ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4511

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825471-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor subsidiaire opzetheling na vrijspraak van diefstal met braak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met braak en subsidiaire opzetheling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde diefstal, omdat het tijdsverloop tussen het wegnemen van de goederen uit de woning van de aangever en het aantreffen van deze goederen bij de verdachte te groot was om te concluderen dat hij de goederen had gestolen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op het moment van de diefstal in de woning van de aangever aanwezig was.

De tenlastelegging betrof het wegnemen van een rugtas met daarin een iPad, paspoort, optische muis, snoeren, kladblok en een laptop van het merk Apple uit een woning in Eindhoven op 16 september 2012. De verdachte had verklaard dat hij de goederen op straat had gekocht van een onbekende persoon. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan subsidiaire opzetheling, omdat hij wist dat de goederen door misdrijf verkregen waren.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank oordeelde dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking bracht en dat een lichtere straf niet passend zou zijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825471-12
Datum uitspraak: 29 november 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [1974],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 oktober 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 november 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Eindhoven met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (aan de [adres]) heeft weggenomen een rugtas met daarin een I-pad en/of een paspoort en/of een optische muis en/of snoeren en/of een kladblok en/of een laptop (van het merk apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking en / of inklimming en / of door middel van een valse sleutel (flipperen)
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
een rugtas en/of een I-pad en/of een paspoort en/of een optische muis en/of snoeren en/of een kladblok en/of een laptop (van het merk Apple) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank leest in het primair tenlastegelegde "apple" als: Apple en "[slachtoffer]"
als: [slachtoffer].
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De officier van justitie acht diefstal uit de woning bewezen.
Verdachte ontkent dat hij de goederen heeft gestolen; hij verklaart dat hij ze die nacht rond 01.30 uur op straat voor 250 euro heeft gekocht van een onbekende Antilliaan.
De inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting leveren naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs op dat verdachte op of omstreeks 16 september 2012 in de woning van aangever was en de goederen van aangever heeft gestolen. Blijkens de aangifte is de diefstal van de rugtas met daarin ondermeer een I-pad uit de woning van aangever aan de [straat] te Eindhoven gepleegd op 16 september tussen ongeveer 01.00 uur en 12.00 uur.
Na 12.00 uur bleek via het zgn. Track and Trace systeem dat op de I-pad was geïnstalleerd, dat de I-pad zich bevond op de [adres] in Eindhoven. Vervolgens werd in een woning op [adres] verdachte aangetroffen in het bezit van de I-pad en de rugtas met overige inhoud. Naar het oordeel van de rechtbank is het tijdsverloop tussen het wegnemen van deze goederen uit de woning van aangever (na 01.00 uur) en het aantreffen van de weggenomen goederen bij verdachte (in de middag) ook niet zodanig kort dat daarmee gezegd kan worden dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat verdachte degene is geweest die de goederen in de woning van aangever heeft weggenomen.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 16 september 2012 te Eindhoven een rugtas en een I-pad en een optische muis en
snoeren en een laptop (van het merk Apple) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen
wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde (diefstal uit een woning door middel van een valse sleutel) en vordert een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd, zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2012, eerder voor vermogensdelicten veroordeeld (meest recent in 2011 en in 2008);
- verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven de ernst van het door hem gepleegde misdrijf kennelijk niet in te zien. Dat blijkt uit zijn opmerking ter zitting dat aangever geen schade heeft omdat aangever de weggenomen goederen weer terug heeft gekregen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de gevorderde straf is gebaseerd op gekwalificeerde diefstal en de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 416.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzetheling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
T.a.v. subsidiair:
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 29 november 2012.