vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825018-11
Datum uitspraak: 07 december 2012
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juni 2012, 31 augustus 2012 en 23 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 mei 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 januari 2011 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een supermarkt heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het forceren van een deur van die supermarkt en/of het forceren van luiken van een of meer rekken in die supermarkt en / of inklimming;[incident 2]
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 06 januari 2011 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een supermarkt heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [persoon1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het openbreken van een deur van die supermarkt en/of het openbreken van rekken in die supermarkt en / of inklimming;[incident 3]
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 05 januari 2011 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een supermarkt heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf3] te Loon op Zand, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het openbreken van een deur van die supermarkt en/of het openbreken van kasten in die supermarkt en / of inklimming ;[incident 4]
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 31 december 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een supermarkt heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4] te Eindhoven, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het forceren van een of meer deuren van die supermarkt en/of het openbreken van kasten in die supermarkt en / of inklimming;[incident 5]
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs1
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 3 vordert de officier van justitie vrijspraak.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 acht de officier van justitie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie stelt zich daarbij op het standpunt dat er sprake is van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman kan zich vinden in de vrijspraak die de officier van justitie heeft gevorderd voor feit 3 op de dagvaarding. Er is volgens de raadsman geen bewijs dat verdachte iets te maken heeft met die inbraak. De raadsman stelt zich verder op het standpunt dat het ten aanzien van feit 4 aangetroffen en met het DNA-profiel van verdachte overeenstemmende DNA-spoor, dat is aangetroffen op een slof sigaretten die buiten de supermarkt lag, nog niet betekent dat zijn cliënt een van de mededaders is. Er is geen bewijs voor nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van het delict en evenmin is er ander bewijs dat kan leiden tot bewijs voor medeplegen dan wel handelen in vereniging. Medeplichtigheid is niet ten laste gelegd door de officier van justitie. Hij bepleit daarom vrijspraak voor feit 4 op de dagvaarding.
De feiten 1 en 2 acht hij evenmin bewezen. Het bloedspoor met een DNA-profiel dat overeenkomstig is aan dat van verdachte kan al op de dekbedovertrekken terecht zijn gekomen op 30/31 december 2010, zodat er geen bewijswaarde aan kan worden toegekend voor wat betreft de beweerde betrokkenheid van zijn cliënt bij de inbraken op 5 januari 2011.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
T.a.v. de feiten 1, 2 en 4:
De rechtbank slaat acht op de navolgende bewijsmiddelen.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtsbelofte en ambtseed door [verbalisant1] en [verbalisant2].2 Verbalisanten verklaren als volgt. Begin van de dienst werd door de meldkamer van de regiopolitie Brabant zuid-Oost de mededeling gedaan, dat een aantal personen verdachte worden van inbraken bij de [bedrijf 5] en de [bedrijf 6] in en rondom de regio Brabant Zuid-Oost. Daarbij zouden voornamelijk sigaretten weg worden genomen. De verdachten zouden vermoedelijk rijden in een Opel Astra, rood van kleur voorzien van het kenteken [kenteken1]. Op donderdag 06 januari 2011, omstreek 03.34 uur, werd er door de meldkamer de mededeling gedaan, dat er zojuist een reële inbraak had plaatsgevonden bij de [bedrijf 7] in Heesch. Daarbij waren sigaretten en shag weggenomen. Op donderdag 06 januari 2011, omstreeks 03.45 uur, zagen wij dat de eerder genoemde Opel Astra, voorzien van kenteken [kenteken1] reed over de A50 richting Eindhoven. Wij reden achter het voertuig. Op donderdag 06 januari 2011, omstreeks 03.55 uur, haalde de eenheid 1123 ons voertuig in en het voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken1]. Wij gaven de bestuurder van het voertuig een stopteken. Wij zagen, dat het voertuig stopte en stil stond net voor het kruispunt van de Bisschop Bakkerslaan met de rode Kruislaan. Wij zagen, dat er drie personen in de auto zaten. Wij zagen, dat er een man achter het stuur zat, een man als bijrijder in de auto zat en een man op de achterbank zat, achter de bijrijder. Wij hoorden dat collega [verbalisant 3] de bestuurder aansprak en alle inzittenden om indentiteitsbewijzen vroeg. Hieruit bleek dat de bestuurder [persoon 2] was, de bijrijder persoon3] en de inzittende [verdachte].
Aangifte inbraak 6 januari 2011, Maarheeze.3 [persoon4] doet namens [bedrijf1] op 6 januari 2011 aangifte. Op 6 januari 2011 (tussen 02.26 uur en 02.29 uur) werd de nooddeur geforceerd van supermarkt [bedrijf1] te Maarheeze. Er is een grote partij sigaretten weggenomen. Aangever heeft de bewakingsbeelden bekeken en heeft gezien dat omstreeks 02.26 uur drie personen via de nooddeur de winkel binnen zijn gedrongen. Hij zag een rode koevoet. De weggenomen sigaretten werden door de drie personen in een dekbed vervoerd waarop koeienvlekken aanwezig waren.
Uit inventarisatie bleek dat de waarde van de weggenomen sigaretten euro 6.465,50 bedraagt. Aan niemand is door of namens aangever recht of toestemming gegeven om zich de toegang tot het pand te verschaffen en daarbij goederen weg te nemen met het oogmerk zich deze toe te eigenen. Bij deze aangifte bevindt zich een lijst van de gestolen sigaretten, uitgesplitst naar merk en aantallen pakjes.4
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant4], betreffende de beelden van de inbraak op 6 januari 2011 in de [bedrijf1] te Maarheeze. Verbalisant beschrijft (verkort en zakelijk weergegeven) dat hij drie verdachten binnen ziet komen in de supermarkt. De verdachten rennen in de richting van de kassa waar sigaretten staan. Een van de verdachten gooit goederen gelijkend op pakjes sigaretten en shag in de witte zak met de zwarte vlekken. De andere twee verdachten houden voornamelijk de zak vast. Bij het naar buiten gaan draagt een van de verdachten deze zak. In die zak bevinden zich goederen.5
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant 5] en [verbalisant6], betreffende aangetroffen schoenspoor kort na de inbraak op 6 januari 2011 in de [bedrijf1] te Maarheeze. Verbalisanten beschrijven (verkort en zakelijk weergegeven) dat zij op 6 januari 2011 omstreeks 02.34 uur nabij de supermarkt [bedrijf1] te Maarheeze zijn, en dat het regent. Zij zien een toegangsdeur van de supermarkt open staan. Boven de deur is een afdak, zodat de tegels eronder droog zijn. Op die tegels treffen verbalisanten tenminste twee verschillende schoensporen aan. Verbalisant [verbalisant5] heeft de schoensporen gefotografeerd 6.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant7], betreffende de vergelijking tussen de schoenen van [persoon2] en een van de aangetroffen schoensporen, bedoeld in het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant5] en [verbalisant6]. Verbalisant verklaart (verkort en zakelijk weergegeven) dat het profiel van de schoenen van [persoon2] (later aangehouden op 6 januari 2011) en het profiel aangetroffen nabij de supermarkt [bedrijf1] soortgelijk is. Foto’s zijn te zien op p. 186 (spoor) en p.187 (schoenen [persoon2]). 7
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtsbelofte door [verbalisant8]8, betreffende de vergelijking tussen kleding van de aangehouden verdachten [verdachte], [persoon2] en [persoon3] (zowel de kleding die zij ten tijde van de aanhouding droegen als de kleding die is aangetroffen in de auto waarin zij reden toen zijn werden aangehouden, de rode Opel Astra kenteken [kenteken1]) Verbalisant verklaart (verkort en zakelijk weergegeven) dat
a. de schoenen van dader 2 qua uiterlijk en kleur overeen kwam met de schoenen die [persoon2] droeg ten tijde van zijn aanhouding (p. 197);
b. de jas van dader 3 overeen kwam qua model en kleur met een jas die is aangetroffen op de achterbank van de auto (p. 200-202);
c. de schoenen van dader 3 overeen kwamen met de schoenen die [verdachte] droeg ten tijde van zijn aanhouding;
d. de kleding (trui en bodywarmer) van een van de daders overeen kwam met de kleding die [persoon3] droeg te tijde van zijn aanhouding (p. 204);
e. de jas met capuchon van een (tweede) dader overeen kwam met een jas met capuchon die is aangetroffen in de Opel Astra met kenteken [kenteken1] (p. 209).
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant9],9 betreffende het sporenonderzoek op de plaats delict [straatnaam] te Maarheeze. Hij beschrijft
(verkort en zakelijk weergegeven) dat de toegangsdeur tot de bakkerij verse braakschade vertoonde. Hij zag dat er met (tenminste, Rb.) een breekvoorwerp in de verticale sluitnaad op meerdere plaatsen was gewrikt en hij zag in de deuren tegendruk- en indruksporen. In de indruksporen nam hij waar dat de breekvoorwerpen rode en blauwe verf-/lakresten hadden achtergelaten.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtsbelofte, resp. -eed door [verbalisant8] en [verbalisant10],10 betreffende de vergelijking tussen een rood en een blauw breekijzer op het beeldmateriaal van de inbraak op 6 januari 2011 in de [bedrijf1] te Maarheeze en twee breekijzers die zijn aangetroffen op 9 januari 2011 in de BMW met kenteken [kenteken2]. In deze BMW werd tevens een dekbed aangetroffen met koeienprint. In dit dekbedovertrek bevond zich een grote hoeveelheid sigaretten. Verbalisanten verklaren
(verkort en zakelijk weergegeven) dat beide breekijzers qua kleur en model gelijk waren. Foto’s: P. 212 (rood breekijzer op beeldmateriaal inbraak), p 213 (foto in auto aangetroffen rood en blauw breekijzer).
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant11]11, betreffende de vergelijking tussen de op 9 januari 2011 in de BMW [kenteken2] aangetroffen sigaretten (qua merk en aantallen pakjes) en de lijst die is opgemaakt door aangever [persoon4]. Verbalisant verklaart (verkort en zakelijk weergegeven) dat er een grote overeenkomst is tussen de partij weggenomen sigaretten/shag en de aangetroffen partij in de BMW. De sigaretten werden in de BMW aangetroffen, verpakt in een zwart/wit gevlekt laken. De afstand tussen de supermarkt en de plaats waar deze BMW is aangetroffen is zeer gering. In de BMW werden tevens een rood en een blauw breekijzer aangetroffen, die gelijkenis vertonen met breekijzers te zien op beeldmateriaal van de inbraak op 6 januari 2011. (p. 217-222).
Proces-verbaal van bevindingen, met 5 bijlagen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant12]12, betreffende het veiligstellen en verdere onderzoek naar sporen op een zwart-wit gevlekt dekbedovertrek, gevuld met pakjes shag en sigaretten, dat op 9 januari 2011 is aangetroffen te Maarheeze ([straatnaam]). Verbalisant verklaart (verkort en zakelijk weergegeven) dat op11 januari 2011 door [persoon 5] verder onderzoek is gedaan aan dit dekbedovertrek. De bemonsteringen door [persoon 5] droegen nummers [serienummer1] en [serienummer2]. Uit onderzoek door het NFI, ingesteld in opdracht van mr. Vrijhoeven, officier van justitie te Den Bosch, bleek het DNA-profiel van genoemde sporen overeen te komen met dat van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Bijlage 1 ( p.410/411) betreft, kort en zakelijk weergegeven, het ambtsedig proces-verbaal van [persoon 5] en betreft het veiligstellen van mogelijke DNA-sporendragers van een dekbedovertrek. Bijlage 2 is een ambtsedig proces-verbaal van dezelfde verbalisant en beschrijft het ontvangen van de sporendrager, het veiligstellen van het (mogelijke) spoor en het overdragen ervan aan het NFI voor o.a. [serienummer1] (p. 413). Bijlage 3 betreft een kopie van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 februari 2011, opgesteld en ondertekend door ing. [persoon6], waaruit blijkt dat de sporendrager [serienummer1] een match geeft met cluster 16447 (p. 415/416). Bijlage 4 is de opdracht van de officier van justitie (p. 417), met geleidelijst. De geleidelijst noemt de in bijlage 3 genoemde sporendragers (p. 418). Bijlage 5 betreft een kopie van een bijlage van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 20 oktober 2011, nummer 2011.08.15.179. Dit geschrift vermeldt dat het DNA-profiel van het referentiemateriaal van [verdachte], geboren op [geboortedatum], o.a. overeenkomt met het DNA-profiel dat is aangetroffen in NFI-zaaknummer met zegelnummer [serienummer1]. De matchkans ten opzichte van een willekeurig DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Aangifte inbraak Supermarkt [bedrijf 2] op 6 januari 2011, Beek en Donk. [persoon1] doet op 6 januari 2011 aangifte13. Op 6 januari 2011 (rond 01.48 uur) werd een deur geforceerd van [bedrijf 2], gevestigd te Beek en Donk, [straatnaam]. Er is een grote partij sigaretten weggenomen. Aangever heeft gezien dat bij drie kassa’s de rekken met rookwaar waren opengebroken en het merendeel van de rookwaar artikelen waren gestolen. Een glaspaneel tussen een kassagedeelte en de broodafdeling was vernield.
Aangever verklaart dat hij eigenaar is van de goederen en dat hij niemand recht of toestemming heeft gegeven voor het plegen van deze inbraak. Uit een overzicht/bijlage bij de aangifte blijkt dat de waarde van de ontvreemde sigaretten/shag 1.851,30 euro bedraagt, en de verdere schade 6.800 euro. 14
Een bijlage bij de aangifte vermeldt (o.a.) de navolgende bijzonderheden: (zakelijk weergegeven) Een dekbedovertrek is door de daders achtergelaten. Dit dekbedovertrek (zie p. 230) is veiliggesteld ten behoeve van DNA-onderzoek, in verband met mogelijke bloedsporen op het dekbed. Op de beelden zijn drie daders te zien. 15
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant13]16, betreffende zijn bevindingen kort na de inbraak in de [bedrijf 2] te Beek en Donk. Verbalisant verklaart (verkort en zakelijk weergegeven) dat hij ziet dat een paneel van de toegangsdeuren met grof geweld aan de onderzijde was opengebroken. In de supermarkt ziet hij een dekbedovertrek dat vermoedelijk door de daders is achtergelaten. Het door hem aangetroffen dekbedovertrek is veiliggesteld op de voorgeschreven wijze voor onderzoek naar mogelijke DNA-sporen.
Proces-verbaal van bevindingen, met 5 bijlagen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant12]17, betreffende het veiligstellen en verdere onderzoek naar sporen in een dekbedovertrek dat op 6 januari 2011 is aangetroffen in Beek en Donk in de [bedrijf 2] Supermarkt. Verbalisant verklaart (verkort en zakelijk weergegeven) dat op 11 januari 2011 door [persoon7] verder onderzoek is gedaan aan het dekbedovertrek dat was aangetroffen op 6 januari 2011 te Beek en Donk. De bemonsteringen door [persoon7] droegen de nummers [serienummer3] en [serienummer4]. Uit onderzoek door het NFI, ingesteld in opdracht van mr. Vrijhoeven, officier van justitie te Den Bosch, bleek het DNA-profiel van genoemde sporen overeen te komen met dat van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Bijlage 1 (p. 244-246) betreft, kort en zakelijk weergegeven, het ambtsedig proces-verbaal van [persoon7] en betreft het veiligstellen van mogelijke DNA-sporendragers uit een dekbedovertrek.
Bijlage 2 is een ambtsedig proces-verbaal van dezelfde verbalisant en beschrijft het ontvangen van de sporendrager, het veiligstellen van het (mogelijke) spoor en het overdragen ervan aan het NFI voor zowel [serienummer3] als [serienummer4]
(p. 247 – 250).
Bijlage 3 betreft een kopie van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 februari 2011, opgesteld en ondertekend door [persoon6], waaruit blijkt dat sporendrager [serienummer4] een match geeft met cluster [cluster 1]. Hetzelfde is het geval ten aanzien van de sporendrager [ser[serienummer1], aangetroffen te Maarheeze.
Bijlage 4 is de opdracht van de officier van justitie (p. 253), met geleidelijst. De geleidelijst noemt de vier in bijlage 3 genoemde sporendragers (p.254)
Bijlage 5 betreft een kopie van een bijlage van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 20 oktober 2011, [nummer]. Dit geschrift vermeldt dat het DNA-profiel van het referentiemateriaal van [verdachte], geboren op [geboortedatum], overeenkomt met het DNA-profiel dat is aangetroffen in NFI-zaaknummers met de zegelnummers [serienummer4] en [serienummer1]. In beide gevallen is de matchkans ten opzichte van een willekeurig DNA-profiel kleiner dan één op één miljard.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant7]18 , betreffende zijn bevindingen ter zake de afstand en tijdsduur tussen [straatnaam] te Beek en Donk en de [straatnaam] te Maarheeze. Verbalisant verklaart (verkort en zakelijk weergegeven) dat bij raadpleging van Google maps blijkt dat de afstand 42,9 kilometer bedraagt en de te verwachten reisduur van die route 39 minuten bedraagt.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant14],19 betreffende zijn bevindingen met betrekking tot nader onderzoek aan de telefoons van verdachten en andere telefoons (zakelijk weergegeven). Uit de historische printgegevens blijkt dat het toestel van [verdachte] op 6 januari 2011 tussen 02.35 uur en 03.06 uur binnen het bereik van een zendmast te Maarheeze is.
Proces-verbaal van aangifte, met bijlage, opgemaakt door [verbalisant15].20 [persoon8] doet op 10 januari 2011 aangifte. Op 31 december 00.05 uur werd een inbraak gepleegd bij de [bedrijf3]. Er is een deur geforceerd van deze supermarkt, gevestigd te Eindhoven. Bij alle kassa’s waren kasten opgengebroken. Ik hoorde later dat de politie een paar sloffen shag en sigaretten had teruggevonden. Ik zag kort daarna dat er bloed zat op een van de sloffen die ik had teruggekregen van de politie. Bij alle kassa’s zijn shag en sigaretten weggenomen. Aangever verklaart dat hij niemand recht of toestemming heeft gegeven voor het plegen van deze inbraak.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat op 30 december 2010 (rond 24.00 uur) nabij de supermarkt waar is ingebroken een rode Opel wordt gezien. Een man komt aanrennen, hij startte de auto en reed 5 meter vooruit. De man deed de achterklep open en toen kwamen twee andere mannen aanlopen die een grote zaak droegen. Die zak leek op een zitzak en had een vlekkenpatroon, de getuige spreekt van een (koeien)vlekkenpatroon.21 De rechtbank gaat er wel van uit dat het tijdstip dat deze getuige noemt mogelijk niet geheel juist is, maar dat zijn waarnemingen enige tijd later zijn gedaan. Het betreft in ieder geval drie personen, in combinatie met een rode Opel.
De inbraak in de [bedrijf3] is op 31 december 2010 eerder gepleegd dan 00.05 uur, want op dat tijdstip belt het beveiligingsbedrijf de bedrijfsleider van dat [bedrijf3]-filiaal, de getuige [persoon 8]. 22 Korte tijd later worden door de politieambtenaren twee koevoeten aangetroffen op een dak van een aangrenzende schuur nabij de [bedrijf3] en diverse sloffen met sigaretten aan de andere kant van de schutting aldaar.23 Op één van de sloffen sigaretten wordt een bloedspoor aangetroffen.
Proces-verbaal van bevindingen, met 5 bijlagen, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant12], betreffende het veiligstellen en verder onderzoek naar sporen op een slof sigaretten die op 31 december 2010 is aangetroffen te Eindhoven ([bedrijf3] [straatnaam]).24 Verbalisant verklaart dat op 4 januari 2011 door [persoon7] verder onderzoek is gedaanb aan een slof sigaretten die was achtergelaten na een inbraak. Een van de bemonsteringen door [persoon7] droeg nummer [serienummer5]. uit onderzoek door het NFI, bleek het DNA-profiel van genoemde sporen overeen te komen met dat van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Bijlage 1 betreft het ambtsedig proces-verbaal van [persoon7] en betreft het veiligstellen van mogelijke DNA-sporendragers van een slof shag.25
Bijlage 2 is een ambtsedig proces-verbaal van dezelfde verbalisant en [verbalisant16] en beschrijft het ontvangen van de sporendragers, het veilgstellen van het (mogelijke) spoor en het overdragen ervan aan het NFI voor onder andere [serienummer5].26
Bijlage 3 betreft een kopie van het rapport van het NFI d.d. 12 april 2011, opgesteld en ondertekend door [persoon9], waaruit blijkt dat de sporendrager [serienummer5] een match geeft met cluster [cluster 1].27
Bijlage 4 is de opdracht van de officier van justitie met geleidelijst.28 De geleidelijst noemt de in bijlage 3 genoemde sporendrager.29
Bijlage 5 betreft een kopie van een bijlage van een rapport van het NFI d.d. 20 oktober 2011, [nummer] Dit geschrift vermeldt dat het DNA-profiel van het referentiemateriaal van [verdachte], geboren op [geboortedatum], onder andere overeenkomt met het DNA-profiel dat is aangetroffen in NFI zaaknummer met zegelnummer [serienummer5]. De matchkans ten opzichte van een willekeurig DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Net als bij de feiten 1 en 2 op de dagvaarding is er bij deze inbraak sprake van drie personen, een inbraak bij de [bedrijf3] en het gebruik van een dekbedovertrek met koeienprint om de buit (sigaretten) te vervoeren. De rechtbank slaat hieromtrent acht op het navolgende bewijsmiddel.
Uit een uitdraai van de (werk)urenstaat van verdachte [verdachte] bij zijn werkgever blijkt verder dat hij op woensdag 5 januari 2011 heeft gewerkt tussen 14.56 uur en 00.05 uur (op 6/1/2011, Rb.)31 Verdachte heeft in dat verband verklaard dat hij die nacht (dus op 6 januari 2011) omstreeks 00.15 uur is opgehaald bij de [bedrijf 8] te Eindhoven door [persoon2] en [persoon3]. De verdachte heeft over die nacht verder verklaard dat de drie mannen vervolgens gezamenlijk naar Utrecht zijn geweest en dat hij, [verdachte], daar gedurende een uur een prostituée heeft gezocht. Die verklaring acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
In het licht van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank het door de verdediging gevoerde verweer, dat de op de dekbedovertrekken aangetroffen bloedsporen, die matchen met het DNA-profiel van verdachte, allemaal op 30 en 31 december 2010 daarop zijn terechtgekomen, louter denkbeeldig, zodat dit verweer dient te worden verworpen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 4 heeft begaan.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 06 januari 2011 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt heeft
weggenomen een hoeveelheid rookwaar, toebehorende aan [bedrijf1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking, te weten het forceren van een deur van die supermarkt en het forceren van luiken van rekken in die supermarkt
2.
op 06 januari 2011 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaar, toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [persoon1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking, te weten het openbreken van een deur van die supermarkt en het openbreken van rekken in die supermarkt.
4.
op 31 december 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaar toebehorende aan [bedrijf 4] te Eindhoven, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking, te weten het forceren van deuren van die supermarkt en het openbreken van kasten in die supermarkt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de op te leggen straf:
De officier van justitie heeft voor feit 3 vrijspraak geëist. Ten aanzien van de overige feiten eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen:
* [bedrijf1]: afwijzing van de vordering;
* [bedrijf3]: Niet-ontvankelijk verklaring.
Bij zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte. Verdachte loopt momenteel nog in een proeftijd. Ook heeft de officier van justitie rekening gehouden met de inhoud van de opgemaakte reclasseringsrapportage.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft in zijn pleidooi primair vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten. Daarbij heeft de raadsman opgemerkt dat dit in ieder geval geldt voor de feiten 1, 2 en 3. Verder heeft de raadsman hierbij betrokken dat na het plegen van de onderhavige feiten geen nieuwe feiten meer aan het licht zijn gekomen en verdachte geen justitiële contacten meer heeft gehad. De raadsman heeft subsidiair een gevangenisstraf bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de ondergane voorlopige hechtenis, danwel een werkstraf. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman verzocht de eis van de officier van justitie te volgen.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de op te leggen straf:
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte is als medepleger betrokken bij een drietal brutale bedrijfsinbraken in supermarkten. Daarbij hebben de daders zich telkens snel met veel geweld de toegang verschaft tot de supermarkt en zijn er in de supermarkt kasten opengebroken. Binnen enkele minuten was de inbraak veelal voltooid. De buit was telkens aanzienlijk. Er was ook anderszins sprake van een professionele wijze van uitvoering: verdachten waren gemaskerd en zij hadden een dekbedovertrek bij zich om snel veel buit mee te kunnen nemen.
Uitgangspunt bij de bestraffing van dergelijke zwaardere bedrijfsinbraken is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 à 4 maanden per inbraak. De rechtbank zal dit uitgangspunt in deze zaak niet onverkort volgen, maar zal aan verdachte een forse werkstraf opleggen en een stevige voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur. De redenen die hebben geleid tot deze matiging zijn de navolgende. De feiten hebben zich voorgedaan eind 2010, begin 2011. De medeverdachten zijn hierna doorgegaan met het plegen van een reeks soortgelijke misdrijven. Bij verdachte is dit niet het geval, kennelijk is hij na de aanhouding op 6 januari 2011 gestopt met dit soort inbraken.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd van 2 jaren aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen:
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf3]
De rechtbank zal deze vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte van feit 3 wordt vrijgesproken en aan verdachte voor dat feit dus geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf1] is een vordering ingediend voor een bedrag van 40 euro, bestaande uit twee telefoonkaarten die in beslag zijn genomen ten behoeve van sporenonderzoek. De beide telefoonkaarten zijn teruggegeven aan de benadeelde partij. Op grond daarvan resteert thans geen schade meer, zodat de vordering moet worden afgewezen.
Gelet op deze bijzondere omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding de kosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 63, 310, 311.
T.a.v. feiten 1, 2 en 4:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De rechtbank bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [bedrijf3] in haar vordering, omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten, tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 1:
Afwijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [bedrijf1]
De rechtbank zal de kosten tussen partijen compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van der Weele, griffier,
en is uitgesproken op 7 december 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2233 2011002415, sluitingsdatum 20 maart 2012, aantal doorgenummerde pagina’s: 494. Voornoemd proces-verbaal betreft het onderzoek “Waterzwijn”.
2 Dossier p. 138 en 139
3 Dossier p. 165 e.v.
4 Dossier p. 170-172
5 Dossier p. 174-175, beeldmateriaal p 177-180
6 Dossier p. 181, beeldmateriaal p. 182 tot en met 183
7 Dossier p. 185, beeldmateriaal p. 186 e.v.
8 Dossier p. 193 e.v. , beeldmateriaal op de in de tekst aangegeven pagina’s
9 Dossier p. 191
10 Dossier p. 210 e.v.
11 Dossier p. 217 e.v.
12 Dossier p. 407 e.v.
13 Dossier p. 226 e.v.
14 Dossier p. 231, 232
15 Dossier p. 228
16 Dossier p. 233-234
17 Dossier p. 241 e.v.
18 Dossier p. 235-238
19 Dossier p. 450-454
20 Dossier p. 272 e.v.
21 Pv van verhoor [persoon10], p. 280 e.v.
22 Pv aangifte [persoon8] d.d. 10 januari 2011, eind-pv p. 272 onderaan/273 bovenaan
23 Pv van bevindingen van [persoon11], p. 276 e.v.
24 Dossier p. 282 e.v.
25 Dossier p. 285
26 Dossier p. 287
27 Dossier p. 296
28 Dossier p. 297
29 Dossier p. 298
30 Dossier p. 300
31 Pv van bevindingen met bijlage van [verbalisant8] p. 464 en 465 (kopie werkurenstaat)