ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4508

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845160-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord in penitentiaire inrichting met gebroken flessenhals

Op 29 november 2012 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord. De zaak vond plaats in de penitentiaire inrichting te Vught op 30 april 2012, waar de verdachte een medegedetineerde met een gebroken flessenhals in de halsstreek verwondde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden door zijn handelen. De verdachte had de tijd en gelegenheid om na te denken over de gevolgen van zijn daad, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorbedachten rade.

De officier van justitie concludeerde dat er opzet was op de dood van het slachtoffer, maar dat voorbedachten rade niet bewezen kon worden. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor poging tot moord en dat de verwondingen van het slachtoffer niet ernstig genoeg waren om van een poging tot doodslag te spreken. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte opzettelijk had gehandeld en dat de verwondingen ernstig genoeg waren om de poging tot moord te kwalificeren.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van €750 aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een van de ernstigste delicten in het Wetboek van Strafrecht, en dat de straf in overeenstemming was met de ernst van het bewezen verklaarde. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845160-12
Datum uitspraak: 29 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [1973],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting "Nieuw Vosseveld 2" (LAA) te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2012 en 15 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Vught ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer ] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk,
- een (ketchup/ketjap)fles kapot heeft geslagen en/of gebroken en/of
- met voornoemde (gebroken) fles, in elk geval een scherp voorwerp, in de
richting van het hoofd en/of de halsslagader/halsstreek, althans het
bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer ] heeft gestoken en/of geslagen en/of
geprikt en/of
- voornoemde [slachtoffer ], meermalen, althans eenmaal,tegen het hoofd en/of
lichaam heeft geslagen onder meer terwijl voornoemde [slachtoffer ] op de grond
lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art. 287/289 jo. 45 Wetboek van Strafrecht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Vught ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer ],
opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- een (ketchup/ketjap)fles kapot heeft geslagen en/of gebroken en/of
- met voornoemde (gebroken) fles, in elk geval een scherp voorwerp, in de
richting van het hoofd en/of de halsslagader/halsstreek, althans het
bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer ] heeft gestoken en/of geslagen en/of
geprikt en/of
- voornoemde [slachtoffer ], meermalen, althans eenmaal,tegen het hoofd en/of
lichaam heeft geslagen onder meer terwijl voornoemde [slachtoffer ] op de grond
lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art. 303/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
Op 30 april 2012 vond in de penitentiaire inrichting te Vught een incident plaats waarbij verdachte een medegedetineerde, [slachtoffer ], met een gebroken flessenhals in de halsstreek verwondde.
Uit het dossier en uit de door getuigen bij de rechter-commissaris en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaringen kan het volgende worden vastgesteld.
Gedetineerde [slachtoffer ] loopt over de gang naar zijn cel. Op dat moment komt verdachte ook uit zijn cel om te gaan luchten. Verdachte is boos op [slachtoffer ]. Hij heeft de afgebroken flessenhals van een kapotgevallen ketjapfles in zijn hand en loopt daarmee achter [slachtoffer ] aan in de richting van diens cel. Bij en in de cel van [slachtoffer ] vindt een gevecht plaats. Verdachte maakt slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer ] en raakt hem daarbij in een stekende beweging met het glas van de afgebroken flessenhals in de halsstreek. [slachtoffer ] heeft daarbij verwondingen in de halsstreek opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert dat verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer ], maar dat voorbedachten rade niet bewezen kan worden. De officier van justitie acht te weinig aanwijzingen aanwezig om te concluderen dat verdachte op die [slachtoffer ] is afgegaan met het plan om hem van het leven te beroven. Ook is volgens de officier van justitie niet vast komen te staan dat verdachte de fles gebroken heeft met de bedoeling om zich te bewapenen of dat verdachte de afgebroken flessenhals al bij zich had toen hij klaar stond op de gang om te worden gelucht.
Niet uit te sluiten is dat hij de flessenhals in een opwelling heeft gepakt en dat het eerder een impulsieve daad is geweest dan een daad van kalm overleg.
De impliciet primair tenlastegelegde poging doodslag is volgens de officier van justitie wel te bewijzen. Verdachte heeft het slachtoffer opzettelijk met een afgebroken flessenhals in de halsstreek geslagen of gestoken en deze gedraging is naar zijn aard geschikt en geëigend om iemands dood te veroorzaken en dit moet ook voor verdachte kenbaar zijn geweest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte stelt dat er onvoldoende bewijs is voor poging tot moord omdat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Er is geen bewijs dat de fles met opzet is stukgeslagen. Het letsel betreft een oppervlakkige snee in de hals die snel was gedicht. Van steken in de hals is geen sprake. De verwondingen in de hals van [slachtoffer ] zijn niet diep en dus kennelijk niet ontstaan door een gerichte steekbeweging. Er kan geen sprake zijn van poging tot doodslag omdat verdachte met zijn handelen niet willens en wetens de kans aanvaard heeft dat [slachtoffer ] zou komen te overlijden.
Er is volgens de raadsman ook geen sprake van een poging tot zware mishandeling: er was geen opzet tot het toebrengen van zwaar letsel, hetgeen blijkt uit het gegeven dat niet gericht in de hals is gestoken. De raadsman van verdachte concludeert tot vrijspraak van het tenlastegelegde in alle varianten.
Het oordeel van de rechtbank.1
De vaststaande feiten.
Aangever [slachtoffer ] heeft op 8 mei 2012 aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard:
Ik verblijf in de penitentiaire inrichting te Vught. Op 30 april 2012 liep ik naar mijn cel. Toen ik vlakbij mijn cel was kwam een andere gedetineerde, [verdachte], achter mij aan. Hij begon met zijn vuisten op mij in te slaan. Hij raakte mijn hoofd en bovenlichaam. Ik voelde een stekende pijn aan de rechterzijde van mijn hals. Ik voelde aan mijn hals en voelde bloed.
Ik zag ook dat ik flink bloedde 2.
Bij gelegenheid van zijn verhoor als getuige door de rechter-commissaris op 29 augustus 2012 heeft aangever [slachtoffer ] dit bevestigd:
Toen ik naar mijn eigen cel liep, kwam [verdachte] ineens achter mij aan gerend. Hij gaf mij een paar klappen en hij stak mij in mijn nek. Ik voelde dat ik was geraakt in mijn hals, mijn shirt zat onder het bloed 3.
Verdachte is op 14 mei 2012 gehoord door de politie en heeft toen het volgende verklaard:
Ik heb op 30 april 2012 ruzie gehad met een andere gedetineerde. We gingen vechten. Ik zag dat die jongen een mes bij zich had. Ik was bang dat hij mij wilde gaan steken. Ik heb toen een gedeelte van een afgebroken ketchupfles gepakt om mezelf te verdedigen. Ik heb hem geslagen met een stuk glas. Ik werd boos. Het klopt dat ik hem heb geslagen op zijn hoofd en op zijn bovenlichaam. Ik heb hem een beetje in zijn hals gesneden. Als ik de foto van de verwondingen van [slachtoffer ] zie, dan zeg ik dat heb ik gedaan met de flessenhals. Ik heb dit tijdens het vechten gedaan 4.
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
Ik werd gelucht op 30 april 2012. Ik ging op het moment dat de cel ontsloten werd met een plastic zak met afval naar buiten. De zak scheurde en het glas van de fles brak. Dus de fles viel op dat moment kapot. [slachtoffer ] liep al naar me toe en sprak tegen me. Hij schold tegen me. Toen het glas viel, raapte ik het op. Ik ben achter [slachtoffer ] aangelopen tot zijn cel en bij de deur van zijn cel aangekomen. De steekbeweging vond plaats bij de ingang van de cel van [slachtoffer ]. Ik was op dat moment boos op [slachtoffer ]. Ik heb de flessenhals meegenomen naar de cel van [slachtoffer ] terwijl ik nog niet wist wat er ging gebeuren. Ik deed dat omdat [slachtoffer ] de avond ervoor tegen me had gezegd dat hij me zou gaan steken. Ik moest iets hebben om terug te kunnen steken 5.
De getuige [getuige 1], verpleegkundige/medewerker interne medische dienst in de penitentiaire inrichting Vught verklaart op 14 mei 2012 als volgt:
Ik heb op 30 april 2012 verwondingen gezien bij gedetineerde [slachtoffer ]: een snee van 3 tot 4 centimeter in zijn hals met daaromheen oppervlakkige krassen en een wondje net onder
zijn sleutelbeen van ongeveer 1 centimeter. Dit wondje stond een beetje open 6.
De getuige [getuige 2], gevangenbewaarder in de penitentiaire inrichting Vught, verklaart op 29 augustus 2012 bij de rechter-commissaris als volgt:
We hoorden geschreeuw. Het geluid kwam uit de cel van [slachtoffer ]. Ik zag dat twee personen met elkaar in de cel aan het vechten waren. [slachtoffer ] stond vooraan in de cel en ik zag dat [verdachte] slaande bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer ]. Ik zag, toen [verdachte] door collega's en mijzelf geboeid werd, dat een afgebroken flessenhals uit de handen van [verdachte] rolde 7.
De bewijsoverwegingen.
Op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte met een stuk glas van een afgebroken flessenhals in de halsstreek van [slachtoffer ] heeft gestoken en geslagen. Gelet op de verwondingen zoals door getuige [getuige 1] geconstateerd en gelet op de medische gegevens van de penitentiaire inrichting 8 was er sprake van verschillende verwondingen op verschillende plaatsen (een snee in de hals, krassen in de hals en een wondje onder het sleutelbeen). Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte heeft gestoken en geslagen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is, hoe die handelingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd.
Voor poging tot moord moet bewezen worden dat verdachte (op zijn minst in voorwaardelijke zin) opzet heeft gehad op de dood van het toebrengen van dodelijk letsel aan [slachtoffer ]. Ook moet de vraag worden beantwoord of er sprake is geweest van voorbedachten rade.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor een bewezenverklaring van opzet op de dood noodzakelijk en voldoende dat verdachte ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de dood van [slachtoffer ] als gevolg van zijn handelen zou intreden. Met betrekking tot dit zogenoemde voorwaardelijk opzet overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is, anders dan de verdediging heeft betoogd, van oordeel dat uit het bewijs volgt dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld in de zin van voorwaardelijk opzet.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat [slachtoffer ] hem de avond voorafgaande aan de dag van het incident had gezegd dat hij hem zou gaan steken en dat hij iets moest hebben om terug te steken. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij de flessenhals had meegenomen naar de cel van [slachtoffer ], terwijl hij niet wist wat er daar zou gaan gebeuren. Uit die uitlatingen leidt de rechtbank af dat verdachte achter [slachtoffer ] aanging omdat hij boos op hem was en dat hij daarbij bewust de afgebroken flessenhals meenam met de bedoeling om [slachtoffer ] te steken. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer ] aangevallen en met de afgebroken flessenhals gestoken of geslagen in de richting van de hals van [slachtoffer ], waarbij hij hem daadwerkelijk in de halsstreek heeft geraakt en verwond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer ] zodanig letsel zou toebrengen dat deze daardoor zou komen te overlijden. Het steken of slaan met een kapotte flessenhals in de halsstreek is in zijn algemeenheid een geschikt middel om dat gevolg te bewerkstelligen. In de hals bevinden zich immers, zoals algemeen bekend is, de halsslagaders en wanneer een halsslagader met een scherp voorwerp wordt geraakt en doorgesneden, treedt direct zeer veel bloedverlies op. Om zo'n halsslagader te raken is niet noodzakelijk dat diep in de hals wordt gestoken: de slagaders liggen daar dicht onder de huid en ook bij steken of snijden langs de hals kan de slagader worden geraakt wanneer een scherp snijdend voorwerp zoals een afgebroken flessenhals wordt gebruikt.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens over dient uit te laten, is of er sprake is van poging tot moord dan wel poging tot doodslag.
In dit verband is van belang de vraag of verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad voor kalm beraad en rustig overleg. Hiervan is sprake als komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat voor hem de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en hij zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De verklaringen die verdachte bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd met betrekking tot de vraag hoe en wanneer de flessenhals van de ketjapfles is afgebroken, zijn verschillend. De rechtbank zal, in het voordeel van verdachte, uitgaan van de verklaring die verdachte hieromtrent ter zitting heeft afgelegd. Deze verklaring houdt in dat hij na de ontsluiting van zijn cel met een plastic afvalzak naar buiten is gekomen, dat de zak scheurde en dat de ketjapfles voor zijn cel op de grond viel en tengevolge daarvan brak.
Eveneens volgens deze lezing van verdachte kwam, kort nadat de ketjapfles op de grond was gevallen, [slachtoffer ] voorbijlopen, die iets tegen verdachte zei, waardoor verdachte boos werd op [slachtoffer ]. Verdachte meende dat [slachtoffer ] een mes bij zich had. Verdachte is vervolgens achter [slachtoffer ] aangelopen in de richting van diens cel met medeneming van de afgebroken flessenhals. Pas bij en in de cel van [slachtoffer ] ontstond een worsteling waarbij verdachte met de gebroken flessenhals in de halsstreek van [slachtoffer ] heeft gestoken. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte reeds toen hij met de flessenhals in zijn hand achter [slachtoffer ] aanging het plan heeft opgevat om [slachtoffer ] met de flessenhals te steken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit en de betekenis en de gevolgen daarvan in de tijd dat hij van zijn cel naar die van [slachtoffer ] is gelopen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat er sprake is van voorbedachten rade en acht poging tot moord bewezen.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 30 april 2012 te Vught ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer ] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een gebroken ketjapfles in de halsstreek van voornoemde [slachtoffer ] heeft gestoken en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Het standpunt van de verdediging (beroep op noodweer dan wel noodweerexces).
De raadsman van verdachte heeft terzake van het primair en subsidiair tenlastegelegde, indien de rechtbank het tenlastegelegde bewezen acht, gesteld dat sprake was van noodweer omdat verdachte zich wilde verdedigen toen hij door [slachtoffer ] werd belaagd met een mes. Tegen die ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf heeft verdachte zich verdedigd door met een afgebroken flessenhals te steken. Voor zover verdachte daarmee de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, is er volgens de verdediging sprake van noodweerexces.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het verweer van verdachte kan niet slagen.
Uit het dossier is volgens de officier van justitie geenszins aannemelijk geworden dat [slachtoffer ] verdachte heeft bedreigd met een mes. [slachtoffer ] was op weg naar zijn cel toen hij plotseling werd belaagd door verdachte. Niemand heeft een mes gezien bij [slachtoffer ]. De verklaring van verdachte dat hij al langer werd bedreigd door [slachtoffer ] met een mes wordt nergens door bevestigd. De lezing van verdachte is niet aannemelijk omdat enig objectief aanknopingspunt ter ondersteuning van zijn verklaring in het dossier ontbreekt. Verdachte is derhalve strafbaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Van noodweer is sprake indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. Naar het oordeel van de rechtbank is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Getuige [getuige 3], gevangenbewaarder, verklaart dat bij [slachtoffer ] geen
wapen aangetroffen is en dat [slachtoffer ] niet is gefouilleerd omdat daartoe geen
aanleiding was. Hij heeft verdachte ook niet horen zeggen dat [slachtoffer ] in bezit was
van een mes.
Getuige [getuige 1] voornoemd verklaart dat [slachtoffer ] hevig ontdaan was
en erg gesprokken als gevolg van wat er was gebeurd. [slachtoffer ] vertelde haar dat hij uit
het niets was aangevallen door een persoon die een kapotte fles in zijn hand had.
Getuige [getuige 2] voornoemd verklaart dat [slachtoffer ] met zijn rug naar de muur in zijn
cel stond en dat verdachte slaande bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer ].
Hij heeft niet van collega 's gehoord dat bij [slachtoffer ] een mes zou zijn gevonden en heeft nooit bijzonderheden gehoord over een mes bij [slachtoffer ].
Getuige [getuige 4], gevangenisbewaarder, verklaart dat hij [slachtoffer ] niet gefouilleerd heeft en dat ook anderen hem niet hebben gefouilleerd. Hij heeft daartoe geen aanleiding gezien, omdat [slachtoffer ] volkomen verbouwereerd was over het incident. Hij heeft bij [slachtoffer ] geen mes gezien en heeft ook niet van collega's gehoord dat hij een mes had.
De rechtbank is van oordeel dat voor zover de raadsman heeft gesteld dat verdachte uit noodweer/noodweerexces heeft gehandeld toen hij met de afgebroken flessenhals in de richting van de hals van [slachtoffer ] stak, dit verweer geen doel treft. Immers, op geen enkele wijze is gebleken dat [slachtoffer ] een mes voorhanden heeft gehad waarmee hij verdachte heeft bedreigd. Ook hier hecht de rechtbank overigens waarde aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij zich reeds de avond van tevoren had voorgenomen om iets bij zich te hebben waarmee hij [slachtoffer ] kon terugsteken en dat hij de flessenhals had meegenomen naar de cel van [slachtoffer ] zonder te weten wat daar zou gaan gebeuren.
Nu een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer ] of een dreigend gevaar daarvoor ten opzichte van verdachte niet aannemelijk is geworden, kan evenmin sprake zijn van een mogelijke overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging door verdachte, zodat ook het beroep op noodweerexces moet falen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte verzoekt in geval van bewezenverklaring aan verdachte een straf op te leggen van een duur gelijk aan de duur van het voorarrest.
Hij voert daartoe aan dat er hooguit sprake kan zijn van een middelzware poging tot
zware mishandeling. Ook merkt de raadsman op dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte ongewenst vreemdeling is en steeds wordt opgepakt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één van de ernstigste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent, namelijk poging tot moord. Het feit heeft plaatsgevonden in een bewaakte afdeling van een penitentiaire inrichting en [slachtoffer ] heeft aangegeven dat hij enorm is geschrokken van het incident. De getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat
[slachtoffer ] hevig ontdaan en geschrokken was als gevolg van wat er was gebeurd. Verdachte heeft door zijn gewelddadige aanval welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor [slachtoffer ] in het leven geroepen en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer ] ernstig aangetast. Bovendien worden door dergelijke feiten algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en in dit geval ook in de penitentiaire inrichtingen versterkt.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank voorts in het nadeel van verdachte in het bijzonder rekening houden met de omstandigheid dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld (in 2009).
Tot slot stelt de rechtbank vast verdachte zich tijdens politieverhoren tamelijk laconiek en bagatelliserend heeft uitgelaten over het bewezenverklaarde geweldsincident. Zo meende hij dat het allemaal wel meeviel met het letsel van het slachtoffer. Hij verklaart dat hij [slachtoffer ] een beetje in de hals heeft gesneden, dat dit een klein probleem is maar dat ze er een groot probleem van maken. Ook ter terechtzitting heeft verdachte er geen blijk van gegeven de ernst van het door hem gepleegde feit in te zien.
Verdachte heeft hierdoor blijk gegeven van een gebrek aan inlevingsvermogen en onverschilligheid ten opzichte van het slachtoffer
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf hoewel de eis van de officier van justitie gebaseerd is op een poging tot doodslag en de rechtbank de straf oplegt ter zake van poging tot moord, op welk delict een zwaardere straf is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel voor het gehele bedrag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoek bij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij het bedrag van schadevergoeding te matigen en minder dan een bedrag van € 750,-- toe te wijzen omdat de vordering voor wat betreft het meer gevorderde niet goed is onderbouwd en er sprake is van licht letsel.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 750,00 als immateriële schadevergoeding,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 30 april 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank acht dit bedrag gerechtvaardigd, gelet op het letsel en de schrik en angst die de aanval bij de benadeelde teweeg hebben gebracht.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die een bedrag van € 750,00 te boven gaat, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering voor dat meerdere een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 289.
DE UITSPRAAK
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot moord.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt hem de volgende straf en maatregel op:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht;
maatregel van schadevergoeding van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer ] van een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict
(30 april 2012) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer ], van een bedrag van € 750,00 als immateriële schadeschadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict (30 april 2012) tot aan de dag der algehele voldoening.
Compenseert de kosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten
draagt.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 29 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politieregio Brabant-Noord, genummerd PL21XO 2012048519, afgesloten op 15 mei 2012.
Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij dit proces-verbaal.
2 Proces-verbaal aangifte, dossier p. 22, 23.
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer ] door de rechter-commissaris d.d. 29 augustus 2012.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossier p. 39, 40.
5 Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2012, zoals weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting.
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], dossier p. 27.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] door de rechter-commissaris d.d. 29 augustus 2012.
8 Afdrukgegevens uit het medisch dossier van de penitentiaire inrichting Vught betreffende [slachtoffer ],
gedateerd 8 augustus 2012.