ECLI:NL:RBSHE:2012:BY5500

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/833008-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor belaging en veroordeling voor vernieling van bussen door minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is een minderjarige verdachte aangeklaagd voor belaging en vernieling van bussen van een busmaatschappij. De rechtbank heeft op 10 december 2012 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken van de belaging, omdat de rechtbank oordeelt dat de gedragingen niet van een zodanige indringendheid, duur en frequentie zijn geweest dat deze als belaging kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van meerdere bussen van het merk Phileas in de periode van 18 november tot en met 17 december 2011. De verdachte heeft deze bussen opzettelijk en wederrechtelijk beschadigd, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade voor de busmaatschappij.

De rechtbank legt een taakstraf op van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk, en verplicht de verdachte tot contact met de Jeugdreclassering. De benadeelde partij, de busmaatschappij, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een gedragsstoornis en de noodzaak tot begeleiding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/833008-12
Datum uitspraak: 10 december 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1998],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 26 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2011 tot en met
17 december 2011 te Eindhoven (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer bus(sen) (van het merk/type Phileas), te weten:
- (meermalen) een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1211
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1205
- (meermalen) een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1204
- een bus met kenteken [kenteken]
- een bus met kenteken [kenteken]
- een bus met kenteken [kenteken]
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1201
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1207
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1202
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1209 en/of
apparatuur en/of inventaris van/in die bus(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [busmaatschappij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2012 tot en met 09 januari 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers hebbende hij, verdachte, toen en daar, - zakelijk weergegeven -ongeveer 30, althans een groot aantal maal, telefonisch contact opgenomen en/of gezocht met die [slachtoffer 1] en/of de ex-vrouw van die [slachtoffer 1] en/of een of meer familieleden van die [slachtoffer 1] en/of aan die [slachtoffer 1] een of meer sms-bericht(en) verzonden en/of een of meer voicemailbericht(en) aan die [slachtoffer 1] ingesproken en/of een e-mailbericht aan die [slachtoffer 1] verzonden en zich daarbij (meermalen) voorgedaan als ene "[naam]", in elk geval met valse personalia en/of zich voorgedaan als een collega van die [slachtoffer 1];
(artikel 285b Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht - met de officier van justitie en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor de vraag of gedragingen van verdachte "belaging" in de zin van art. 285b Sr kunnen opleveren, is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van een ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft.
Dat verdachte de in de tenlastelegging onder 2 genoemde feitelijke gedragingen heeft verricht acht de rechtbank bewezen. De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat deze gedragingen door aangever als buitengewoon hinderlijk zijn ervaren. Nochtans is de rechtbank van oordeel dat - naar objectieve maatstaven bezien - deze gedragingen, gelet ook op de zeer beperkte periode (3 dagen) waarin zij zijn verricht, niet van een zodanige indringendheid, duur en frequentie zijn geweest dat verdachte daardoor wederrechtelijk stelstelmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever en aldus niet de kwalificatie "belaging" rechtvaardigen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Bewijs
De bewijsmiddelen.
I een proces-verbaal met registratienummer 2012003351, opgemaakt door de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Eindhoven Stad, afgesloten op 12 januari 2012.
II nagekomen processen-verbaal van FTO, opgemaakt door de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Eindhoven Centrum met registratienummers PL2219 2011184037-7 en PL2219 2011184037-8.
III aanvullend proces-verbaal van bevindingen met registratienummer PL2204 2011187627-23, opgemaakt door de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Eindhoven Centrum, afgesloten op 23 november 2012.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en vordert vrijspraak terzake.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht.
De raadsman van verdachte heeft op gronden zoals vermeld in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota, vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Vanaf maart 2011 ontving Busmaatschappij [busmaatschappij] in Eindhoven meerdere brieven met betrekking tot de inzet van bussen op de lijnen 401 en 402 naar Veldhoven. De strekking van die brieven was veelal dat in plaats van Phileas bussen bepaalde andere bustypen moesten worden ingezet. Bovenaan de brieven stond telkens een kopie van het [busmaatschappij] logo (toen niet meer in gebruik bij [busmaatschappij] zelf) afgebeeld en de brieven werden ondertekend met de naam [verdachte ] al dan niet tezamen met de naam [naam] en soms ook alleen met de naam [naam]. Onder een aantal van deze brieven was het adres van verdachte vermeld.
[busmaatschappij] heeft een paar brieven beantwoord en die antwoorden verstuurd naar het adres van verdachte. Op die brieven werd vervolgens weer gereageerd door "[naam]", onder vermelding van hetzelfde adres.1/2
In aanmerking genomen dat verdachtes naam en adres onder de meeste brieven stond vermeld en het feit dat op de brieven van [busmaatschappij], die aan verdachte op zijn huisadres zijn gestuurd, werd gereageerd middels brieven die werden ondertekend met de naam "[naam]" - dezelfde naam waarmee ook aanvankelijk brieven aan [busmaatschappij] werden ondertekend - is de rechtbank van oordeel dat verdachte voor de afzender van die brieven moet worden gehouden.
[busmaatschappij] heeft meerdere keren aangifte gedaan van vernielingen van een aantal [busmaatschappij] bussen van het merk Phileas. Zo werden in de nacht of vroege ochtend van 18 en 19 november 2011, 2 en 3 december 2011, 10 december 2011 en 17 december 2011 bij de remise van busmaatschappij [busmaatschappij], [adres] te Eindhoven, een aantal Phileas bussen van [busmaatschappij] beklad met verf.
In de nacht van 18 november op 19 november 2011 betrof het vernielingen aan de bus met kenteken [kenteken] (vlootnummer 1211), in de nacht van 2 december op 3 december 2011 betrof het vernielingen aan de bussen met kenteken [kenteken] (vlootnummer 1205), [kenteken] (vlootnummer 1204) en [kenteken] (vlootnummer 1211). Op de vroege ochtend van 10 december 2011 betrof het vernielingen aan de bussen met kenteken [kenteken], [kenteken], [kenteken], [kenteken] en [kenteken]. In de vroege ochtend van 17 december 2011 betrof het vernielingen aan de bussen met kenteken [kenteken] (vlootnummer 1201), [kenteken] (vlootnummer 1207), [kenteken] (vlootnummer 1202), [kenteken] (vlootnummer 1204) en [kenteken] (vlootnummer 1209). Er zat onder andere verf op dashboarden, boordcomputers, stoelen, spiegels en kaartautomaten.
In de bekladde bussen werden telkens een of meer brieven op A-4 formaat aangetroffen, met een afbeelding van het [busmaatschappij] logo bovenaan de brief. In al deze brieven werd kort gezegd gesteld dat de Phileas bussen die dag dan wel de komende dagen niet mochten rijden op lijn 401 of lijn 402 en dat in plaats daarvan een ander bustype moest worden ingezet.3
De rechtbank stelt vast dat de in de beschadigde bussen aangetroffen brieven opvallende overeenkomsten vertonen met de brieven die [busmaatschappij] van verdachte ontving vanaf maart 2011, zowel wat betreft onderwerp en strekking (geen Phileas bussen inzetten op de lijnen 401/402) als wat betreft de lay-out (met [busmaatschappij] logo) en het gebruikte lettertype. Deze omstandigheid wijst reeds sterk in de richting van verdachte als de persoon die deze brieven in die beschadigde bussen heeft achtergelaten.
Voor het feit dat verdachte die persoon ook daadwerkelijk is geweest vindt de rechtbank bevestiging in het feit dat op een aantal brieven, te weten de brieven die op 10 december 2011 en op 17 december 2011 in de bekladde bussen zijn achtergelaten, dactyloscopische sporen zijn aangetroffen waarvan uit nader onderzoek is gebleken dat deze overeenkomen met de vingerafdrukken van verdachte.4
Verdachte heeft geen enkele redelijke ontzenuwende verklaring gegeven voor de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, die toch bepaald redengevend moeten worden geacht voor de conclusie dat hij zich aan de beschadigingen van de bussen van [busmaatschappij] heeft schuldig gemaakt. Deze omstandigheid betrekt de rechtbank in het nadeel van de verdachte bij haar beoordeling van het voorhanden bewijs.
Al hetgeen hiervoor is overwogen brengt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte degene is geweest die in de bussen is geweest, deze heeft beklad en de brieven heeft achtergelaten. De rechtbank ziet bovendien geen enkele aanwijzing voor een ander scenario - bijvoorbeeld dat sprake zou zijn van een andere dader die gebruik zou hebben gemaakt van briefpapier waarop verdachtes vingerafdrukken staan - en acht dat, net als de andere scenario's die door de raadsman van verdachte als mogelijke verklaring zijn aangevoerd, dan ook onaannemelijk.
Daarbij komt de volgende gebeurtenis die de overtuiging, dat verdachte de dader is, versterkt. In de vroege ochtend van 28 december 2011, om 05.11 uur zag een getuige bij de geopende roldeuren van de remise van [busmaatschappij] een jongen, van wie het signalement in grote lijnen voldoet aan dat van verdachte. De jongen had een plastic tas bij zich en gedroeg zich verdacht, aldus getuige.5 Kort daarna is ter plaatse een plastic tas aangetroffen met brieven die qua uiterlijk en strekking overeenkomen met de in de bussen aangetroffen brieven.6/7
De stelling van de verdediging, dat verdachte niet voldoet aan het profiel van de dader, nu die dader moet beschikken over specifieke kennis over bustypen en buslijnen, wordt weersproken door de inhoud van de eerder door verdachte gestuurde brieven. Uit die brieven blijkt immers van specifieke kennis over en interesse in Phileas en andere bussen en ook over de dienstregeling van [busmaatschappij] in Eindhoven/Veldhoven. Bovendien getuigen deze brieven van een kennelijke fascinatie en van vasthoudendheid om bepaalde standpunten ter zake naar voren te blijven brengen.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang bezien- acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beschadiging van de bussen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 18 november 2011 tot en met 17 december 2011 te Eindhoven telkens opzettelijk en wederrechtelijk bussen van het merk/type Phileas, te weten:
- meermalen een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1211
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1205
- meermalen een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1204
- een bus met kenteken [kenteken]
- een bus met kenteken [kenteken]
- een bus met kenteken [kenteken]
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1201
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1207
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1202
- een bus met kenteken [kenteken], vlootnummer 1209
en/of apparatuur en/of inventaris van/in die bussen, toebehorende aan [busmaatschappij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest, waarvan 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen van de William Schrikker Jeugdreclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan behandeling bij de GGzE Catamaran of soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat, mocht de rechtbank onverhoopt tot een veroordeling komen, verdachte en zijn ouders zich dan kunnen vinden in het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Groep.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan als ook op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft door het plegen van deze strafbare feiten zeer grote materiële schade en veel overlast voor Busmaatschappij [busmaatschappij] veroorzaakt. Hij heeft zich volledig laten leiden door zijn eigen ideeën - waarvan de achtergrond voor de rechtbank onduidelijk is gebleven - en heeft zonder enige terughoudendheid vernielingen aangericht waaruit minachting spreekt voor de eigendommen van anderen.
Anderzijds zal de rechtbank bij de beslissing over de straf in het voordeel
van verdachte rekening houden met het volgende:
- de jonge leeftijd van verdachte, te weten 13 jaar ten tijde van de strafbare feiten;
- het Pro Justitia rapport d.d. 9 mei 2012 van drs. K.T.E. Zaszlos, GZ-psycholoog, waaruit blijkt van een gedragsstoornis en PDD-NOS problematiek en van de noodzaak tot begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling door de Catamaran; - het rapport van de William Schrikker Jeugdreclassering d.d. 7 november 2012;
- rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 12 januari 2012 en 6 juni 2012;
- uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voort soortgelijke delicten is veroordeeld.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een werkstraf voor de duur als hierna te melden recht doet aan de ernst van de feiten en dat die straf noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat dit gedrag niet kan worden getolereerd. De rechtbank heeft overwogen om aan verdachte jeugddetentie op te leggen, maar vindt dat niet wenselijk gezien de jonge leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal wegens de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten een langere werkstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde werkstraf.
De rechtbank vindt het ook noodzakelijk dat verdachte zich nog geruime tijd houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en zich ambulant laat behandelen. Om dat te verzekeren zal de rechtbank, overeenkomstig het advies van de psycholoog, de Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming , een deel van de werkstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank wil daarmee invloed uitoefenen op het gedrag van de verdachte en het door hem opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij.
Door de benadeelde partij [busmaatschappij] is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 119.170,70, vermeerderd met wettelijke rente.
De verdachte heeft een onrechtmatige daad gepleegd tegenover [busmaatschappij] toen hij 13 jaar oud was. Verdachte is daarvoor zelf niet civielrechtelijk aansprakelijk, aangezien gedragingen van een kind jonger dan veertien jaar, aan dat kind niet als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend (art. 6:164 BW). De ouders zijn (risico)aansprakelijk voor de als doen te beschouwen gedraging van hun minderjarige kinderen jonger dan veertien jaar (6:169 lid I BW). In zo'n geval wordt de vordering van de benadeelde partij geacht te zijn gericht tegen de ouders (of voogd) van het kind (51g lid 4 Sv) en maakt de beslissing op de vordering deel uit van het strafvonnis tegen de minderjarige (335 Sv).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de hoogte van het bedrag van de vordering niet maakt dat er sprake is van een onevenredige belasting voor het strafproces.
De vordering is redelijk en billijk en de vordering is niet dermate gecompliceerd dat het strafproces daardoor wordt gefrustreerd. De officier van justitie stelt dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 79.469,85.
Het restant van de vordering moet deels worden afgewezen en deels dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard. Afgewezen moeten worden de schadepost van
€ 5.898,75, omdat in de aangifte van 12 december 2012 het daarop betrekking hebbende kenteken niet terugkomt en de schadepost 'gevolgschade' van € 5.000,-.
De schadeposten 'schoonmaakkosten' en 'kosten stilstanddagen' zijn onvoldoende onderbouwd en daarom dient de benadeelde partij voor deze schadeposten niet ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de ouders heeft op gronden zoals vermeld in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota, de niet-ontvankelijkheid bepleit van de benadeelde partij.
Beoordeling.
Duidelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Ter onderbouwing van die schade is een groot aantal stukken overgelegd en is namens de benadeelde een toelichting gegeven.
De rechtbank is echter, gelet op het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de voorliggende vordering niet zonder meer op basis van de thans beschikbare stukken afdoende kan worden beoordeeld. Ten aanzien van een aantal schadepostenacht de rechtbank nader onderzoek noodzakelijk. Dergelijk nader onderzoek zou een aanhouding van de behandeling van de zaak betekenen, waardoor het nog meerdere maanden zou duren voordat een beslissing in de strafzaak wordt genomen. De rechtbank acht een dergelijke vertraging onwenselijk; het is immers evident in het belang van de jeugdige verdachte acht dat deze strafzaak spoedig tot een einde wordt gebracht. Dat betekent dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 57, 77a, 77g, 77h, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank.
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tenlastegelegde.
- verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd
gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven
door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven
(uit te voeren door de William Schrikker Jeugdreclassering), ook als dat inhoudt meewerken aan behandeling bij de GGzE Catamaran of soortgelijke instelling.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de
naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beslissing over de vordering benadeelde partij
- Verklaart de benadeelde partij [busmaatschappij] niet ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing over de voorlopige hechtenis.
- Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 25 januari 2012 al geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter en kinderrechter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 10 december 2012.
1 I - proces-verbaal van verhoor [naam], blz. 50-51
2 I - proces-verbaal van bevindingen, blz. 61-65
3 I - telkens een proces-verbaal van aangifte [naam], namens [busmaatschappij], blz. 26-29, blz. 124-126, blz. 132-134 en blz. 144-149
4 II - proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal uitslag sporenonderzoek en twee processen-verbaal dactyloscopische
identificatie
5 I - proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], blz. 52-53 en 54-55
6 I - proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], blz. 56
7 III - proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant]
??
??
11
Parketnummer: 01/833008-12
[verdachte]