van gipswanden en plafondsystemen, alsmede het aannemen van glaswerken. Im- en export en groothandel in elektronische apparaten'.20
In de periode van 20 december 2007 tot 21 januari 2008 was [stichting 1], in de persoon van [persoon 7], aandeelhouder en directeur van [bedrijf 1]21 In de periode van 21 januari 2008 tot 1 november 2008 waren [medeverdachte 6] en [persoon 8] respectievelijk aandeelhouder/directeur en bestuurder.22
Uit de handelsregisterhistorie23 is gebleken dat [bedrijf 1] onder meer de navolgende vestigingsadressen heeft gehad:
- in de periode van 20 december 2007 tot 14 januari 2008: [adres]; dit betreft het vestigingsadres van toenmalige directeur [stichting 1];
- in de periode van 14 januari 2008 tot 19 maart 2008: [adres]; dit betrof het adres van toenmalige directeur [medeverdachte 6];24
- in de periode van 19 maart 2008 tot 1 november 2008: [adres], 's-Hertogenbosch.
Uit onderzoek is gebleken dat op het adres [adres] in 's-Hertogenbosch een bedrijfsverzamelgebouw is gevestigd dat wordt verhuurd door [bedrijf 11]
Getuige [getuige 1], werkzaam als vastgoedbeheerder bij [bedrijf 11], heeft verklaard dat de kantoorruimte op de [adres] met ingang van 1 april 2008 is verhuurd aan de vennootschap [bedrijf 1] Het betreft een kantoorruimte van achttien vierkante meter die geheel kaal werd verhuurd. In de eerste twee maanden van de huurperiode werd de post voor [bedrijf 1] aan de receptie van het bedrijfsverzamelgebouw opgehaald door een persoon die zich '[persoon 1]' noemde. In februari 2009 heeft getuige [getuige 1] een voorinspectie uitgevoerd, omdat de genoemde kantoorruimte zou worden ontruimd vanwege het niet betalen van de huur door [bedrijf 1] Hij zag toen dat in de kantoorruimte geen meubilair stond met uitzondering van een telefoontoestel op de vloer. Op 16 februari 2009 werd de door [bedrijf 1] gehuurde kantoorruimte in opdracht van de verhuurder ontruimd. Het telefoontoestel dat getuige [getuige 1] eerder in februari op de vloer had zien staan was weggehaald.25
[persoon 7] voornoemd heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard.
Hij was indirect directeur van [stichting 1]. Deze stichting heeft in de periode van 17 januari 2007 tot en met 14 januari 2008 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven gestaan als enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] Dat bedrijf was toen gevestigd op de [adres]. Het beschikte niet over een werkplaats en er vonden geen commerciële activiteiten plaats, evenmin was er personeel werkzaam. Als bestuurder heeft hij nimmer enige handeling in dat bedrijf verricht.
De reeds genoemde arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [verdachte] van 20 december 2007 die mede is ondertekend door [persoon 1] (hiervoor genoemd onder A1) zegt hem niets. Het op die arbeidsovereenkomst genoemde adres [adres] in 's-Hertogenbosch klopt niet, omdat het bedrijf toentertijd was gevestigd op de reeds genoemde [adres].
Volgens [persoon 7] was de naam [persoon 1] een schuilnaam voor [medeverdachte 3]. Hij heeft deze [medeverdachte 3] namelijk een keer gebeld en toen nam deze op met '[persoon 1]'. [persoon 7] heeft [medeverdachte 3] nooit aangenomen als directeur van [bedrijf 1] [medeverdachte 3] was niet bevoegd om namens [bedrijf 1] arbeidsovereenkomsten af te sluiten.
Door genoemde [stichting 1] zijn de aandelen van [bedrijf 1] voor een contant bedrag van € 1.000,- tot € 1.500,- overgedragen aan [medeverdachte 6]. Bij het overdoen van [bedrijf 1] aan [medeverdachte 6] was geen administratie van de BV aanwezig.26
Ook [medeverdachte 6] voornoemd heeft bij de politie verklaringen afgelegd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
Hij is via een persoon genaamd [persoon 1] in contact gekomen met [bedrijf 1] Nadat hij het paspoort van deze persoon zag liggen kwam hij er achter dat de echte naam van deze persoon [medeverdachte 3] was.
Deze [medeverdachte 3] kon beschikken over zijn paspoort en rijbewijs. [persoon 6] een paar keer met [medeverdachte 3] naar de Kamer van Koophandel gegaan voor de inschrijving van zijn directeurschap van [bedrijf 1] Hij heeft daartoe enkele inschrijvingsformulieren van de KvK ondertekend. Hij kreeg deze formulieren van [medeverdachte 3]. Deze formulieren heeft hij niet zelf ingevuld.
De huurovereenkomst van kamer 129A gevestigd op het adres [adres] in 's-Hertogenbosch, dat door hem namens [bedrijf 1] met [bedrijf 11] zou zijn gesloten en ondertekend, heeft hij nooit gezien. De parafen en de handtekeningen op die huurovereenkomst zijn niet van hem. Hij heeft nimmer een huurovereenkomst voor [bedrijf 1] ondertekend. Hij is nooit op het kantoor van [bedrijf 1] op dit adres geweest. Hij wist niet wat er in [bedrijf 1] gebeurde. [bedrijf 1] was toen gevestigd op het woonadres van [medeverdachte 3] in Goirle. [medeverdachte 6] was wel directeur van [bedrijf 1], maar hij heeft nooit voor dat bedrijf gewerkt. Evenmin heeft hij ooit salaris ontvangen.27
[medeverdachte 6] heeft tevens het volgende verklaard. Hij heeft voor [bedrijf 1] allerlei soorten overeenkomsten getekend. Het is vaak genoeg gebeurd dat hij even naar [medeverdachte 3] in Goirle moest komen om daar dingen te ondertekenen. Hij heeft voor [bedrijf 1] op verzoek van [medeverdachte 3] bij de [bank 3], de [bank 4] en de [bank 1] bankrekeningen geopend. Hij heeft de verschillende bankpasjes en benodigdheden voor het telebankieren aan [medeverdachte 3] gegeven en die heeft het meegenomen naar zijn kantoor in Goirle. De bankafschriften moest hij op verzoek van [medeverdachte 3] ongeopend laten en aan hem afgeven. [bedrijf 1] had geen personeel in dienst. [medeverdachte 6] heeft nooit iemand bij de Belastingdienst of bij een bedrijfsvereniging aangemeld. Ook heeft hij nooit loonheffing en dergelijke afgedragen. Het bleek achteraf gezien allemaal gebakken lucht te zijn.
[medeverdachte 6] heeft wel ooit voor een man getekend die bij [bedrijf 1] op de loonlijst kwam. Dit was [verdachte], door [medeverdachte 3] [alias] genoemd. [medeverdachte 3] zei dat [alias] werk binnen moest trekken. Hij heeft echter nooit gezien dat [verdachte] iets van werk heeft binnengehaald. De Marokkaanse jongen is door [medeverdachte 3] aangenomen. [verdachte] deed niets bij [bedrijf 1].28
De arbeidsovereenkomst van 20 december 2007 tussen [bedrijf 1] en [verdachte] zegt hem niets. De arbeidsovereenkomst is ondertekend door [persoon 1]. Ook de werkgeversverklaring van [bedrijf 1] betreffende [verdachte] van 25 maart 2008 zegt hem niets. De op die werkgeversverklaring genoemde [persoon 1] zal ook nu [medeverdachte 3] zijn. Het handschrift op deze werkgeversverklaring lijkt op het handschrift op de door hem getekende stukken van de Kamer van Koophandel die [medeverdachte 3] invulde. De stempel die is geplaatst op de werkgeversverklaring met daarop de tekst '[bedrijf 1]' en het adres [adres] te 's-Hertogenbosch en het telefoonnummer [telefoonnummer] zeggen hem evenmin iets. Er is bij [bedrijf 1] nimmer een persoon genaamd [persoon 1] als directeur werkzaam geweest.29
Ook [persoon 9] heeft over de gang van zaken bij [bedrijf 1] bij de politie verklaringen afgelegd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
Hij werkte onder de naam [bedrijf 12]. [verdachte] van [bedrijf 1] is bij hem geweest. [persoon 9] heeft handtekeningen gezet op werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] Zij hadden iemand die de boekhouding deed. Volgens [persoon 9] was dat [medeverdachte 3], want hij kwam met de cijfers naar hem toe. De directeur was [medeverdachte 6]. [medeverdachte 3] is als eerste bij hem gekomen. Dit was ergens in 2007. Die [verdachte] noemde zich [naam]. Zijn achternaam was Marokkaans, iets van '[naam]'. [persoon 9] is als extern financieel adviseur gaan werken voor [bedrijf 1]. Hij had dit afgesproken met [medeverdachte 3]. Volgens [persoon 9] is [medeverdachte 3] de persoon [persoon 1].
Het zou kunnen dat hij voor [verdachte] een arbeidsovereenkomst heeft opgemaakt. [verdachte] is bij hem gekomen om de indiensttreding te regelen met de gegevens die nodig zijn om salarisstroken en de salarisadministratie te kunnen doen. [verdachte] gaf zijn bankrekeningnummer, zijn woonadres en een kopie van zijn legitimatiebewijs. [persoon 9] had van [medeverdachte 3] de salarisgegevens van [verdachte] gekregen. Hij gaf hem het brutobedrag door. Het was een behoorlijk salaris. Gezien zijn functie kon dit wel, maar gezien zijn leeftijd niet. [verdachte] is bij hem gekomen met de mededeling dat hij een hypotheek wilde afsluiten voor de aankoop van een woning. Hij heeft toen voor hem een werkgeversverklaring opgesteld aan de hand van de salarisstrook en het tijdstip waarop hij in dienst is gekomen. [verdachte] kwam al ongeveer twee à drie maanden na zijn indiensttreding met die vraag. [persoon 9] herkent de werkgeversverklaring voor [verdachte] van [bedrijf 1] van 16 juni 2008 niet. Hij weet niet zeker of hij de handtekening op die werkgeversverklaring heeft gezet, maar die handtekening lijkt wel op die van hem. De stempel op de verklaring is van zijn kantoor. Hij heeft de werkgeversverklaring niet ingevuld. Het handschrift is niet van hem.30
Halverwege 2008 kwam hij er achter dat [verdachte] de man achter [bedrijf 1] was. Hij heeft dat zelf van [verdachte] gehoord. Hij zei toen nog tegen [verdachte] dat [medeverdachte 6] eigenlijk directeur was. [verdachte] begon toen te lachen en zei dat het op papier zo was, maar dat hij feitelijk de man was achter [bedrijf 1]
Hij heeft verder een paar besprekingen gehad met [verdachte] en [medeverdachte 3]. Deze besprekingen vonden plaats op zijn kantoor. Hij kreeg van beiden opdrachten. [verdachte] belde naar hem dat hij dit en dat nodig had en [medeverdachte 3] werd dan naar hem toegestuurd om het op te halen. Van [medeverdachte 6] heeft hij nooit opdrachten gekregen, die was ook maar een ondergeschikte van [verdachte]. [persoon 9] heeft allerlei dingen voor [verdachte] moeten doen. Hij heeft tweemaal geldbedragen van iemand ontvangen. Dit was geld dat niet voor hem bestemd was. Hij heeft de ontvangen gelden, te weten € 15.300,- en € 10.500,- doorgestort van de rekening van [bedrijf 12] naar de [bank 2]-rekening van [medeverdachte 3]. Hij had van [medeverdachte 3] een lijst gekregen waarop precies stond welke bedragen hij op welke rekening moest storten. Dit is een paar keer gebeurd. Hij heeft het lijstje afgewerkt, totdat zijn bankrekening weer leeg was.31
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij van de [bank 2]-rekening van genoemd [medeverdachte 3], de voormalige onderneming van zijn vader, gebruik maakt. Hij heeft de enige bankpas behorende bij die rekening in zijn bezit.32
[persoon 10] heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
Hij is eigenaar van eenmanszaak [bedrijf 13]. Van de hem getoonde salarisstroken van [bedrijf 1] ten behoeve van onder andere [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kan hij zeggen dat die afkomstig zijn van zijn salarisadviesbureau. Tevens herkent hij op de salarisstroken het adres van [bedrijf 1], [adres] te 's-Hertogenbosch. [verdachte] heeft hij meerdere malen gezien. [verdachte] is bij hem op kantoor geweest om loongegevens af te geven en om uitgedraaide salarisstroken op te halen. [persoon 10] was door [persoon 9] gebeld dat [verdachte] gegevens zou afgeven of ophalen. Hij heeft de salarisstroken van [bedrijf 1] gemaakt op verzoek van [persoon 9] van [bedrijf 12]. Hij kreeg daarvoor de gegevens van [persoon 9] of van [bedrijf 1] Door hem werden als er geen wijzigingen werden doorgegeven maandelijks de salarisstroken in tweevoud uitgedraaid. Deze werden dan ongevouwen zonder bijgaande envelop opgehaald door [verdachte] of [persoon 9] of hij gaf ze af bij [persoon 9]. Door [persoon 10] zijn in de periode van januari 2008 tot en met januari 2009 voor de onderneming [bedrijf 1] salarisstroken gemaakt voor onder meer de volgende personen:
- [verdachte] (met betrekking tot periode 1 t/m 9, 11 en 12 / 2008);
- [medeverdachte 1] (met betrekking tot periode 6 t/m 9 / 2008);
- [medeverdachte 2] (met betrekking tot periode 4 t/m 9 / 2008).33
[medeverdachte 2] voornoemd heeft op 19 september 2010 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Ze heeft nooit gewerkt bij [bedrijf 1]. Ze kreeg haar salaris van [bedrijf 1] via de bank betaald. Het werd gestort op de aan haar en haar echtgenoot [medeverdachte 4] toebehorende [bank 1] rekening. De salarisbetalingen zijn niet echt. Ze heeft zelf maandelijks contant geld betaald aan een persoon genaamd [persoon 6], dat zij vervolgens via de bank kreeg teruggestort als salaris van [bedrijf 1] Ze betaalde hem € 2.100,- per maand en kreeg dan € 1.618,- als salaris teruggestort. Ze is via [verdachte] in contact gekomen met [persoon 6].34
Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat ze aan [verdachte] de laatste betaling van € 2.100,- heeft betaald. Een paar dagen daarna kreeg ze haar salaris op haar bankrekening gestort.35
De rechtbank stelt vast dat geen van de overige bij [bedrijf 1] betrokken personen verder heeft kunnen of willen verklaren over concrete door die personen bij dat bedrijf verrichte werkzaamheden. (persoon) en [medeverdachte 1] hebben weliswaar verklaard dat zij bij [bedrijf 1] in dienst waren, maar ook zij hebben hun beweerdelijke werkzaamheden niet inzichtelijk kunnen of willen maken.
Ook naar de beweerdelijke salarisbetalingen door [bedrijf 1] is onderzoek verricht. De salarisbetalingen door [bedrijf 1] aan onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn verricht middels de [bank 2]-rekening van [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer].
Gebleken is dat de salarisbetalingen telkens direct zijn voorafgegaan door contante stortingen op diezelfde bankrekening, conform het onderstaande overzicht.36
25-06-2008 contante storting + € 4.860,00
25-06-2008 salaris juni [medeverdachte 4] - € 1.618,00
25-06-2008 salaris juni [verdachte] - € 3.240,00
25-07-2008 contante storting + € 2.000,00
28-07-2008 contante storting + € 3.830,00
30-07-2008 salaris juli [medeverdachte 2] - € 1.618,00
30-07-2008 salaris juli [medeverdachte 1] - € 2.212,41
01-09-2008 contante storting + € 4.110,00
01-09-2008 contante storting + € 5.065,00
01-09-2008 salaris augustus [medeverdachte 2] - € 1.618,00
01-09-2008 salaris augustus [medeverdachte 1] - € 2.212,41
01-09-2008 salaris augustus [verdachte] - € 3.440,00
(...).
Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] aan de [adres] op 15 september 2009 zijn stortingsbewijzen aangetroffen waarvan de data en de hoogte van de geldbedragen corresponderen met de hierboven genoemde contante geldstortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf 1] Het gaat hierbij om onder meer de volgende stortingsbewijzen:
24-06-2008 € 4.860,00 ten gunste van rekening [rekeningnummer];
25-07-2008 € 2.000,00 ten gunste van rekening [rekeningnummer];
30-07-2008 € 3.830,00 ten gunste van rekening [rekeningnummer];
30-08-2008 € 5.065,00 ten gunste van rekening [rekeningnummer];
01-09-2008 € 4.110,00 ten gunste van rekening [rekeningnummer].37
De rechtbank stelt vast dat aan [verdachte] en [medeverdachte 1] in totaal slechts twee en aan [medeverdachte 2] drie salarisbetalingen hebben plaatsgevonden en dat deze salarisbetalingen telkens zijn voorafgegaan door contante geldstortingen. Voorts is die arbeidsovereenkomst voor een periode van één jaar afgesloten (te weten 1 januari 2008 tot 1 januari 2009) en is niet gebleken dat [bedrijf 1] gedurende die gehele periode telkens maandelijks salaris op de rekening van [verdachte] heeft gestort. De rechtbank stelt daarbij tevens vast dat de (som van) de contant gestorte bedragen op de [bank 2] rekening van [bedrijf 1] veelal overeenkomt met de som van de salarisbetalingen die daarop hebben gevolgd.
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 16 november 2012 verklaard dat hij door [bedrijf 1] voor zijn werkzaamheden voornamelijk contant werd betaald en dat er om die reden, behoudens genoemde salarisstortingen, geen andere salarisstortingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Buiten het feit dat verdachte eerst ter terechtzitting van 16 november 2012 met deze alternatieve lezing over de uitbetaling van zijn salaris van [bedrijf 1] is gekomen, heeft hij ook overigens in het geheel geen inzicht willen of kunnen geven in de werkzaamheden die hij voor [bedrijf 1] heeft verricht waarvoor hij die contante salarisbetalingen dan zou hebben ontvangen. Gevraagd naar de concrete inhoud en de aard van zijn werkzaamheden als projectleider en de locaties/projecten waar of waaraan hij heeft gewerkt, heeft hij volstaan met het noemen van enkele steden en plaatsen en een vage beschrijving van zijn werkzaamheden. Hij zou Poolse werknemers hebben aangestuurd, gecontroleerd en soms zelf hebben meegeholpen. Van [verdachte] mag worden verwacht dat hij, indien hij daadwerkelijk werkzaamheden had verricht, daarover meer gedetailleerd zou kunnen verklaren.
Reeds gelet op de hierboven gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat [bedrijf 1] geen reëel werkende onderneming was. De rechtbank baseert haar oordeel in overwegende mate op de vaststelling dat binnen [bedrijf 1] geen (legale) commerciële activiteiten plaatsvonden, er geen werknemers in dienst waren die daadwerkelijk werkzaamheden verrichtten en het evenmin over een werkplaats beschikte. Van een bedrijfsadministratie waaruit de (beweerdelijke) werkzaamheden van het (beweerdelijke) personeel van [bedrijf 1] zouden kunnen blijken is eveneens niets gebleken.
De rechtbank acht aldus voldoende komen vast te staan dat er sprake is geweest van fictieve dienstverbanden van [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij [bedrijf 1] en dat aldus kan worden vastgesteld dat reeds genoemde salarisspecificaties, werkgeversverklaringen en de arbeidsovereenkomst die door of namens [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], ten behoeve van hun respectievelijke hypotheekaanvragen aan de verschillende hypotheekverstrekkers zijn overgelegd, valselijk zijn opgemaakt.
Uit de omstandigheid dat door of namens [verdachte] de hiervoor onder A1 tot en met A6 genoemde bescheiden daadwerkelijk aan de betreffende hypotheekverstrekker zijn overgelegd, leidt de rechtbank het opzet bij [verdachte] op het gebruik van deze valselijk opgemaakte stukken af.
Over de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte 3] bij [bedrijf 1] overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende.
Uit de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen is gebleken dat [verdachte] een actieve en wezenlijke rol heeft gespeeld bij de fictieve onderneming [bedrijf 1] Volgens [persoon 9] was [verdachte] de man achter [bedrijf 1] en was [medeverdachte 6] slechts op papier directeur. [persoon 9] kreeg van [verdachte] en [medeverdachte 3] namens [bedrijf 1] opdrachten. Als [medeverdachte 3] en [verdachte] samen waren, dan voerde [verdachte] het woord. Volgens [persoon 10] haalde [verdachte] bij hem regelmatig de opgemaakte salarisspecificaties op en verstrekte [verdachte] loongegevens aan hem.
Voorts zijn bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] aan de [adres] in [woonplaats] op 15 september 2010 diverse bescheiden aangetroffen die betrekking hebben op de hypotheekaanvragen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Bij deze doorzoeking zijn onder meer aangetroffen:
- 26 stuks blanco briefpapier voorzien van het logo [bedrijf 1], [adres], 's-Hertogenbosch;
- 22 enveloppen voorzien van genoemd logo van [bedrijf 1];
- een fotokopie van het paspoort van [medeverdachte 1] op een A4 vel met daarop geschreven de navolgende aantekeningen:
"bankrekening nr: [rekeningnummer]
adres: [adres]
functie inbedr: Comm. Mede.
netto bedrag: 2980 p.m. (met doorhaling van 2680,-)
huis kost 269.000";38
- gekopieerde bescheiden, waaronder onder meer een voorlopige aanslag 2009 [medeverdachte 1], [adres]; een concept hypotheekakte [medeverdachte 1]/[medeverdachte 5] en [bedrijf 9]; een voorlopige afrekening [bedrijf 14] [medeverdachte 1]/[medeverdachte 5]; een Bouwmij taxatiefactuur [medeverdachte 1]/[medeverdachte 5]; een fiscale jaaropgave 2008[bedrijf 9] en een jaaropgave 2008 [bedrijf 15] betreffende [medeverdachte 5];39
- een blanco werkgeversverklaring;
- een fotokopie van het paspoort van [medeverdachte 2] op een A4 vel met daarop geschreven de navolgende aantekeningen:
"[adres]
€ 1618,- netto
In dienst 1-4-2008
Rek nr: [rekeningnummer]
Directie Sec".40
Ter terechtzitting van 16 september 2012 heeft [verdachte] verklaard dat hij op enig moment van [bedrijf 1] geen salaris meer ontving. Hij heeft om die reden [medeverdachte 6] en [persoon 9] een keer bij hem thuis uitgenodigd voor een gesprek. Zij hebben hem toen een map gegeven met daarin de hierboven genoemde stukken. Deze map heeft hij toen onder zich gehouden en er verder niet meer naar omgekeken. Volgens [verdachte] kreeg hij die map overhandigd, opdat hij daardoor overtuigd raakte van het feit dat in [bedrijf 1] nog voldoende geld aanwezig was om zijn salaris te kunnen voldoen. De rechtbank acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Naast het feit dat verdachte eerst ter terechtzitting van 16 november 2012 met deze alternatieve lezing voor de aanwezigheid van bovengenoemde stukken in zijn woning is gekomen, is uit de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen genoegzaam komen vast te staan dat verdachte de persoon is geweest die zich heeft bezig gehouden met het opmaken dan wel laten opmaken van de betreffende valse bescheiden. Dit verklaart naar het oordeel van de rechtbank ook de aanwezigheid van genoemde stukken in de woning van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat ook [medeverdachte 3] een actieve en wezenlijke rol heeft gespeeld bij [bedrijf 1] De arbeidsovereenkomst van 20 december 2007 en de werkgeversverklaring van 25 maart 2008 zijn namens [bedrijf 1] ondertekend door [persoon 1]. Ook de post van [bedrijf 1] werd bij de kantoorruimte aan de [adres] opgehaald door een persoon die zich [persoon 1] noemde. Volgens [persoon 7] en [medeverdachte 6] bediende [medeverdachte 3] zich van de naam [persoon 1]. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen, nu deze verklaringen op dat punt steun vinden in de verklaringen van onder meer getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].41 [medeverdachte 3] heeft geen redelijke verklaring gegeven waarom al deze getuigen hebben verklaard dat hij zich [persoon 1] zou hebben genoemd. Uit het reeds aangehaalde handelsregister van de KvK is gebleken dat er nimmer een bestuurder van [bedrijf 1] is geweest met de naam [persoon 1]. Ten tijde van het ondertekenen van deze arbeidsovereenkomst was [stichting 1], in de persoon van [persoon 7], enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee tevens genoegzaam vast komen te staan, dat [medeverdachte 3] de reeds genoemde arbeidsovereenkomst van 20 december 2007 en de werkgeversverklaring van 25 maart 2008 heeft opgemaakt.
De betrokkenheid van [medeverdachte 3] kan voorts worden afgeleid uit de verklaringen van [medeverdachte 6] en [persoon 9]. [persoon 6] meermalen met [medeverdachte 3] naar de Kamer van Koophandel gegaan voor de inschrijving van zijn directeurschap van [bedrijf 1] Hij heeft daartoe enkele inschrijvingsformulieren van de KvK ondertekend. Hij kreeg deze formulieren van [medeverdachte 3]. [persoon 9] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 3] had afgesproken dat hij als financieel adviseur zou gaan werken voor [bedrijf 1] Hij kreeg opdrachten van hem. Het loonbelastingnummer van [bedrijf 1] werd aan hem door [medeverdachte 3] verstrekt.
De rechtbank overweegt verder dat bij genoemde doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] goederen zijn aangetroffen die hem verbinden aan [bedrijf 1] Aangetroffen is onder meer een stempel met als opschrift '[bedrijf 1], [adres], Den Bosch, [telefoonnummer]'. Van deze stempel heeft de politie vastgesteld dat deze past op reeds genoemde werkgeversverklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].42 Tevens zijn de hierboven reeds besproken stortingsbewijzen van contante geldstortingen op de rekening van [bedrijf 1] aangetroffen. [medeverdachte 3] heeft geen redengevende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze stortingsbewijzen in zijn woning.
Feit 5.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming,43 het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming,44 het proces-verbaal omschrijving gasdrukwapen45 en de verklaring van verdachte46 wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 5 is ten laste gelegd.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 7.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht voor haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Bij een doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] op 15 september 2010 werden onder andere 38 witte pillen aangetroffen.47 Door verbalisant [verbalisant 1] is een selectie van drie pillen uit de totale hoeveelheid van 38 pillen genomen. Deze drie pillen zijn verpakt in een gripzakje van de Technische Recherche en voorzien van nummer SIN AACA2913NL.48 Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het monster, bestaande uit drie pillen, met kenmerk AACA2913NL amfetamine bevat.49
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 september 2010 in zijn woning in [woonplaats] genoemde 38 pillen voorhanden heeft gehad.50 Hij wist wel dat het peppillen waren, maar hij wist niet dat het amfetamine was. Dat vertelde de politie aan hem. Hij heeft tevens verklaard dat hij weet dat het voorhanden hebben van amfetaminepillen verboden is en dat hij voor dit feit alle verantwoordelijkheid neemt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich onder genoemde omstandigheden ten minste willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij verdovende middelen voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 7 is ten laste gelegd.
Feit 4.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe kort gezegd onder meer het volgende aangevoerd. Niet is gebleken dat verdachte ten tijde hier van belang legale inkomsten genoot. Zijn vriendin ontving in die periode slechts geringe inkomsten uit arbeid.
Ten aanzien van [bedrijf 1] en [bedrijf 4] is komen vast te staan dat deze niet of nauwelijks economische activiteiten ontplooiden en dat het beweerdelijke personeel daar niet werkelijk in dienst was, en dat het derhalve geen betalingen van salaris zijn geweest aan verdachte.
Ten aanzien van [bedrijf 16] en [bedrijf 17] geldt dat door beide BV's een 'salarisbetaling' is gedaan op verzoek van verdachte zonder dat hieraan een dienstverband ten grondslag heeft gelegen en dat verdachte die bedragen zelf voorafgaand contant heeft aangeleverd.
Ten aanzien van de gestelde inkomsten uit [bedrijf 5] is niet gebleken van legale inkomsten uit deze eenmanszaak van verdachte.
Ten aanzien van de grote contante geldbedragen die op zijn rekening werden gestort is niet van een legale herkomst van die gelden gebleken en verdachte heeft geen redelijke verklaring hieromtrent gegeven.
Ten aanzien van de bij verdachte aangetroffen op diens naam staande personenauto en waterscooter met trailer geldt dat de aanschaf daarvan niet kan worden verklaard uit legale inkomsten van verdachte of diens vriendin.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe kort gezegd onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte beschikte over legale inkomsten en heeft daarvan aangifte gedaan bij de Belastingdienst, en inmiddels is over 2009 een onherroepelijk geworden aanslag opgelegd. De ten behoeve van de financiering van de woning overgelegde stukken zijn echte stukken, en de bank is niet misleid. Ten tijde van de aankoop van de auto en de waterscooter en trailer had verdachte legale inkomsten, en niet is vast te stellen dat deze goederen zijn witgewassen.
Het oordeel van de rechtbank.
Inkomensgegevens.
Volgens informatie van de Belastingdienst51 was verdachte [verdachte] voor 2008 niet beschreven voor de inkomstenbelasting en zijn van hem geen inkomensgegevens bekend. Over 2008 en 2009 was hij voor de inkomstenbelasting beschreven met een A-biljet.
Het door hem over 2008 aangegeven loon bedroeg € 75.958 (Aster.16, p. 44). Volgens het UWV bedroeg het loon over de periode januari 2008 tot en met 31 december 2008 € 62.720,- en was de inhoudingsplichtige [bedrijf 1] (met notitie van de Belastingdienst daarbij: "Loongegevens zijn onvolledig") (p. 46-47). Verdachte beschikte op 1 januari 2008 en op 31 december 2008 niet over (relevante) banktegoeden (p. 49).
Het door hem over 2009 aangegeven loon bedroeg € 76.109 (p. 45).
Volgens informatie van de Belastingdienst52 was de partner van verdachte [verdachte], [persoon 11], over de jaren tot en met 2009 niet beschreven voor de inkomstenbelasting. Volgens het UWV bedroegen de gegevens van haar werkgever [stichting 2]:
- in 2007 genoten loon: € 3.899 (p. 53);
- in 2008 genoten loon: € 3.682 (p. 52).
Verdachte [verdachte] heeft ter verkrijging van een hypothecaire financiering van zijn woning ten bedrage van in totaal € 461.000 twee werkgeversverklaringen (Aster.01, p. 191, 264), twee salarisspecificaties (p. 192 en 265) en een arbeidsovereenkomst (p. 193 en 266) overgelegd; alle afkomstig van [bedrijf 1], [adres] 's Hertogenbosch, alsmede een factuur van [medeverdachte 4] Schilderwerken (p. 281).
[rekeningnummer] ten name van [verdachte].
Op deze rekening is over de periode 1 juli 2007 tot en met 7 juli 2009 driemaal een ontvangst ten titel van salaris van [bedrijf 1] aangetroffen: over april 2008 € 3.560; over juni 2008 € 3.240 en over augustus 2008 € 3.440 (respectievelijk Aster.16, p. 63, 69 en 76).54
Op deze rekening is over de periode 1 juli 2007 tot en met 7 juli 2009 tevens driemaal een ontvangst ten titel van loon dan wel salaris van [bedrijf 4] aangetroffen: over februari 2009 € 1.980 met omschrijving "rest 1460,- contant"; over maart 2009 € 3.440 en over april 2009 € 3.440. (respectievelijk p. 95, 97 en 101).55
Op deze rekening is over de periode 22 september 2009 tot en met 19 maart 2010 eenmaal een ontvangst ten titel van salaris van [bedrijf 16] aangetroffen: over november 2009 € 3.550 (p. 143).56
Op deze rekening is over de periode 22 september 2009 tot en met 19 maart 2010 eenmaal een ontvangst ten titel van salaris van [bedrijf 17] aangetroffen: over februari 2010 € 3.550 (p. 152).57
Tot slot werden op deze rekening van verdachte [verdachte] een groot aantal contante stortingen met onbekende herkomst gedaan:
- over de periode 1 maart 2008 tot en met 25 juni 2009 in totaal € 53.273,69;58
- over de periode 16 mei 2009 tot en met 15 oktober 2009 in totaal € 31.900;59
- over de periode 22 september 2009 tot en met 19 maart 2010 in totaal € 38.213,34.60
Derhalve is in die periode in totaal gestort met onbekende herkomst: € 123.387,0361 minus dubbeltellingen als gevolg van overlappende perioden: 29 mei 2009 € 4.750, 5 juni 2009 € 2.010, 23 juni 2009 € 600 (p. 114-115) 22 september 2009 € 1.000, 13 oktober 2009 € 500 (p. 126-127).
Aldus is tussen 1 maart 2008 en 19 maart 2010 contant gestort met onbekende herkomst, op rekening van verdachte [verdachte]: € 123.387,03 -/- € 8.860 is € 114.527,03.
[bedrijf 1]
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting van 16 november 2012 verklaard dat hij bij [bedrijf 1] in dienst is geweest van januari 2008 tot het einde van dat jaar, dat hij tot taak had de Poolse werknemers op de onderhanden projecten intern te begeleiden en zo nodig corrigerend toe te spreken, en dat hij geen externe contacten had. Tot het laatste kwartaal van 2008 was er veel werk en daarna kreeg hij een klein beetje het idee dat het niet goed ging, omdat hij steeds om zijn geld moest zeuren maar dit al die tijd uiteindelijk wel heeft ontvangen. Vaak kreeg hij dit contant, van [medeverdachte 3], [medeverdachte 6] of [persoon 9], en ontving daar altijd een loonstaat bij, aldus verdachte [verdachte].
De rechtbank verwijst voor wat betreft [bedrijf 1] naar hetgeen hiervoor is opgenomen onder feit 1 tot en met feit 3. De rechtbank acht genoegzaam bewezen dat [bedrijf 1] geen reëel werkende onderneming was, en dat sprake is geweest van fictieve dienstverbanden en van valselijk opgemaakte stukken daaromtrent, waaronder die welke betrekking hebben op de gestelde dienstbetrekking van verdachte [verdachte]. Verder acht de rechtbank vaststaand dat [verdachte] ten tijde hier van belang nauw betrokken is geweest bij [bedrijf 1] [verdachte] heeft zelf van zijn betrokkenheid verklaard, en verder wijzen de bij de huiszoeking in zijn woning aangetroffen bescheiden betreffende [bedrijf 1] op zodanige nauwe betrokkenheid. Hiermede is sprake van witwassen, op zijn minst genomen van de geldbedragen die ten onrechte ten titel van salaris door [bedrijf 1] reeds zijn betaald en/of overgemaakt op grond van de fictieve dienstbetrekkingen, nu deze bedragen hierdoor in het economisch verkeer zijn opgenomen, zonder dat de herkomst van die bedragen eenduidig is kunnen worden vastgesteld, terwijl verdachte [verdachte] hieromtrent verder niets wenst te verklaren. Nu verdachte [verdachte] deze stukken heeft gebruikt ter verkrijging van hypothecaire leningen ten behoeve van de verwerving en verbetering van zijn woning is hiermede tevens sprake van witwassen van de daarmee aangeschafte woning.
Met de hiervoor beschreven en aan verdachte toe te schrijven handelingen die verband houden met deze ten onrechte als salaris aangemerkte betalingen en het gebruik van valse stukken ter verkrijging van hypothecaire leningen is het opzet van verdachte bewezen.
[bedrijf 4]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard niet te weten wat zijn functie bij [bedrijf 4] was62 en niets over [bedrijf 4] te willen zeggen.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte], aan genoemde [adres] te [woonplaats], werden vele bescheiden aangetroffen en in beslag genomen waaruit diens directe betrokkenheid bij [bedrijf 4] kan worden afgeleid:63 Het betreffen onder meer:
- een werkgeversverklaring van [bedrijf 4] ten name van [verdachte], datum in dienst 1 januari 2009, functie regiomanager, bruto jaarloon € 76.165; namens [bedrijf 4] ondertekend d.d. 5 mei 2009 met "[naam]";
- een arbeidsovereenkomst d.d. 15 december 2008 tussen [bedrijf 4] en [ver[verdachte] waarbij overeengekomen dat [verdachte] per 1 januari 2009 in dienst treedt als regiomanager, fulltime voor minimaal 40 uur per week, voor een bruto maandsalaris van 5.964,24 euro, exclusief 8% vakantiegeld; namens [bedrijf 4] ondertekend met "[naam]";
- tweemaal salarisafrekening [bedrijf 4] ten name van [verdachte], periode 01/2009;
- tweemaal salarisafrekening [bedrijf 4] ten name van [verdachte], periode 02/2009;
- tweemaal salarisafrekening [bedrijf 4] ten name van [verdachte], periode 03/2009;
- tweemaal salarisafrekening [bedrijf 4] ten name van [verdachte], periode 04/2009.
[persoon 10], eigenaar van [bedrijf 13], heeft verklaard dat hij de salarisafrekeningen van [bedrijf 4] in tweevoud uitdraaide; één exemplaar voor de werkgever en een exemplaar voor de werknemer.64
[naam], volgens het uittreksel van de KvK directeur van [bedrijf 4] van 20 november 2008 tot 20 februari 2009, heeft verklaard dat hij op verzoek van ene [medeverdachte 3] in november/december 2008 [bedrijf 4] op zijn naam heeft gezet, en dat hij daar als directeur € 1800 tot € 2000 voor zou ontvangen. Hij heeft geen werkzaamheden verricht en ook geen geld ontvangen. [medeverdachte 3] heeft in diens woning in Goirle fotokopieën gemaakt van zijn paspoort. [medeverdachte 3] vulde alle formulieren in en [naam] moest tekenen. Toen [naam] [medeverdachte[medeverdachte 3] liet weten dat hij de BV van zijn naam wilde hebben is [medeverdachte 3] met hem en ene Nathalie naar de KvK in Tilburg gegaan, en is de BV op haar naam gesteld. [naam] heeft de man op de hem getoonde foto (verdachte [medeverdachte 3]) herkend als zijnde [medeverdachte 3].65
[persoon 12], volgens het uittreksel van de Kvk directeur van [bedrijf 4] van 20 februari 2009 tot 20 april 2009, heeft verklaard dat zij met [bedrijf 4] in aanraking is gekomen door een zakenman genaamd [medeverdachte 3], toen zij en haar vriend [persoon 13] begin 2009 op zoek waren naar een huis, maar niet aan een hypotheek konden komen. [medeverdachte 3] wist wel een manier om aan een huis te komen. Zij is toen met [medeverdachte 3] en [persoon 14] naar de Kamer van Koophandel geweest en dacht dat ze een huis op haar naam zou krijgen omdat [medeverdachte 3] dat had gezegd, maar toen ze later met de KvK belde bleek het een bedrijf te zijn. [bedrijf 4] zegt haar helemaal niets. Ze heeft nooit bij [bedrijf 4] gewerkt en daarvan nooit geld of salaris ontvangen. Ze heeft toen met [medeverdachte 3] contact opgenomen en hem verteld dat ze het bedrijf van haar naam wilde hebben. [medeverdachte 3] moest toen eerst iemand anders regelen om de zaak over te nemen. [persoon 12] heeft de man op de hem getoonde foto (verdachte [medeverdachte 3]) herkend als zijnde [medeverdachte 3].66
[persoon 15], volgens het uittreksel van de KvK directeur van [bedrijf 4] van 20 april 2009 tot 12 juni 2009, heeft verklaard dat hij door een oude bekende was benaderd of hij voor de periode van een week een bedrijf op zijn naam wilde zetten. Hij had gezegd hierin geïnteresseerd te zijn en werd enige tijd later benaderd door ene [medeverdachte 3], waarmee hij een bedrag van € 1000,- overeen kwam. Later is hij met deze [medeverdachte 3] en een meisje, de eerdere directeur, naar de Kamer van Koophandel gegaan om het bedrijf op zijn naam te zetten. [bedrijf 4] zegt hem verder helemaal niks. Hij kent de naam alleen van de stukken van de Kamer van Koophandel die hij moest ondertekenen. Hij heeft in de tijd dat hij bestuurder was nooit salaris van [bedrijf 4] ontvangen.
[persoon 15] heeft de man op de hem getoonde foto (verdachte [medeverdachte 3]) herkend als zijnde [medeverdachte 3], de man waarover hij verklaard heeft; 100% zeker.67
[persoon 16], volgens het uittreksel vande KvK directeur van [bedrijf 4] vanaf 12 juni 2009, heeft verklaard dat [bedrijf 4] hem erg weinig zegt; hij had [bedrijf 4] leren kennen via ene [medeverdachte 3], die hem verteld had dat hij een filiaal in (plaatsnaam) had met veel werknemers en dat het een goedlopend bedrijf is in betonwerk en systeemplafonds. Hij, [persoon 16] heeft daar nooit gewerkt, maar heeft daar wel als bestuurder ingeschreven gestaan. [medeverdachte 3] had eerder verteld hem en zijn vriendin te kunnen helpen met een huis. Zij hebben [medeverdachte 3] toen informatie gegeven waaronder een kopie van hun identiteitsbewijs. [medeverdachte 3] heeft hem benaderd om bestuurder te worden van [bedrijf 4] en hij is er gewoon ingetrapt. Toen hij met [medeverdachte 3] voor de inschrijving naar de Kamer van Koophandel ging heeft [medeverdachte 3] de toenmalige bestuurder opgehaald, [persoon 15]. [medeverdachte 3] is [bedrijf 4] en [bedrijf 4] is [medeverdachte 3], aldus [persoon 16].
[persoon 16] heeft de man op de hem getoonde foto (verdachte [medeverdachte 3]) herkend als zijnde [medeverdachte 3], de man met wie hij bij de [bank 4] in Hilversum en bij de Kamer van Koophandel in Tilburg en Den Bosch is geweest.68
[getuige 3], verhuurder van de bedrijfsruimte aan 't Goor 1 te Ulft, heeft verklaard dat hij de naam [bedrijf 4] kent en dat dit mogelijk het bedrijf is waarvoor [medeverdachte[persoon 1] een bedrijfsruimte huurde. [medeverdachte[persoon 1] huurde de kantoorruimte maar [getuige 3] heeft daar nooit activiteiten gezien en voor zover hij weet is er nooit huur betaald.
[getuige 3] heeft de persoon op de hem getoonde foto (verdachte [medeverdachte 3]) herkend als zijnde [persoon 1], de persoon die de kantoorruimte huurde.69
[persoon 17], eigenaar van perceel [adres], heeft mededeling gedaan aan de KvK dat aldaar ten onrechte twee bedrijven ingeschreven staan, waaronder [bedrijf 4], nu deze ondernemingen daar feitelijk niet gevestigd zijn.70
Volgens informatie van de Belastingdienst zijn bij [bedrijf 4] vanaf 2007 geen inkomsten of activiteiten vastgesteld, is geen personeel aangemeld en zijn geen afdrachten loonbelasting gedaan.71
Het voorgaande bij elkaar genomen leidt de rechtbank tot de conclusie, dat [verdachte] ten tijde hier van belang nauw betrokken is geweest bij [bedrijf 4], en dat dit feitelijk niet een reëel werkende onderneming was, zodat sprake is geweest van een fictief dienstverband in 2009 en van valselijk opgemaakte stukken daaromtrent. Nu de betalingen derhalve ten onrechte ten titel van salaris zijn gestort op de bankrekening van [verdachte] en daarmede in het economisch verkeer opgenomen, zonder dat de herkomst van die bedragen eenduidig is kunnen worden vastgesteld, terwijl [verdachte] hieromtrent verder niets wenst mede te delen, is sprake van witwassen van die betalingen.
Met de hiervoor beschreven en aan verdachte toe te schrijven handelingen die verband houden met deze ten onrechte als salaris aangemerkte betalingen is het opzet van verdachte bewezen.
[bedrijf 16] en [bedrijf 17]
Verdachte heeft in het geheel niet verklaard dat hij voor deze vennootschappen heeft gewerkt, gedurende welke periode, en wat zijn functie inhield. Verder blijkt uit het dossier dat direct voorafgaand aan de beide betalingen ten titel van salaris aan [verdachte] een gelijk bedrag contant was gestort op de bankrekeningen van deze vennootschappen.72, 73
De bestuurders van deze vennootschappen (respectievelijk [persoon 7] en [persoon 18]) hebben beiden verklaard74 dat zij deze betalingen hadden verricht op verzoek van verdachte [verdachte] en dat hieraan geen werkzaamheden van [verdachte] ten grondslag lagen, alsmede dat deze bedragen voorafgaand aan de stortingen contant waren ontvangen van verdachte [verdachte].
Dit leidt de rechtbank, mede gezien de gang van zaken bij [bedrijf 1] en [bedrijf 4], tot de conclusie dat de betalingen aan [verdachte] dienen te worden aangemerkt als fictieve salarisbetalingen. Nu deze betalingen derhalve ten onrechte zijn aangemerkt als salarisbetalingen en in het economisch verkeer zijn opgenomen, terwijl de herkomst van die geldbedragen niet eenduidig is kunnen worden vastgesteld en verdachte [verdachte] daarover geen enkele redelijke verklaring heeft kunnen of willen geven houdt de rechtbank het ervoor dat het niet anders kan dan dat die bedragen afkomstig zijn van enig misdrijf, en sprake is van witwassen. Met de hiervoor beschreven en aan verdachte toe te schrijven handelingen die verband houden met deze ten onrechte als salaris aangemerkte betalingen is het opzet van verdachte bewezen.
Contante stortingen, de personenauto Mercedes Benz en de waterscooter Sea-Doo Bombardier met trailer.
Verdachte [verdachte] heeft aangevoerd dat de contante stortingen kunnen worden verklaard doordat hij in 2008 door [bedrijf 1] in het kader van zijn dienstbetrekking herhaaldelijk werd betaald in contanten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Nog daargelaten dat op geen enkele wijze is kunnen worden vastgesteld dat dergelijke betalingen in contanten zijn gedaan door [bedrijf 1], worden de betalingen door [bedrijf 1] aan verdachte [verdachte] door de rechtbank niet aangemerkt als legale inkomsten.
Verdachte [verdachte] heeft verder nog verklaard dat de stortingen afkomstig kunnen zijn van de opbrengsten uit zijn eenmanszaak Handelsonderneming [bedrijf 5].
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Zij overweegt hieromtrent dat deze onderneming, met als bedrijfsomschrijving 'In- en verkoop van exclusieve horloges goud en auto's, verkoop aan ondernemers en particulieren' eerst op 13 november 2009 is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel.75
Van enige legale opbrengst uit die onderneming is op geen enkele wijze gebleken. Ook is niet gebleken van door verdachte [verdachte] gestelde opbrengsten uit soortgelijke eerdere activiteiten. De tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] aangetroffen stukken van de administratie van [bedrijf 5] geven geen aanleiding te komen tot andere bevindingen.
De rechtbank stelt vast dat de beschikbaarheid van de financiële middelen ten behoeve van de stortingen niet kan worden verklaard uit de legale inkomsten van verdachte [verdachte] in die periode. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte [verdachte] uit zijn legale inkomsten ook zijn vaste lasten heeft moeten voldoen, waaruit - vanaf mei 2008 - ook die van de niet geringe hypothecaire financiering.76 Hieraan doet niet af de door de verdediging op 26 november 2012 per fax aan de rechtbank toegezonden brief van de Belastingdienst aan [verdachte] van 28 maart 2012, waarin is vermeld dat ambtshalve een - te lage - aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2009 is opgelegd en dat de inspecteur zich het recht voorbehoudt om een navorderingsaanslag op te leggen ook zonder dat sprake is van een nieuw feit. De rechtbank overweegt allereerst dat de Belastingdienst ook over illegale inkomsten belasting heft. Verder overweegt de rechtbank dat de Belastingdienst een aanslag heeft opgelegd, welke kennelijk niet (uitsluitend) haar grondslag heeft gehad in de door verdachte [verdachte] aangereikte gegevens, en vervolgens aanleiding heeft gezien te veronderstellen dat die aanslag tot een te laag bedrag is opgelegd. Hiermede is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze komen vaststaan dat de opgelegde aanslag betrekking heeft op legale inkomsten van verdachte [verdachte].
Evenmin kan uit de legale inkomsten van verdachte het voorhanden hebben van de op zijn naam staande personenauto Mercedes Benz, en waterscooter Sea-Doo Bombardier met trailer worden verklaard. Nu verdachte geen enkele redelijke onderbouwde verklaring heeft kunnen of willen geven inzake de herkomst van die gelden of de redenen van zijn verkrijging daarvan, noch verifieerbare gegevens heeft overgelegd van gemakkelijk te verkrijgen informatie, houdt de rechtbank het ervoor dat het niet anders kan zijn dan dat de contante stortingen met onbekende herkomst van misdrijf afkomstig zijn, evenals de personenauto en waterscooter en trailer.
Gelet op de langere periode gedurende welke zich voornoemde feiten steeds voordeden is sprake van het een gewoonte maken van witwassen.
Zowel tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] als in die van medeverdachte [medeverdachte 3] aan de [adres] zijn met betrekking tot [bedrijf 1] alsook [bedrijf 4] een groot aantal voorwerpen en bescheiden aangetroffen en in beslag genomen die, in samenhang met de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, blijk geven van hun beider grote betrokkenheid en bewuste en nauwe samenwerking bij het gebruik maken van deze vennootschappen, gedurende langere tijd, ten tijde hier van belang.
Dit leidt de rechtbank alles bijeengenomen tot het oordeel dat sprake is van het tezamen en in vereniging een gewoonte maken van het plegen van witwassen.
Feit 8.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij verdachte geen sprake is geweest van deelname aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Het standpunt van de officier van justitie dat er sprake was van een vereenzelviging van verdachte en [bedrijf 1] is niet juist. Verdachte had een dienstverband bij [bedrijf 1] en kan niet als feitelijk leidinggevende van dat bedrijf worden beschouwd. Een sterke aanwijzing daarvoor is de verklaring van verdachte dat hij in het laatste kwartaal van 2008 merkte dat de bestuurders ten koste van [bedrijf 1] hun zakken wilden vullen en het mede om die reden met dat bedrijf misging. Verdachte heeft vervolgens zijn dienstverband beëindigd en is een eigen onderneming gestart.
Het oordeel van de rechtbank.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen komen dient naar vaste rechtspraak sprake te zijn van deelname van personen en/of rechtspersonen aan een gestructureerd samenwerkingsverband, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake indien men behoort tot het samenwerkingsverband en de betrokkene (tenminste) wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door/binnen het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt. Wil er sprake zijn van deelname moet betrokkene tenminste hetzij een aandeel hebben in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie, hetzij die gedragingen ondersteunen. Om te kunnen spreken van een organisatie is verder nodig dat blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, hetgeen kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid van het samenwerkingsverband en/of een rolverdeling tussen en positie van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband.
In de hiervoor besproken ten laste gelegde delicten (met uitzondering van feit 5 en feit 7) is uitgebreid aandacht besteed aan en bewijs vermeld voor de samenwerking tussen de verschillende verdachten, hun onderlinge verhoudingen en ook het kader waarbinnen de samenwerking plaatsvond.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank op grond van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich met name bezig hield met het verkrijgen van hypothecaire geldleningen op grond van niet bestaande dienstverbanden en/of witwassen.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen onder meer [medeverdachte 3], [verdachte] en de vennootschappen [bedrijf 1] en [bedrijf 4] De bestuurders van genoemde vennootschappen bestonden met name uit zogeheten katvangers die door [medeverdachte 3], al dan niet onder valse voorwendselen of toezeggingen, werden bewogen om - met tussenkomst van de Kamer van Koophandel - zich als bestuurder met zelfstandige bevoegdheid van de betreffende vennootschap(pen) te registreren. Voldoende is komen vast te staan dat [bedrijf 1] en [bedrijf 4] door de verdachten zijn overgenomen slechts met het doel het plegen van genoemde strafbare feiten mogelijk te maken. Beide vennootschappen kunnen niet als reële ondernemingen worden aangemerkt. Zoals reeds overwogen vonden er geen - legale - commerciële activiteiten plaats en evenmin was personeel in dienst dat daadwerkelijk werkzaamheden uitvoerde. De bij de Kamer van Koophandel ingeschreven bestuurders voerden evenmin werkzaamheden uit passend bij hun functie en ontvingen geen salaris. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat deze werkwijze door [medeverdachte 3] en [verdachte] werd gehanteerd om buiten beeld te blijven, daarbij in aanmerking genomen het hierna te bespreken klaarblijkelijke oogmerk van de vennootschappen.
De organisatie tussen [medeverdachte 3], [verdachte], de overige verdachten en de betreffende rechtspersonen vormde tevens een afzonderlijke eenheid waarin de deelnemers in een zekere onderlinge samenwerking participeerden. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar de wijze waarop onder meer de werkgeversklaringen en salarisspecificaties (valselijk) werden opgemaakt. Het samenwerkingsverband had tevens een zekere bestendigheid en duurzaamheid. De rechtbank betrekt daarbij onder meer de lange periode en de veelheid aan strafbare feiten die in die periode zijn gepleegd en de wijze waarop [medeverdachte 3] en [verdachte] invulling hebben gegeven aan de feitelijke leiding van de vennootschappen.
Aldus is komen vast te staan dat [medeverdachte 3] en [verdachte] een wezenlijk aandeel hebben gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Van slechts een incidentele bijdrage daaraan is niet gebleken.
Anders dan de verdediging is de rechtbank voorts van oordeel dat sprake was van een duidelijk en evident oogmerk bij de organisatie tot het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank betrekt daarbij de planmatigheid en stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van de deelnemers binnen de organisatie. Dat het samenwerkingsverband daadwerkelijk strafbare feiten pleegde blijkt ook reeds uit de bewezenverklaring van de aan de afzonderlijke verdachten verweten strafbare feiten. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen. [medeverdachte 3] heeft daarbij zich ook schuldig gemaakt aan oplichting. Al deze feiten zijn gepleegd in onderlinge samenwerking en binnen de kaders van de betreffende vennootschap(pen). Dat de verdachten wisten dat de organisatie gericht was op het plegen van misdrijven blijkt uit de hierboven omschreven bewijsmiddelen, waarmee ook overigens hun opzet ten aanzien van de afzonderlijke delicten is bewezen.
Feit 9.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft, met verwijzing naar jurisprudentie, aangevoerd dat het binnentreden van de woning van verdachte onrechtmatig is geschied, nu de in april 2010 ontvangen informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: CIE) onvoldoende aanleiding vormde om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen, aangezien de informatie onvoldoende concreet en gedetailleerd was. Er hadden aldus geen dwangmiddelen toegepast mogen worden. De verdediging heeft geconcludeerd dat er sprake is geweest van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafrecht dat niet hersteld kan worden. Dit vormverzuim dient ertoe te leiden dat de resultaten van het binnentreden niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De verdediging heeft derhalve bij gebrek aan voldoende wettig bewijs vrijspraak bepleit.
Voor zover de rechtbank aan het verweer van de verdediging voorbij mocht gaan, heeft de verdediging zich nog het op standpunt gesteld dat niet wettig kan worden bewezen verklaard dat verdachte opzettelijk meer dan 30 gram hennep heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad. Ook om deze reden heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.77
Bij de CIE van de regiopolitie Brabant-Noord is in de maand april 2010 de volgende informatie binnengekomen: "[verdachte], die getrouwd is met een vrouw van het kamp, heeft op zolder van zijn woning een hennepkwekerij". De hem bekende gegevens omtrent de achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door de informant aangedragen gegevens, brengen de verbalisant tot de conclusie dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Uit een door de politie ingesteld onderzoek blijkt dat met [verdachte] wordt bedoeld [verdachte] [de rechtbank begrijpt: [verdachte]] [verdachte], geboren [1983], ingeschreven [adres] te [woonplaats]. Met zijn vrouw wordt bedoeld [persoon 11], geboren [1984], ingeschreven [adres] te [woonplaats].
Ten tijde van het binnentreden van de woning van verdachte op 7 juni 2010 bestond er naar het oordeel van de rechtbank voldoende verdenking ter zake van overtreding van de Opiumwet. Genoemde CIE-informatie was voldoende concreet om het binnentreden en de verdere doorzoeking te legitimeren. Dat de periode tussen de ontvangst van de CIE-informatie en het binnentreden ongeveer twee maanden besloeg, doet aan dat oordeel niet af, nu sprake was van een voortdurend delict. Naar het oordeel van de rechtbank is rechtmatig binnengetreden en mogen de resultaten daarvan derhalve voor het bewijs worden gebezigd. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
De rechtbank acht voor haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 7 juni 2010 werden in een kamer op de zolder van de woning aan de [adres] te [woonplaats] onder meer aangetroffen twee droognetten met negen plateaus met plantenafval. Het plantenafval had de uiterlijke overeenkomsten met de toppen van een hennepplant. Ook werd de bijbehorende geur van hennep geroken. Tevens werden aangetroffen twee enkele droognetten, vier assimilatielampen met kappen en materialen die gebruikt kunnen worden bij een hennepkwekerij, zoals twee open jerrycans met daarin Hy-Pro volgens het etiket, twee open flessen Bio Nova volgens het etiket, een knipschaar, diverse hersluitbare plastic zakjes, diverse zakjes met 'boost' middel, een vat met een sproei-installatie, en twee ventilatoren op de grond. In een andere kamer op de zolder werd op de grond een zwart zeil met aarde aangetroffen. Ook daar werd een hennepgeur waargenomen. Er liepen elektriciteitsdraden over het plafond en er stonden witte kasten waaruit elektriciteitsdraden kwamen. Er stond een schop in de ruimte. In de ruimte hing een groot, rond, wollig, grijs voorwerp dat verbalisanten ambtshalve bekend voorkwam als een koolstoffilter. Ook hing er in die ruimte een aluminiumkoker waarop een afzuiginstallatie was aangesloten.
Van de aangetroffen hennepresten is een monster genomen dat later door verbalisant Van de Kerkhof is getest.78
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 7 juni 2010 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met betrekking tot het testen en wegen van de aangetroffen plantenafval. Hij heeft daarover het volgende gerelateerd. Op 7 juni 2012 werd door hem een plastic zak met daarin vermoedelijk hennep ontvangen. Deze hennep was op genoemde datum aangetroffen in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Het totale gewicht inclusief de verpakking betrof 4,2 gram. Het testen door middel van een Narcotest leverde een positieve indicatie van hennep/hashish op. Hennep staat vermeld op Lijst II bij de Opiumwet.79
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het kan kloppen dat op de zolder van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] hennepresten zijn aangetroffen.80
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen genoegzaam gebleken dat op de zolder van de woning van verdachte een hennepkwekerij aanwezig is geweest.
Uit onderzoek is gebleken dat de ruimte bestemd voor de hennepkwekerij voorzien was van een bak met de afmetingen 2,31 x 2,12 meter = 4,89 vierkante meter. Volgens het rapport van BOOM kan, in het geval dat het aantal planten op een vierkante meter onbekend is gebleven, worden uitgegaan van vijftien planten per vierkante meter. Dit komt neer op een totaal van ongeveer 73 hennepplanten. Volgens genoemd rapport van BOOM is de hennepopbrengst per plant gemiddeld 28,2 gram. Reeds gelet hierop acht de rechtbank, anders dan de verdediging, voldoende aannemelijk geworden dat verdachte een hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld waarvan de opbrengst fors meer dan 30 gram hennep is geweest.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde of uitgewerkte bewijsmiddelen, al dan niet in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(1.)
in de periode van 1 december 2007 tot en met september 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk een arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaringen en salarisspecificaties en een factuur, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij en zijn mededader:
- valselijk een arbeidsovereenkomst opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die arbeidsovereenkomst vermeld of laten vermelden dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij een maandelijks functieloon van 5.860,92 euro genoot en een jaarlijkse vakantietoeslag van 8% van het brutojaarsalaris genoot en valselijk en in strijd met de waarheid in die arbeidsovereenkomst vermeld of laten vermelden dat deze werd aangegaan door "[persoon 1], directeur van [bedrijf 1]" en valselijk en in strijd met de waarheid in die arbeidsovereenkomst onder "handtekening werkgever" vermeld of laten vermelden "[persoon 1]" en die arbeidsovereenkomst (aldaar) voorzien of laten voorzien van een valse handtekening (die door moest gaan voor de handtekening van [persoon 1]) en
- valselijk een werkgeversverklaring opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld of laten vermelden dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij een brutojaarsalaris van 70.331 euro genoot en dat hij een vakantietoeslag genoot en
- valselijk een werkgeversverklaring opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld of laten vermelden dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij een brutojaarsalaris van 70.320 euro genoot en dat hij een vakantietoeslag van 5.625 euro genoot en
- valselijk een salarisspecificatie opgesteld of laten opstellen of in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld of laten vermelden dat hij in de periode 03/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij tot en met de periode 03/2008 487,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij over de periode 03/2008 een brutosalaris van 5.860,92 euro genoot en dat hij over de periode 03/2008 een nettosalaris van 3.411 euro genoot en
- valselijk een salarisspecificatie opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld of laten vermelden dat hij in de periode 04/2008 165,00 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij tot en met de periode 04/2008 652,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij over de periode 04/2008 een brutosalaris van 5.860,92 euro genoot en dat hij over de periode 04/2008 een nettosalaris van 3.410,70 euro genoot en
- valselijk een factuur opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die factuur vermeld of laten vermelden "[bedrijf 2]" en "factuur" en "factuurnr.: 15" en "hiermede doen wij u een rekening toekomen betreffende de uitgevoerde werkzaamheden" en "betreft: spuit werkzaamheden en schilderwerk" en "aangenomen werk" en "bedrag volgens afspraak" en "totaal: 11034",
telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en
in de periode van 1 december 2007 tot en met september 2008 in Nederland in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen, namelijk van een valselijk opgemaakte arbeidsovereenkomst en valselijk opgemaakte werkgeversverklaringen en valselijk opgemaakte salarisspecificaties en een valselijk opgemaakte factuur, als waren die geschriften echt en onvervalst, immers hebben hij en zijn mededader die geschriften ter verkrijging van geldleningen en gelden daaruit overgelegd aan [bedrijf 3], en bestaande die valsheid telkens hieruit dat:
- in een arbeidsovereenkomst valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij een maandelijks functieloon van 5.860,92 euro genoot en dat hij een jaarlijkse vakantietoeslag van 8% van het brutojaarsalaris genoot en dat deze arbeidsovereenkomst werd aangegaan door "[persoon 1], directeur van [bedrijf 1]" en
- in een werkgeversverklaring valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij per 1 januari 2008 voor onbepaald tijd als projectleider in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij een brutojaarsalaris van 70.331 euro genoot en dat hij een vakantietoeslag van 5.626 euro genoot en
- in een werkgeversverklaring valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij per 1 januari 2008 en per 1 februari 2008 voor onbepaalde tijd als projectleider in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij een brutojaarsalaris van 70.320 euro genoot en dat hij een vakantietoeslag van 5.625 euro genoot en
- in een salarisspecificatie valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij in de periode 03/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij tot en met de periode 03/2008 487,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij over de periode 03/2008 een brutosalaris van 5.860,92 euro genoot en dat hij over de periode 03/2008 een nettosalaris van 3.411 euro genoot en
- in een salarisspecificatie valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat hij in de periode 04/2008 165,00 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij tot en met de periode 04/2008 652,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat hij over de periode 04/2008 een brutosalaris van 5.860,92 euro genoot en dat hij over de periode 04/2008 een nettosalaris van 3.410,70 euro genoot en
- in een factuur valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld "[bedrijf 2]" en "factuur" en "factuurnr.: 15" en "hiermede doen wij u een rekening toekomen betreffende de uitgevoerde werkzaamheden" en "betreft: spuit werkzaamheden en schilderwerk" en "aangenomen werk" en "bedrag volgens afspraak" en "totaal: 11034";
(2.)
in de periode van mei 2008 tot en met augustus 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie, vals heeft opgemaakt, immers hebben hij en zijn mededader
- valselijk een werkgeversverklaring opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld of laten vermelden dat [medeverdachte 1] per 1 juni 2008 voor onbepaalde tijd als "buitendienst medewerker" in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat die [medeverdachte 1] een brutojaarsalaris van 41.400 euro genoot en dat die [medeverdachte 1] een vakantietoeslag van 3.312 euro genoot en een 13e-maand-uitkering van 1.242 euro genoot en
- valselijk een salarisspecificatie opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld of laten vermelden dat [medeverdachte 1] in de periode 06/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat die [medeverdachte 1] tot en met de periode 06/2008 157,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat die [medeverdachte 1] over de periode 06/2008 een brutosalaris van 3.450 euro genoot en dat die [medeverdachte 1] over de periode 07/2008 een nettosalaris van 2.212,41 euro genoot,
telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(3.)
in de periode van juni 2008 tot en met augustus 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie, vals heeft opgemaakt, immers hebben hij en zijn mededaders
- valselijk een werkgeversverklaring opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld of laten vermelden dat [medeverdachte 2] per 1 april 2008 voor onbepaalde tijd als "dir.secretaresse" in dienst trad en werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf 1] en dat die [medeverdachte 2] een brutojaarsalaris van 26.548,90 euro genoot en dat die [medeverdachte 2] een vakantietoeslag van 2.123,90 euro genoot en
- valselijk een salarisspecificatie opgesteld of laten opstellen en in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld of laten vermelden dat [medeverdachte 2] in de periode 07/2008 172,50 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat die [medeverdachte 2] tot en met de periode 07/2008 660,00 uren had gewerkt voor het bedrijf [bedrijf 1] en dat die [medeverdachte 2] over de periode 07/2008 een brutosalaris van 2.212,41 euro genoot en dat die [medeverdachte 2] over de periode 07/2008 een nettosalaris van 1.618 euro genoot,
telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(4.)
in de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) telkens en/of meermalen
- van voorwerpen, te weten geldbedragen en een woning aan de [adres] te [woonplaats] en een personenauto van het merk Mercedes Benz en een waterscooter van het merk Sea-Doo Bombardier en een trailer, de werkelijke aard en/of de herkomst verborgen en/of verhuld en
- deze voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij en zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
(5.)
op 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie I onder 7º, te weten een nabootsing van een vuurwapen (een gasdrukpistool dat voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen van het merk Walther, model P99), voorhanden heeft gehad;
(7.)
op 15 september 2010 te 's-Hertogenbosch een hoeveelheid (38 pillen) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk aanwezig heeft gehad;
(8.)
in de periode van 1 december 2007 tot en met 15 september 2010 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hij, verdachte, en [medeverdachte 3] en andere personen, en rechtspersonen, te weten [bedrijf 1] en [bedrijf 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrift en oplichting en witwassen;
(9.)
in de periode van 1 maart 2010 tot en met 7 juni 2010 te 's-Hertogenbosch opzettelijk een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 16 november 2012 voorts kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft voor alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging mocht komen, heeft zij, gezien de jonge leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, alsmede het tijdsverloop, matiging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een aantal gevallen van hypotheekfraude. Verdachte heeft in vereniging, telkens ter verkrijging van hypothecaire geldleningen, documenten valselijk opgemaakt of laten opmaken. Ten behoeve van zijn eigen hypotheekaanvraag heeft hij ook daadwerkelijk gebruik gemaakt van deze valselijk opgemaakte documenten. Verdachte wist dat deze documenten niet juist waren.
In het economische verkeer spelen hypothecaire geldleningen een belangrijke rol. In alle gevallen gaat het om korter of langer durende financiële verplichtingen die worden aangegaan tussen banken en (natuurlijke) personen. Voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de aanvrager is de bank afhankelijk van de juistheid van de overgelegde stukken. Door gebruikmaking van deze valse documenten heeft verdachte afbreuk gedaan aan de belangrijke bewijsfunctie hiervan en heeft hij bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen van de hypotheekverstrekker. Deze dient er namelijk van uit te kunnen gaan dat overgelegde bescheiden naar waarheid zijn opgemaakt.
Verdachte heeft voorts een gewoonte gemaakt van het witwassen van uit misdrijf afkomstige geldbedragen. Gebleken is dat verdachte er geen moeite mee heeft om de opbrengst van zijn crimineel handelen te gebruiken als 'normale' inkomsten. Verdachte heeft het geld onder meer gebruikt om zijn hypotheeklasten te voldoen en voor (luxe) goederen zoals onder meer een personenauto, een waterscooter en een trailer. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit aan van het financiële en economische verkeer.
Genoemde delicten zijn door verdachte gepleegd binnen het raamwerk van een criminele organisatie. Binnen deze structuur was verdachte één van de twee centrale figuren. Uit hierboven aangegeven bewijsmiddelen blijkt hij een wezenlijk aandeel te hebben in de uitvoering van de bewezen verklaarde delicten.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan hennepteelt en het aanwezig hebben van amfetaminepillen. Hij heeft met voorbijzien aan de gezondheidsrisico's voor gebruikers uit louter winstbejag een hennepkwekerij geëxploiteerd. In het bijzonder neemt de rechtbank nog in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat ook harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaan de handel en het gebruik van verdovende middelen veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij slechts met het oog op financieel gewin en schijnbaar met groot gemak deze feiten heeft gepleegd. Tevens heeft verdachte op geen enkele wijze inzicht getoond in het strafwaardige karakter van zijn handelen.
Ten slotte heeft verdachte een gasdrukpistool voorhanden gehad.
De rechtbank stelt vast dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie reeds eerder ter zake van strafbare feiten werd veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal een straf gelijk aan de eis van de officier van justitie opleggen, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank in de leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden geen aanleiding de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf te matigen.
Ten aanzien van het tijdsverloop overweegt de rechtbank nog het volgende. Artikel 6, eerste lid, van het EVRM waarborgt het recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt in de onderhavige zaak bij de bepaling van de aanvang van deze termijn de datum waarop verdachte voor het eerst als verdachte is gehoord als uitgangspunt, te weten 15 september 2010. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank ambtshalve vast dat de redelijke termijn in geringe mate is overschreden (met ongeveer drie maanden). Gelet hierop en mede bezien in het licht van het zeer omvangrijke politieonderzoek dat heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
De motivering ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank stelt aan de hand van een lijst van in beslag genomen voorwerpen vast dat in de onderhavige zaak thans nog beslag rust op de navolgende goederen:
1a. een agenda 2007 (Aster.H01.K.L1.2);
2a. diverse facturen/bonnen (Aster.H01.K.L1.3);
3a. diverse bankbescheiden (Aster.H01.K.L1.4);
4. een blauw mapje met reisbescheiden (reisdocument) (Aster.H01.K.L1.5);
5. diverse bescheiden met betrekking tot voertuigen (Aster.H01.K.L2.1);
6. diverse facturen/bonnen (Aster.H01.K.L2.2);
7. bankbescheiden ABN-AMRO (Aster.H01.K.L2.3);
8. diverse bescheiden (Aster.H01.K.3.1);
9. diverse bescheiden met betrekking tot voertuigen (Aster.H01.K.3.2);
10. een stuk papier belastinggegevens (Aster.H01.K.3.3);
11. blanco briefpapier en een enveloppe [bedrijf 1] (Aster.H01.K.4.2);
12. bankbescheiden American Express (Aster.H01.K.4.3);
13. een map met diverse bescheiden (Aster.H01.K.4.4);
14. een emmer met een zwarte substantie/poeder (Aster.H01.K.5)
15. een factuur (Aster.H01.E.S2.1);
16. een mobiele telefoon, merk Nokia (Aster.H01.E.S2.2);
17. diverse bescheiden (Aster.H01.E.S2.1.2);
18. een factuur (Aster.H01.E.S2.3);
19. een handgeschreven notitie (Aster.VTG.1.1);
20. een kentekenbewijs in mapje (Aster.VTG.1.3);
21. diverse pasjes en bescheiden consulaat (Aster.VTG.1.4);
22. diverse bescheiden/facturen (Aster.VTG.1.5);
25. diverse visitekaartjes (Aster.H01.W.L1.1);
26. diverse bescheiden (Aster.H01.W.L1.2);
27. diverse gegevensdragers en simkaarten (Aster.H01.W.L1.3);
29. een notitieboek en diverse bescheiden (Aster.H01.W.L2.1);
30. diverse bescheiden (Aster.H01.W.L3.1);
31. meerdere autosleutels (Aster.H01.W.L2.2);
32. diverse bescheiden en pasjes (Aster.H01.W.K1.1.1);
33. een usb-stick (Aster.H01.W.K1.1.2);
34. diverse bescheiden (Aster.H01.W.K2.1.1);
35. administratie [bedrijf 5] (Aster.H01.W.K2.2.1)
36. diverse bescheiden (Aster.H01.W.K3.1.2);
37. diverse bescheiden (Aster.H01.W.K3.2.1);
38. diverse bescheiden in mapje (Aster.H01.G.1);
39. een ordner met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] (Aster.H01.G.2);
40. een usb-stick (Aster.H01.G.3);
41. diverse bescheiden (Aster.H01.G.4);
42. een wapen, merk Walther P99 met houder (Aster.H01.W.L1.4);
43. een gripzakje met ampullen (Aster.H01.W.K3.1.1);
44. een bus met hennep en gripzak met pillen (Aster.H01.K.4.1).
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de goederen hiervoor genoemd onder nummers 11, 13, 14, 20, 26, 27, 34, 35, 37, 38, 42, 43 en 44 en teruggave aan verdachte van de overige genoemde goederen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum onder nummers 11, 42, 43 en 44 nader te noemen in beslag genomen goederen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat -
zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - dit goederen zijn met betrekking tot welke één of meer van de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de overige in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 47, 57, 63, 140, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 2, 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 6 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 7:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 8:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 9:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
gevangenisstraf voor de duur van twee jaren;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
gelast de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:
11. blanco briefpapier en een enveloppe [bedrijf 1] (Aster.H01.K.4.2);
42. een wapen, merk Walther P99 met houder (Aster.H01.W.L1.4);
43. een gripzakje met ampullen (Aster.H01.W.K3.1.1);
44. een bus met hennep en gripzak met pillen (Aster.H01.K.4.1);
gelast de teruggave aan veroordeelde van de in beslag genomen goederen, te weten:
1a. een agenda 2007 (Aster.H01.K.L1.2);
2a. diverse facturen/bonnen (Aster.H01.K.L1.3);
3a. diverse bankbescheiden (Aster.H01.K.L1.4);
4. een blauw mapje met reisbescheiden (reisdocument) (Aster.H01.K.L1.5);
5. diverse bescheiden met betrekking tot voertuigen (Aster.H01.K.L2.1);
6. diverse facturen/bonnen (Aster.H01.K.L2.2);
7. bankbescheiden ABN-AMRO (Aster.H01.K.L2.3);
8. diverse bescheiden (Aster.H01.K.3.1);
9. diverse bescheiden met betrekking tot voertuigen (Aster.H01.K.3.2);
10. een stuk papier belastinggegevens (Aster.H01.K.3.3);
12. bankbescheiden American Express (Aster.H01.K.4.3);
13. een map met diverse bescheiden (Aster.H01.K.4.4);
14. een emmer met een zwarte substantie/poeder (Aster.H01.K.5)
15. een factuur (Aster.H01.E.S2.1);
16. een mobiele telefoon, merk Nokia (Aster.H01.E.S2.2);
17. diverse bescheiden (Aster.H01.E.S2.1.2);
18. een factuur (Aster.H01.E.S2.3);
19. een handgeschreven notitie (Aster.VTG.1.1);
20. een kentekenbewijs in mapje (Aster.VTG.1.3);
21. diverse pasjes en bescheiden consulaat (Aster.VTG.1.4);
22. diverse bescheiden/facturen (Aster.VTG.1.5);
25. diverse visitekaartjes (Aster.H01.W.L1.1);
26. diverse bescheiden (Aster.H01.W.L1.2);
27. diverse gegevensdragers en simkaarten (Aster.H01.W.L1.3);
29. een notitieboek en diverse bescheiden (Aster.H01.W.L2.1);
30. diverse bescheiden (Aster.H01.W.L3.1);
31. meerdere autosleutels (Aster.H01.W.L2.2);
32. diverse bescheiden en pasjes (Aster.H01.W.K1.1.1);
33. een usb-stick (Aster.H01.W.K1.1.2);
34. diverse bescheiden (Aster.H01.W.K2.1.1);
35. administratie [bedrijf 5] (Aster.H01.W.K2.2.1)
36. diverse bescheiden (Aster.H01.W.K3.1.2);
37. diverse bescheiden (Aster.H01.W.K3.2.1);
38. diverse bescheiden in mapje (Aster.H01.G.1);
39. een ordner met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] (Aster.H01.G.2);
40. een usb-stick (Aster.H01.G.3);
41. diverse bescheiden (Aster.H01.G.4).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 10 december 2012.
1 Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1 tot en met feit 5 en feiten 7 en 8 wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven maken deze bewijsmiddelen deel uit van een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant-Noord, Divisie Informatie en Opsporing, Team Financiële Recherche, onderzoeksnaam Aster, met registratienummer 216A0907 Aster, afgesloten op 28 februari 2011, in totaal 30 ordners, telkens genummerd. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
2 Verklaring [persoon 2] d.d. 11 juni 2009, Aster.01, p. 162-165.
3 Arbeidsovereenkomst, dossier Aster.01, p. 193-194.
4 Werkgeversverklaring, dossier Aster.01, p. 191.
5 Werkgeversverklaring, Aster.01, p. 264.
6 Salarisspecificatie, Aster.01, p. 192.
7 Salarisspecificatie, Aster.01, p. 265.
8 Factuur, Aster.01, p. 281.
9 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2012.
10 Verklaring [persoon 4] d.d. 11 november 2009, Aster.03, p. 80-84.
11 Werkgeversverklaring, Aster.03, p. 108.
12 Salarisspecificatie, Aster.03, p. 110.
13 Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 22 september 2010, Aster.03, p. 357, 361 en 363-364.
14 Verklaring [persoon 4] d.d. 12 november 2009, Aster.04, p. 75-79.
15 Werkgeversverklaring, Aster.04, p. 181
16 Salarisspecificatie, Aster.04, p. 183.
17 Verklaring [medeverdachte 2] d.d. 19 september 2010, Aster.04, p. 396 en 402.
18 Verklaring [medeverdachte 2] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 8 maart 2012.
19 Verklaring [medeverdachte 4] d.d. 19 september 2010, Aster.01, p. 406-407.
20 Uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel, Aster.03, p. 71.
21 Handelsregisterhistorie, Aster.03, p. 74-75 en verklaring [persoon 7], Aster.03, p. 218.
22 Handelsregisterhistorie, Aster.03, p. 74-75.
23 Handelsregisterhistorie, Aster.03, p. 73.
24 Verklaring [medeverdachte 6], Aster.03, p. 477.
25 Verklaring [getuige 1] d.d. 15 juli 2009, algemeen deel, p. 889-890.
26 Verklaring [persoon 7] d.d. 1 oktober 2010, algemeen deel, p.1404-1405 en d.d. 2 februari 2011, algemeen deel, p.1425.
27 Verklaring [medeverdachte 6] d.d. 29 november 2010, Aster.03, p. 481-486.
28 Verklaring [medeverdachte 6] d.d. 30 november 2010, Aster.03, p. 570-573 en 579.
29 Verklaring [medeverdachte 6] d.d. 30 november 2010, Aster.03, p. 616-618.
30 Verklaring [persoon 9] d.d. 24 september 2010, Aster.03, p. 650-652.
31 Verklaring [persoon 9] d.d. 26 september 2010, Aster.03, p. 655-660.
32 Verklaring [medeverdachte 3] d.d. 16 september 2010, persoonsdossier [medeverdachte 3], p. 39.
33 Verklaring [persoon 10] d.d. 16 september 2010, Aster.03, p. 278-281.
34 Verklaring [medeverdachte 2] d.d. 19 september 2010, Aster.04, p. 396-397, 399 en 402-403.
35 Verklaring [medeverdachte 2] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 8 maart 2012.
36 Zie bankafschrift girorekening [rekeningnummer] d.d. 2 juli 2008, Aster.04, p. 406; bankafschrift girorekening [rekeningnummer] d.d. 6 augustus 2008, Aster.04, p. 407, bankafschrift girorekening [rekeningnummer] d.d. 2 september 2008, Aster.04, p. 408.
37 Delictproces-verbaal Aster.03, opgemaakt en ondertekend d.d. 28 februari 2011 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], Aster.03, p.27; stortingsbewijzen, algemeen dossier, p. 1915-1917.
38 Aster.03, p. 333-335.
39 Aster.03, p. 337-352.
40 Aster.04, p. 380-381.
41 Zie bijvoorbeeld verklaring [getuige 2] d.d. 4 oktober 2010, algemeen dossier, p. 1455-1456; verklaring [getuige 3] d.d. 25 november 2010, algemeen dossier, p. 1515 en de verklaring van [getuige 4] d.d. 2 november 2010, algemeen dossier, p. 1469 en 1474.
42 Delictproces-verbaal Aster.03, opgemaakt en ondertekend d.d. 28 februari 2011 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], Aster.03, p.27.
43 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt en ondertekend d.d. 16 september 2010 door verbalisant [verbalisant], Aster.23, p. 7-8
44 Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant], Aster.23, p. 9.
45 Proces-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie, opgemaakt en ondertekend d.d. 20 september 2010 door verbalisant [verbalisant], Aster.23, p. 14-15.
46 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2012.
47 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt en ondertekend d.d. 16 september 2010 door verbalisant [verbalisant], Aster.24, p. 15-16 in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt en ondertekend d.d. 20 september 2010 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], Aster.24, p. 20.
48 Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 19 januari 2011 door verbalisant [verbalisant 1], Aster.24, p. 29.
49 Een rapport identificatie van drugs en -precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt en ondertekend d.d. 15 maart 2011 door een NFI-deskundige forensische drugsanalyse (gevoegd in persoonsdossier van verdachte).
50 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2012.
51 Proces-verbaal uitlevering / bevindingen vordering verstrekking gegevens (...) onder de FIOD / ECD te Eindhoven, Aster.16, p. 41-49.
52 Proces-verbaal uitlevering / bevindingen vordering verstrekking gegevens (...) onder de FIOD / ECD te Eindhoven, Aster.16, p. 51-54.
53 Aangifte [persoon 2] namens [bedrijf 3] d.d. 11 juni 2009, Aster 01, p. 162-283.
54 Proces-verbaal uitlevering / bevindingen vordering verstrekking gegevens (...) onder de [bank 4] 's-Hertogenbosch en omstreken, Aster.16, p. 55-105.
55 Idem, Aster.16 p. 55-105.
56 Bankafschriften, Aster.16, p. 137-154.
57 Bankafschriften, Aster.16, p. 137-154.
58 Proces-verbaal uitlevering / bevindingen vordering verstrekking gegevens (...) onder de [bank 4] 's-Hertogenbosch en omstreken, Aster.16, p. 55-56; gegevens [bank 4], Aster.16, p. 62-105.
59 Proces-verbaal uitlevering / bevindingen vordering verstrekking gegevens (...) onder de [bank 4] 's-Hertogenbosch en omstreken, Aster.16, p. 107-109; gegevens [bank 4], Aster.16, p. 113-127.
60 Proces-verbaal uitlevering / bevindingen vordering verstrekking gegevens (...) onder de [bank 4] 's-Hertogenbosch en omstreken, Aster.16, p. 131-133; gegevens [bank 4], Aster.16, p. 137-154.
61 Relaasproces-verbaal, Aster.16, p. 4.
62 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2012.
63 Kopieën van in beslag genomen bescheiden betreffende [bedrijf 4], algemeen deel, p. 2931-2950.
64 Verklaring [persoon 16] d.d. 16 september 2010, Aster.01, p. 345-398.
65 Verklaring [naam] d.d. 6 oktober 2010, algemeen deel, p. 2747-2779.
66 Verklaring [persoon 12] d.d. 8 oktober 2010, algemeen deel, p. 2780-2811.
67 Verklaring van [persoon 15] d.d. 13 oktober 2010, algemeen deel, p. 2812-2856.
68 Verklaring van [persoon 16] d.d. 11 oktober 2010, algemeen deel, p. 2859-2898.
69 Verklaring [getuige 3] d.d. 25 november 2010, algemeen deel, p. 1511-1547.
70 Proces-verbaal uitlevering / vordering verstrekking gegevens (...) onder de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland te Doetinchem met betrekking tot [bedrijf 4], algemeen deel, p. 2580-2706.
71 Proces-verbaal uitlevering / bevindingen / vordering verstrekking gegevens (....) onder de FIOD/ECD te Eindhoven, algemeen deel, p. 2720- 2746.
72 Bankafschrift rekening [rekeningnummer], Aster.16, p. 183.
73 Bankafschrift rekening [rekeningnummer], Aster.16, p. 196.
74 Verklaring [persoon 18] d.d. 10 november 2010, Aster.16, p. 189; verklaring [persoon 7] d.d. 1 oktober 2010, Aster.16, p. 169-170.
75 Proces-verbaal van bevindingen Kamer van Koophandel betreffende [bedrijf 5], Aster.16, p. 251-255.
76 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2012.
77 Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het onder feit 9 ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven maken deze bewijsmiddelen deel uit van een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, districtelijke opsporing, met BVH-dossiernummer PL2600 2010045608, afgesloten op 29 juni 2010, in totaal 73 doorgenummerde bladzijden (hierna te noemen: eindproces-verbaal).
78 Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 7 juni 2012 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], eindproces-verbaal, p. 16-17.
79 Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 7 juni 2010 door verbalisant [verbalisant].
80 Verklaring verdachte d.d. 29 juni 2010, eindproces-verbaal, p. 25.