ECLI:NL:RBSHE:2012:BY5013

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839278-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op winkel met geweld en bedreiging, vrijspraak voor meerdere feiten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere overvallen en opzetheling. De verdachte heeft samen met een mededader een winkel in Eindhoven overvallen, waarbij het personeel met een mes werd bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 april 2012 een gewapende overval heeft gepleegd, waarbij hij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld. De rechtbank achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte werd echter vrijgesproken van de andere ten laste gelegde feiten, waaronder een eerdere overval op 13 januari 2012 en een overval op 27 april 2012, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs achtte dat hij de dader was. De rechtbank oordeelde dat de herkenning door getuigen en agenten niet betrouwbaar genoeg was om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd ook veroordeeld voor opzetheling van een gestolen scooter, die hij had verworven zonder naar de herkomst te vragen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839278-12
Datum uitspraak: 23 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 augustus 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
- met een mes in zijn/hun hand(en) het filiaal van [bedrijf 1] aan de [adres] is/zijn binnengekomen en/of (vervolgens) dat mes aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Blijf rustig. Dit is een overval. Ik wil geld.", en/of "Opschieten want ik wil je niets doen." althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of (in de rug) heeft/hebben geduwd en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest(en) openmaken;
art. 312 Wetboek van Strafrecht
en/of
B.
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te Eindhoven, tezamen met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een mes in zijn/hun hand(en) het filiaal van [bedrijf 1] aan de [adres] is/zijn binnengekomen en/of (vervolgens) dat mes aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Blijf rustig. Dit is een overval. Ik wil geld.", en/of "Opschieten want ik wil je niets doen." althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en (in de rug) heeft/hebben geduwd en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest openmaken;
art. 317 Wetboek van Strafrecht
2.
A.
hij op of omstreeks 21 april 2012 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- een of meer van voornoemde personen heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens) aan voornoemde personen een mes, in elk geval een scherp voorwerp heeft getoond en/of
- hierbij (dreigend) (onder meer) heeft gezegd: "doe de kassa open" en/of "ik wil het geld uit de kassa nu, lopen" en/of "en nu naar de kassa", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
art. 312 Wetboek van Strafrecht
en/of
B.
hij op of omstreeks 21 april 2012 te Eindhoven met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat, hij, verdachte,
- een of meer van voornoemde personen heeft vastgepakt en/of
-(vervolgens) aan voornoemde personen een mes, in elk geval een scherp voorwerp heeft getoond en/of
-hierbij (dreigend) (onder meer) heeft gezegd: "doe de kassa open" en/of "ik wil het geld uit de kassa nu, lopen" en/of "en nu naar de kassa", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art. 317 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 april 2012 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat, hij, verdachte,
- aan voornoemde [slachtoffer 6] een mes heeft getoond en/of met dit mes een zwaaiende beweging heeft gemaakt en/of
- (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer 6] heeft gezegd: "geld" en/of "opschieten", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art. 312 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 02 mei 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, een bromfiets (merk: Piaggio C38, kleur: blauw) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist althans redelijkerwijs had moeten weten dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art. 416 cp. 417bis Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Ten aanzien van feit 2
Inleiding
Op 21 april 2012 omstreeks 9:15 uur heeft - kort gezegd - een gewapende overval plaatsgevonden in een filiaal van [bedrijf 1], gevestigd aan de Tongelresestraat in Eindhoven. Ten tijde van deze overval waren twee vrouwelijke medewerkers, [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]), in de winkel aanwezig.1 Verdachte heeft ontkend de overval te hebben gepleegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde onder B (afpersing) bewezen. Zij baseert dit op de aangifte en op de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], de door hen gegeven signalementen, de herkenning door 4 agenten op basis van deze signalementen van verdachte, de bij doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen kleding en de camerabeelden van de overval.
Standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken. Het standpunt van de officier van justitie geeft blijk van tunnelvisie. Op de camerabeelden is te zien dat de overvaller [slachtoffer 3] in de nek pakt. DNA-onderzoek van de blouse ter hoogte van de schouder heeft echter niets opgeleverd. Ze wijst bij de meervoudige fotoconfrontatie alsnog de foto van verdachte aan als ze al bij de volgende foto is. Dat geeft aan dat ze hem niet direct heeft herkend. Het staat niet buiten twijfel dat verdachte de overval heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bij feit 2 onder B ten laste gelegde overval. De rechtbank baseert de bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen.
[slachtoffer 3] heeft het volgende verklaard over de overval.2:
"Ik voelde dat ik door de klant met 1 hand in mijn nek op mijn schouder werd vastgepakt.
Toen de overvaller mij vastpakte schrok ik en keek ik om. Op dat zelfde moment voelde ik iets hards aan de rechterzijde van mijn onderrug prikken. Ik keek over mijn schouder en zag dat dit een fruitmesje was. De overvaller had dit in zijn rechterhand vast. De overvaller zei tegen mij: Doe de kassa open. Ik voelde me dus wel bedreigd. [slachtoffer 4] heeft met haar sleutel, dit is een hoofdsleutel, de kassa opengemaakt. De hoofdsleutel past ook op mijn kassalade. [slachtoffer 4] stond achter de kassa en de overvaller stond voor de toonbank. Ik zag dat de overvaller een tas vast had. Ik zag dat [slachtoffer 4] geld in de tas stopte. Ik zag dat de overvaller ook geld uit de kassalade pakte. Ik hoorde toen dat de overvaller toen zei: "Nu de kluis nog". Ik hoorde de overvaller zeggen dat hij nog meer wilde. Ik zag toen dat [slachtoffer 4] haar kassalade uit de andere kluis pakte. Ik zag dat zij die kassalade op het bureau in het kantoor zette. Ik zag dat [slachtoffer 4] en de overvaller samen het geld pakten. Dit geld ging weer in de tas."
[slachtoffer 4]3 heeft het volgende verklaard over de overval.
"Ik hoorde de man toen zeggen "ik wil het geld uit de kassa nu, lopen". Ik ben toen met de man naar de voorkant van winkel gelopen, naar de kassa. Bij de kassa aangekomen heb ik deze direct open gedaan het bakje met het geld heb ik eruit genomen en aan de man gegeven. Toen hij klaar was hoorde ik de man zeggen : "en nu naar de kluis". Op weg daarheen voelde ik wederom iets achter in mijn rug wat weet ik echt niet. In het kantoor ben ik meteen zelf doorgelopen naar de stalen kast omdat daar 150 euro wisselgeld lag. Ik heb de kast open gemaakt en heb het wisselgeld wat in een blauw zakje met daarop een regenjas zat gepakt en bij de man in zijn tas gestopt. Dit deed ik omdat de man nog steeds de tas in zijn handen had en deze open hield. Ik heb toen een lokkerkast wat ook in het kantoor stond opengemaakt daar stond namelijk ook een kassalade, de mijne in. Hier zat ook geld in hoeveel weet ik echt niet, het was voornamelijk muntgeld met twee briefjes van 20,- en een paar van 10,- en 5,- euro. Ik heb het geld uit de bakjes gepakt en in zijn tas gestopt."
Op het adres van verdachte heeft op 2 mei 2012 een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij zijn onder meer aangetroffen een beige-/bruinkleurige pet van het merk Gucci en een zwarte jas met op de achterkant van de kraag een afbeelding van een vlag in de kleuren rood, wit en groen.4 In het dossier bevinden zich foto's van de jas en het petje.5 Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat deze pet en jas van hem zijn.6 Dit heeft hij ter zitting herhaald.7
[slachtoffer 3] heeft het volgende signalement van de dader gegeven:
"Licht getinte man, Marokkaans of Afghaans uiterlijk, in ieder geval een uiterlijk dat veel voorkomt in het Midden Oosten. De man is 1,65 meter lang, mager, dun postuur, verzorgd
gezicht, kleine bruine ogen. Hij droeg een donkerkleurige trainingsbroek van Adidas, een donkerkleurig vest met een opvallend vlaggetje op de kraag in de kleur rood zwart groen, dit was er niet op geborduurd. Het vest had een zwarte capuchon. Onder de capuchon droeg hij een pet met de klep naar achteren. De pet was geruit, bruin en lichtbruin van kleur".8
Bij een meervoudige fotoconfrontatie op 2 juli 2012, heeft [slachtoffer 3] verklaard verdachte te herkennen als de man die de overval heeft gepleegd.9
[slachtoffer 4] heeft de dader als volgt omschreven:
"Man was kleiner dan ik. Ik ben 1.72 meter. Het was een tenger persoon. Ik schat de leeftijd van de man jong tussen 18 en 20 jaar oud. Man was donker gekleed in mijn beleving was alles zwart. Man droeg een zwarte broek en zwart vest ik dacht dat alles in joggingstof was. Verder droeg hij een pet in ruitmotief waarover weer de capuchon van het vest zat. Hij sprak normaal Nederlands met een klein beetje accent van een buitenlander. Hij had een buitenlands gelaat, was wat donkerder getint, ik dacht aan een Marokkaan of Turk in ieder geval iemand uit een ander land."10
Ter terechtzitting van 9 november 2012 heeft de rechtbank de camerabeelden van de overval van 21 april 2012 bekeken. De rechtbank heeft waargenomen dat hierop het gezicht van de overvaller zeer goed te zien is. De rechtbank acht mede daarom de waarnemingen van de verbalisanten, waarbij zij verdachte aan de hand van specifiek omschreven uiterlijke kenmerken zeggen te herkennen, betrouwbaar. Bovendien heeft de rechtbank zelf ook geconstateerd dat het gezicht dat op de beelden te zien is, sterke gelijkenis vertoont met het uiterlijk van verdachte.
Op deze camerabeelden is eveneens goed te zien dat verdachte, zoals ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] verklaren, een zwarte jas draagt met een capuchon waaronder hij achterstevoren een bruinig geruit petje draagt. Opvallend is ook dat hierbij te zien is dat de jas op de mouw een soort schildje heeft. Een dergelijke jas en pet zijn ook aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte op 2 mei 2012.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaren beiden naar aanleiding van een briefing waar een foto van de overvaller is getoond, dat zij de dader herkennen als [verdachte]. Zij herkennen hem aan de hand van uiterlijke kenmerken (zijn uitstekende jukbeenderen, ingevallen wangen, donkere wenkbrauwen, lengte, postuur en leeftijd). Zij verklaren hem te kennen in verband met een eerder door hem gepleegd strafbaar feit.11
Ook verbalisant [verbalisant 3] verklaart naar aanleiding van een briefing waar een foto van de overvaller is getoond, dat hij verdachte herkent als [verdachte]. Hij zegt verdachte te herkennen aan de vorm van zijn gezicht, de blik in de ogen, zijn lengte, zijn postuur en zijn leeftijd. Hij geeft aan dat hij buurtbrigadier is in de wijk Burghplan te Eindhoven en dat in deze wijk VMBO de Burgh is gevestigd. Verdachte heeft 4 jaar als leerling op deze school gezeten en hij heeft in deze periode meerdere malen contact met de verdachte gehad.12
Tot slot verklaart ook verbalisant [verbalisant 4] naar aanleiding van een briefing waar een foto van de overvaller is getoond, dat hij verdachte herkent als [verdachte]. Hij herkent hem aan zijn gezicht (zijn ingevallen wangen, zijn ogen, zijn donkere wenkbrauwen en zijn manier van kijken). Hij heeft verdachte gezien, toen deze in verband met een ander strafbaar feit was aangehouden en hij hem in het dienstvoertuig heeft zien zitten en tevens ook nadat hij op het politie bureau ingesloten werd.13
Uit voornoemde verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] blijkt dat [slachtoffer 4] het geld aan de overvaller heeft overhandigd. Er is dus sprake geweest van de in de tenlastelegging onder B genoemde afpersing en niet van de onder A genoemde diefstal met geweld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het bij feit 2 onder A ten laste gelegde.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Inleiding
Op 13 januari 2012 werd om ongeveer 19:00 uur door twee personen een roofoverval gepleegd in een filiaal van [bedrijf 1] aan de Tongelresestraat in Eindhoven. Van deze overval is aangifte gedaan door de filiaalbeheerder, mevrouw [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]). Zij verklaarde dat twee mannen de winkel inliepen. Beide mannen hadden een mes in hun hand en liepen met [slachtoffer 1] en haar collega [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) naar het kantoortje achterin de winkel. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] aan een van beide mannen het geld gegeven dat in een kluiskast en een vloerkast lag. Daarna hebben de mannen de winkel verlaten via de nooduitgang. [slachtoffer 2] heeft in haar verklaring de door [slachtoffer 1] geschetste gang van zaken bevestigd. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] hebben een signalement van beide mannen gegeven. Twee verbalisanten hebben verklaard dat zij in de opgegeven signalementen verdachte "met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid" herkennen. [slachtoffer 2] heeft de camerabeelden gezien van de overval op 21 april 2012 (feit 2). Zij heeft verklaard dat zij de overvaller op de camerabeelden "bijna zeker met niet voor de volle 100%" herkende als een van de mannen die op 13 januari 2012 de overval pleegden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is een fotoselectie van 10 personen, waaronder verdachte, getoond. [slachtoffer 1] heeft verklaard niemand te herkennen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de overvaller zich niet in de selectie bevond, maar dat ze het bij foto 4 (de foto van de verdachte) "even benauwd kreeg. Ik denk niet dat hij het is, maar ik denk dat hij wel het meeste ervan weg heeft", aldus [slachtoffer 2].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de dader van deze overval dezelfde persoon is als degene die de overval onder feit 2 heeft gepleegd. [slachtoffer 1]en en [slachtoffer 2] hebben een signalement van de dader gegeven dat op zeer specifieke punten overeenkomt met het signalement van de dader van feit 2. Agenten hebben verdachte in dit signalement herkend. [slachtoffer 2] heeft verdachte herkend op de camerabeelden van de overval onder feit 2. De overval werd gepleegd in dezelfde winkel. In beide gevallen heeft de dader met een mes gedreigd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er staat niet buiten twijfel dat verdachte een van de daders is.
Het oordeel van de rechtbank
Allereerst stelt de rechtbank vast dat van de overval geen camerabeelden bewaard zijn gebleven en dat er op de plaats delict geen technische sporen zijn aangetroffen die verwijzen naar verdachte. Uit de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegeven signalementen kan ook niet worden geconcludeerd dat het daarbij onmiskenbaar om verdachte gaat. Daarvoor zijn de beschrijvingen van de daders naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en onderscheidend. Dat maakt ook de herkenning van verdachte door de agenten op basis van diezelfde signalementen minder betrouwbaar en daarom van beperkte bewijswaarde.
[slachtoffer 2] heeft tegenover de politie verklaard dat zij op de camerabeelden van de overval van 21 april 2012 de dader herkent als degene die ook de overval op 13 januari 2012 heeft gepleegd. Ze is er "bijna zeker" van dat het om dezelfde persoon gaat. In diezelfde verklaring geeft ze echter ook blijk van haar twijfels hierover. Aanvankelijk herkende ze de dader meteen op de beelden. "Later hoorde ik mijn collega zeggen dat het niet dezelfde persoon was en hierdoor ben ik nu gaan twijfelen. Ik weet zeker dat de overvaller in januari een Turkse jongen was en volgens mij was het bij deze overval een Marokkaan." Daar komt bij dat [slachtoffer 2] bij de meervoudige fotoconfrontatie verdachte niet heeft herkend als de dader.
Ook uit de modus operandi kan niet worden opgemaakt dat een van de overvallers dezelfde persoon moet zijn als de overvaller onder feit 2. De modus operandi komt veel voor bij overvallen (verdachte loopt de winkel binnen, toont een mes, de winkelbediende geeft het geld af en de overvaller verlaat weer de winkel). Een opvallend verschil met de overval onder feit 2 is bovendien dat het onder feit 2 ging om een enkele overvaller, terwijl het hier gaat om twee daders.
Dit alles overwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte dezelfde persoon is als de dader onder feit 2. Hieruit volgt dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3
Inleiding
Op 27 april 2012 werd om ongeveer 10:30 uur een roofoverval gepleegd in een winkel van [bedrijf 2] aan de Winkelstraat in Eindhoven. Van deze overval is aangifte gedaan door de eigenaar van de winkel, [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]). [slachtoffer 5] heeft verklaard dat een medewerker van hem, [slachtoffer 6] (hierna: [slachtoffer 6]), is overvallen door een manspersoon. Van deze overval zijn camerabeelden opgenomen, die [slachtoffer 5] direct na de overval samen met een politie-agent heeft bekeken. Volgens hem was op de beelden te zien dat de overvaller de winkel inliep en [slachtoffer 6] onder dreiging met een mes dirigeerde naar twee kassa's. [slachtoffer 6] rende de winkel uit, waarna de overvaller briefgeld uit een van de kassa's haalde.
[slachtoffer 6] heeft in zijn getuigenverklaring het relaas van [slachtoffer 5] bevestigd. Toen de dader de winkel verliet is [slachtoffer 6] nog achter de dader aangegaan, maar deze rende heel hard weg. De politie heeft [slachtoffer 6] op de dag van de overval een foto van verdachte getoond.
Getuige [getuige 1] bevond zich ook in de winkel. Hij zag dat de overvaller geld uit de beide kassa's nam. Getuige [getuige 2] liep met [slachtoffer 6] achter de overvaller toen deze de winkel verliet.
[slachtoffer 5], de agent met wie hij de beelden samen heeft bekeken, [slachtoffer 6], [getuige 1] en [getuige 2] hebben een signalement van de dader gegeven.
Op 2 mei 2012 is de politie naar de betreffende winkel gegaan om de camerabeelden veilig te stellen. De beelden bleken echter niet te kunnen worden opgeslagen vanaf de hard disk recorder. Om te voorkomen dat de camerabeelden op een later moment zouden worden overgeschreven, heeft de politie besloten de camerabeelden af te spelen en deze tegelijk op te nemen met een mobiele telefoon. Vier agenten hebben de camerabeelden bekeken. Zij concludeerden elk afzonderlijk uit de beelden en uit de herkenning van verdachte door [slachtoffer 6], dat de verdachte "met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid" de dader is. De met de mobiele telefoon opgenomen camerabeelden zijn ter terechtzitting afgespeeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overval heeft gepleegd. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte van [slachtoffer 6], de herkenning van verdachte door vier agenten op basis van de camerabeelden, de overeenkomsten tussen de jas van verdachte en die van de dader en de overeenkomsten tussen deze overval en de overvallen onder feit 1 en 2. In alle drie gevallen gaat het om dezelfde modus operandi, de overvaller heeft steeds met een mes gedreigd, in twee gevallen ging het om dezelfde winkel, er zit maar zes dagen tussen de overval onder feit 2 en feit 3 en de signalementen komen op zeer specifieke punten overeen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Op de ter zitting getoonde camerabeelden is het gezicht van de dader niet te zien. Op de beelden zie je geen mes en ook de kleding is niet goed te zien. Volgens de verdediging is er bij de officier van justitie sprake van een tunnelvisie. Er staat niet buiten twijfel dat verdachte de dader is.
Het oordeel van de rechtbank
Op 2 mei 2012 hebben de verbalisanten de videobeelden van de overval bekeken. Zij zagen dat de overvaller was gekleed in een zwarte jas. Op de linkermouw van deze jas was een logo zichtbaar dat in het midden wit van kleur was en aan beide zijden een andere, onderling verschillende kleur had. Het had de vorm van een schild. Bij een doorzoeking eerder die dag in de woning van verdachte was een jas in beslag genomen die op de linkermouw voorzien was van een logo in de vorm van een schild en in de kleuren van groen, wit en rood. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze in beslag genomen jas van hem is. Deze specifieke overeenkomst tussen de jas van de overvaller en die van verdachte duidt erop dat verdachte de overvaller is geweest. De vraag is echter of dit voor verdachte belastende gegeven voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen om tot bewezenverklaring te kunnen komen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Op de camerabeelden, zoals de rechtbank deze ter zitting heeft waargenomen, blijft het gezicht van verdachte verborgen onder zijn capuchon en pet. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden, hoe de verbalisanten op de beelden hebben kunnen waarnemen dat de overvaller een grauwe huidskleur en een spits gezicht heeft. Hoe dan ook is op de door de rechtbank ter zitting waargenomen beelden niet, zoals bij de camerabeelden bij feit 2, het gezicht van verdachte te herkennen.
Uit de door getuigen gegeven signalementen kan ook niet worden geconcludeerd dat het daarbij onmiskenbaar om verdachte gaat. Daarvoor zijn de beschrijvingen van de dader naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en onderscheidend.
Aan [slachtoffer 6] is kort na de overval een foto van verdachte getoond met, naar de rechtbank aanneemt, de vraag of dit de overvaller is. In het algemeen is bij een herkenning op basis van het tonen van een enkele foto behoedzaamheid op zijn plaats. Het resultaat van een enkelvoudige fotoconfrontatie is weinig betrouwbaar en kan daarom slechts in geringe mate bijdragen aan het bewijs. Daar komt in dit geval nog bij dat [slachtoffer 6] zelf er ook niet zeker van is dat de man op de foto de overvaller is. "Ik durf het niet met 100% zekerheid te zeggen, maar hij lijkt er veel op", aldus [slachtoffer 6]. Dit terwijl toch van de overvaller volgens [slachtoffer 6] "zijn hele gezicht zichtbaar was" en de foto hooguit 2 uur na de overval aan [slachtoffer 6] is getoond. Al met al acht de rechtbank de herkenning op basis van deze enkelvoudige fotoconfrontatie onvoldoende betrouwbaar om tot het bewijs te kunnen worden gebezigd.
Ten aanzien van de modus operandi overweegt de rechtbank dat hierbij geen sprake is van een bijzonder gedragspatroon van de overvaller. De overvaller dwingt onder bedreiging met een mes de winkelbediende de kassa te openen, neemt het geld eruit en loopt de winkel weer uit. Een dergelijke modus operandi komt vaak voor bij overvallen in winkels. Dat de overval op ongeveer dezelfde wijze heeft plaatsgevonden als bij feit 2 is daarom naar het oordeel van de rechtbank slechts van geringe bewijswaarde. Het feit dat de overval in dezelfde stad plaatsvindt enkele dagen na de overval van feit 2 acht de rechtbank geen voor het bewijs redengevende omstandigheid.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat er op de plaats delict geen technische sporen zijn aangetroffen die verwijzen naar verdachte.
Alles afwegende concludeert de rechtbank dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte de overval heeft gepleegd. De rechtbank zal hem dan ook vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 4.
Inleiding
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 2 mei 2012 is een (snor)scooter aangetroffen in een schuur. Op de scooter ontbraken een contactslot, kentekenplaten en een framenummer/Voertuig Identificatie Nummer (VIN). Het contactslot en het slot van de buddyseat waren geforceerd. Het betrof een blauwe Piaggio-Vespa type LX50.14 Op 2 mei 2012 is nader technisch onderzoek gedaan naar de identiteit van de scooter. Het ingeslagen VIN bleek te zijn verwijderd. Na bewerking van het materiaal werd het VIN zichtbaar. Voor dit VIN bleek een Nederlands kenteken te zijn afgegeven voor een voertuig dat stond geregistreerd als gestolen. 15
Van deze diefstal is aangifte gedaan door [slachtoffer 7]. Zij heeft verklaard dat de scooter is weggenomen op 16 juni 2011 in Vught. De scooter was met een stuurslot afgesloten.16
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de scooter heeft gekocht van een vriend voor 250 à 300 euro. Het was een klusscooter. Verdachte kreeg geen papieren bij de scooter en heeft daar ook niet naar gevraagd. Er zat geen contactslot op de scooter toen hij hem kocht. Dat is volgens verdachte niet normaal. Hij heeft aan de verkoper niet gevraagd waarom er geen slot op zat. Hij heeft ook niet gecontroleerd of er een VIN op de scooter stond. 17
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht opzetheling bewezen.
Standpunt van de verdediging
Omdat het een klusscooter was, is het logisch dat er van alles mankeerde aan de scooter. Verdachte is wel onzorgvuldig geweest bij het kopen van de scooter. Hij dient te worden vrijgesproken van opzetheling, maar de schuldheling is te bewijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de scooter gekocht zonder naar de papieren te vragen. Bovendien zat er geen contactslot op de scooter en ontbraken de kentekenplaten. Door desondanks de scooter te kopen, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de scooter van misdrijf afkomstig was. Dat het om een gestolen scooter ging, blijkt uit de aangifte van Bouwens en het technisch onderzoek naar de identiteit van de scooter.
Gelet hierop acht de rechtbank de ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2. B.
op 21 april 2012 te Eindhoven met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft
gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [bedrijf 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat, hij, verdachte,
- [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en
- (vervolgens) aan [slachtoffer 3] een mes heeft getoond en
- (dreigend) (onder meer) heeft gezegd: "doe de kassa open" en "ik wil het geld uit de kassa nu, lopen" en "en nu naar de kassa";
4.
op 02 mei 2012 te Eindhoven, een bromfiets (merk: Piaggio C38, kleur: blauw) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feit 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 4 kan volgens de verdediging worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het aantal dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een winkel. Hij heeft daarbij een van de slachtoffers, [slachtoffer 3], bij de nek gegrepen en met een mes bedreigd. Het andere slachtoffer, [slachtoffer 4], werd gedwongen geld aan verdachte afgegeven. Uit het schade-onderbouwingsformulier van [slachtoffer 3] en de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 4] blijkt dat zij ten tijde van de overval erg bang waren en dat zij nog steeds de psychische gevolgen van de overval ondervinden. Verdachte heeft bij het plegen van de overval gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Verdachte heeft de overval steeds ontkend, heeft maar in beperkte mate meegewerkt aan een psychologisch onderzoek (de psycholoog spreekt van een "passieve weigering") en heeft geweigerd mee te werken aan een adviesrapport van de reclassering.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met andersoortige of geringere straf dan een langdurige gevangenisstraf. Volgens de landelijke LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting staat op een overval op een winkel waarbij sprake is van licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar. De rechtbank ziet geen gronden om van deze landelijke richtlijn af te wijken en zal verdachte dan ook conform deze richtlijn een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van de hierna te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van feit 1 en 3 heeft vrijgesproken en van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 800,-- met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 800,-- met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 800,-- met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2012 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 800,-- met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2012 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 750,-- met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]]
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 744,47 met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn:
- met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en/of
- van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 60a, 317, 416.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder 2 en 4 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
Afpersing.
T.a.v. feit 4:
Opzetheling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 2, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2:
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- 1 imitatiewapen, kleur zwart, Gohnher no. 127, goednr. 514280;
- 1 mes, kleur zwart, merk Swiss, goednr. 514380.
T.a.v. feit 2:
Teruggave inbeslaggenomen goederen, aan M. Kilincarslan geboren [1992], ingeschreven op [adres] te Eindhoven te weten:
- 1 pet, kleur bruin, merk Gucci, goednr. 514296;
- 1 pet, kleur zwart, merk Nike, goednr. 514299;
- 1 jas, kleur zwart, merk Stangata, goednr. 514303;
- 1 broek, kleur zwart, merk Puma, goednr. 514309;
- 1 broek, kleur zwart, merk Rodeo, goednr. 514316;
- 2 broeken, kleur zwart, merk Adidad, goednr. 514323;
- 1 pet, kleur zwart, merk Emperio Armani, goednr. 514414;
T.a.v. feit 4:
Teruggave inbeslaggenomen goederen, aan [slachtoffer 7], geboren 13 februari 1955, wonende Steenweg 25 te Vught te weten:
- 1 scooter, merk Piaggio Vespa Lx 50, kleur blauw, goednr. 514321.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 800,00 subsidiair 16 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 800,-- (zegge: achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , van een bedrag van EUR 800,-- (zegge: achthonderd euro), het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 800,00 subsidiair 16 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 800,-- (zegge: achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding). De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], van een bedrag van EUR 800,-- (zegge: achthonderd euro), het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 1:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 6] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 8] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Bijl, voorzitter,
mr. P.J.H. van Dellen en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 23 november 2012.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.
1 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], p. 108 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 4], p. 113. Als in de voetnoten wordt verwezen naar een paginanummer, wordt gedoeld op een paginanummer uit het eind proces-verbaal, dossiernummer 2012060003.
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 108 e.v.
3 Proces-verbaal van verhoor, d.d. 21 april 2012, p. 113 e.v.
4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2012, p. 62 e.v.
5 Bijlagen bij het verhoor van verdachte d.d. 3 mei 2012, p. 78, 79, 80, 82 en 83.
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 3 mei 2012, p. 71
7 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 november 2012
8 Proces-verbaal van aangifte, p. 110.
9 Proces-verbaal van fotoconfrontatie d.d. 2 juli 2012
10 Proces-verbaal van verhoor, p. 115.
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2012, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], p. 131
12 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], p. 132
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2012, opgemaakt door verbalisant Doudouh, p. 133
14 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 mei 2012, p. 207 en p. 208.
15 Proces-verbaal van Identificatie, 3 mei 2012, p. 194-197.
16 Proces-verbaal van aangifte, d.d. 16 juni 2011, p. 200.
17 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 november 2012