ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4184

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849095-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs en wapens in 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en in bezit hebben van harddrugs, alsook van het voorhanden hebben van een vlindermes. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder de verkoop van cocaïne en heroïne in de periode van 7 juli 2011 tot en met 8 september 2011, en het voorhanden hebben van een vlindermes op 8 september 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van harddrugs vanuit zijn woning in 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en deze als bewijs gebruikt voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet schuldig was aan het tweede feit, dat betrekking had op het vervalsen van bankbiljetten, en de rechtbank heeft de verdachte hiervan vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de andere feiten en heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849095-11
Datum uitspraak: 20 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juni 2012 en 6 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 juli 2011 tot en met 8 september 2011 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne,
en/of (telkens) een heoveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 8 september 2011 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk (een) bankbiljet(ten) van euro 50, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
(artikel 209 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 08 september 2011 te 's-Hertogenbosch een of meer wapens van categorie I, onder I, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 13 Wet wapens en munitie)
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 3 februari 2011 te 's-Hertogenbosch (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte de bankbiljetten zelf heeft nagemaakt dan wel dat verdachte op het moment dat hij in het bezit is gekomen van de valse bankbiljetten van € 50,- bekend was met de valsheid van die bankbiljetten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde handel in harddrugs. De verdediging voert ter onderbouwing van dit standpunt primair aan dat de verklaringen van de getuigen ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn nu zij deels tegenstrijdig zijn en dat er voorts onvoldoende bewijs in het procesdossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van handel in harddrugs te komen.
Subsidiair voert de verdediging aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken van handel in harddrugs omdat de verklaringen van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] moeten worden uitgesloten van het bewijs ingevolge het bepaalde in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Immers zijn voornoemde personen uitsluitend aangehouden om een voor verdachte belastende verklaring af te leggen en zijn zij toen zij daarvoor als verdachte werden gehoord - in strijd met de Salduz-rechtspraak - niet gewezen op hun recht voorafgaand aan het politieverhoor een raadsman te consulteren. De verdediging heeft betoogd dat artikel 6 van het EVRM ten aanzien van voornoemde personen is geschonden en dat - gelet op de derdenwerking die volgens de verdediging in dit geval van genoemd artikel uitgaat - hun verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd in de zaak tegen deze verdachte, nu die hierdoor rechtstreeks in zijn belangen is geschaad. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er uitzonderingen kunnen zijn op de regel dat de Salduz-bescherming geen derdenwerking heeft. Zulk een uitzondering doet zich hier volgens de verdediging voor, nu eerdergenoemde personen slechts zijn gehoord met het oog op de bewijsgaring tegen verdachte. Door deze mensen niet te wijzen op het recht op consultatie van een advocaat, is verdachte rechtstreeks getroffen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De rechtbank baseert haar oordeel over de feitelijke gang van zaken op de navolgende bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 30 augustus 2011:
Op dinsdag 30 augustus 2011 te 14:10 uur verscheen aan het bureau een manspersoon die de wijkagent wilde spreken. Ik verbalisant [verbalisant 1] ben wijkagent van de wijken [adres]/[adres] te 's-Hertogenbosch. De man verklaarde mij het volgende: Op de [adres] wordt gedeald door ene [verdachte], bijnaam [bijnaam], dit is een Somalische jongen die daar woont. [verdachte] dealt in cocaine en vraagt voor een halve gram 10 euro. De cocaine is verpakt in een bolletje. Door het dealen is er veel aanloop van gebruikers. De woning wordt verhuurd aan vijf personen. [verdachte] is de enige in het pand die zich bezighoudt met dealen.1
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] op 8 september 2011:
Op donderdag 8 september 2011 waren wij, verbalisanten, belast met een zogenoemde post- en afvangactie in het kader van de controle op en de handhaving van de opiumwetgeving. Wij hadden informatie dat er vanuit de woning, [adres] te 's-Hertogenbosch, gedeald werd in harddrugs. De hoofdverdachte betrof: [verdachte] geboren op [1981] te [geboorteplaats].
Politieambtenaar [verbalisant 17] observeerde gedurende de gehele actie de woning aan [adres] en had goed zicht op de voorzijde van de woning en dus op de personen die in en uit de woning liepen. Op donderdag 8 september 2011, omstreeks 18.28 uur, werd er door [verbalisant 17] doorgegeven dat de hoofdverdachte met een andere man samen uit de woning kwam en dat ze linksaf sloegen richting de (naam straat). Ik, verbalisant [verbalisant 4], zag toen de hoofdverdachte en de andere man samen in een auto stappen. Dit betrof een grijze Opel/Vauxhall Astra met een Engels kenteken. Ik, [verbalisant 4], zag dat de hoofdverdachte voorin plaats nam als bestuurder van de auto en dat de andere man naast hem voorin de auto plaats nam. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 5], gaven de hoofdverdachte in de Opel Astra vervolgens een stopteken middels de transparant en de Opel Astra kwam tot stilstand op de (naam straat). Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6], hielden de hoofdverdachte aan en wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 5], de nog onbekende man die naast hem zat. Deze onbekende man bleek te zijn: [medeverdachte 1], geboren op [1986] te [geboorteplaats]. Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4], deden een insluitingsfouillering bij de verdachte [medeverdachte 1]. Ik, [verbalisant 2], trof in de linker achterzak van [medeverdachte 1] een witte gesloten enveloppe met een stapeltje eurobiljetten en een los biljet van 20 euro bij deze enveloppe. Het totaal aantal eurobiljetten betrof een bedrag van totaal 2020 euro, te weten 3 van 100 euro, 32 van 50 euro en 6 van 20 euro. In de rechter voorzak van [medeverdachte 1] trof ik, [verbalisant 2], een plastic zakje met een aantal witkleurige bolletjes.2
Het proces-verbaal relaas opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] op 7 december 2011:
Op 7 juli 2011, 21 juli 2011, 28 juli 2011 en 18 augustus 2011 werd er gepost op het adres de [adres] 77. Hierbij werd bevonden dat er veel aanloop was op genoemd adres. Op 8 september 2011, was er een zogenaamde "drugs actie", gericht op de verdachte [verdachte]. Uit observatie bleek dat er diverse mensen aan de deur kwamen en kort contact hadden met de bewoner. Tijdens het onderzoek zijn een vijftal "kopers" aangehouden en gehoord.3
De verklaring van verdachte [medeverdachte 2] geboren op [1965] afgelegd op 8 september 2011:
Vanmiddag ben ik aangehouden voor het kopen van harddrugs op [adres] te
's-Hertogenbosch. Ongeveer tien maanden geleden, ik weet dat nog zo omdat ik toen in therapie zat voor mijn verslaving, werd ik er door een Marokkaanse jongen op attent gemaakt dat op De [adres] in 's-Hertogenbosch werd gedeald in harddrugs. Deze Marokkaanse jongen heeft mij toen afgezet bij dit adres. Het betrof nummer 77. Als je het betreffende pand binnenkomt loop je door en dan is het de tweede kamer aan de rechterkant. U vraagt mij hoe vaak ik daar heb gekocht. Ik kan wel stellen dat ik dagelijks daar mijn heroïne kocht. Ik gaf de donkere man dan tien euro en kreeg een bolletje. Ik klopte altijd aan of de deur stond dan open. Ik riep dan luidkeels "Hallo Pik". Uit de kamer die ik zojuist heb aangegeven, de tweede kamer rechts, kwam dan een donkere man die mij van cocaïne voorzag. Ik was dan ook weer direct weg. Degene waar ik het meest heb gekocht schat ik op 30 jaar. Hij had een staartje of knotje welke hij meestal in zijn petje droeg. Soms droeg hij geen petje en zag je het knotje/staartje zo zitten. Vanmiddag heb ik ook bij het knotje/staartje gekocht. Zoals gezegd kocht ik de cocaïne meestal bij "het knotje". Ik heb gedurende een periode van circa tien maanden dagelijks op het adres [adres] gekocht. U laat mij nu een foto zien met daarop de beeltenis van een donkere man met een knotje. Deze man is voor 100% degene die ik bedoel als de man met het knotje. Dit is ook de man waar ik vanmiddag bij heb gekocht4 .
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] op 8 september 2011:
Op 8 september 2011 omstreeks 15:50 uur bevonden wij ons in het cellencomplex van politiebureau Vogelstraat te 's-Hertogenbosch. Aldaar werd verdachte [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt dat hiermee wordt bedoeld verdachte [medeverdachte 2]) gefouilleerd. Ze werd gefouilleerd door (naam collega). Op aanwijzing van verdachte [medeverdachte 2] pakten wij de rode tas die ze met zich voerde. Wij verbalisanten, hoorden dat verdachte [medeverdachte 2] zei dat ze de drugs in haar tas had gedaan. Ik verbalisant [verbalisant 9], vroeg aan de verdachte waar de drugs precies in de tas zat. Ik hoorde dat de verdachte zei dat ze de drugs in een portemonnee in het voorvakje van haar rode tas had gedaan. Ik pakte de tas en opende het voorvakje. Ik zag dat er voor in de tas een kleine portemonnee zat. Ik opende de portemonnee en zag daar een klein bolletje folie in zitten. Ik zag dat dit bolletje bruin van kleur was en ongeveer een centimeter doorsnede had. Ik vermoedde dat de inhoud van dit bolletje heroïne was.5
Het proces-verbaal Opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011:
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen die aan mij ter beschikking werd gesteld door [verbalisant 9], hoofdagent. Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres], [woonplaats]. Verdachte is genaamd [medeverdachte 2] geboren op [1965], wonende op het adres [adres] te [woonplaats].
De aangeboden partij bestond uit 0,2 gram (netto) bruin poeder, verpakt in 1 bolletje a 0,2 gram. Deze aangeboden hoeveelheid werd getest conform het gestelde in de 'Forensisch technische norm 120.01' waarbij gebruik werd gemaakt van Narcotest ODV testbuisje nummer 2. De test gaf een positieve reactie op heroïne, zijnde een stof die is vermeld op Lijst I van de Opiumwet.6
De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] afgelegd op 8 september 2011:
Vraag verbalisanten: Je wordt als verdachte gehoord, omdat jij voor enkele minuten binnen bent geweest op het adres [adres] te [woonplaats]. Wat kun je daarover vertellen?
Ik beken dat ik vanmiddag drugs heb gekocht. Ik heb voor 20 euro cocaïne gekocht. tien euro zat in een bolletje en tien euro in een pakje. Ik heb deze drugs gekocht van een [geboorteplaats]r die ik ken als "[bijnaam]". "[bijnaam]" schat ik 30 jaar oud. [bijnaam] heeft een staartje en opgeknopt haar aan de zijkanten. [bijnaam] woont op [adres] te 's-Hertogenbosch. Deze woning bestaat uit verschillende kamers. [bijnaam] woont in de achterste kamer rechts, gezien vanaf binnenkomst door de voordeur. Ik gebruik bijna dagelijks heroïne en af en toe cocaïne. Ik ben al 20 jaar verslaafd aan verdovende middelen. Ik heb bij zoveel verschillende mensen (drugs) gekocht. Bij [bijnaam] kom ik sinds twee maanden thuis. Er zijn veel mensen die bij [bijnaam] kopen. Ik heb de laatste twee maanden iedere dag bij [bijnaam] gekocht. Ik kon altijd langskomen de laatste twee maanden. [bijnaam] heeft nooit vakantie. Zijn dealen gaat altijd door. Dag en nacht, 24 uur per dag. Iedere dag in de week. Coke is wit, heroïne is bruin. Dat waren ook termen die ik noemde bij [bijnaam]. Ik kan moeilijk zeggen hoeveel drugs ik gemiddeld per week bij deze dealer heb afgenomen. Vanmiddag ben ik een paar minuten bij [bijnaam] op de kamer geweest. Toen ik binnenkwam was [bijnaam] cocaïne en heroïne aan het inpakken. Hij deed dit in plastic bolletjes. U laat mij een foto zien met daarop de beeltenis van een donkere man. De man op deze foto is de [bijnaam] waarover ik in mijn verklaring heb gesproken. Discussie uitgesloten.7
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] op 8 september 2011:
Op donderdag 8 september 2011 was ik belast met de aanhouding van [medeverdachte 3]. Dit in het kader van een onderzoek ter zake de handel in verdovende middelen. Tijdens de fouillering op het politiebureau te 's-Hertogenbosch werden in de rechterbroekzak van verdachte [medeverdachte 3] twee in plastic verpakte bolletjes aangetroffen met daarin vermoedelijk cocaine. Beide bolletjes werden inbeslaggenomen en overgedragen aan de collega's van de recherche in verband met het verdere onderzoek in deze.8
Het proces-verbaal Opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011:
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen die aan mij ter beschikking werd gesteld door [verbalisant 11], brigadier. Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolgde de Opiumwet op het adres de [adres] te 's-Hertogenbosch. De verdachte is genaamd: [medeverdachte 3]. De aangeboden partij bestond uit 0,4 gram (netto) crèmekleurig poeder, verpakt in 1 bolletje a 0,2 gram en 1 gevouwen papiertje met hierin 0,2 gram. Deze aangeboden hoeveelheid poeder werd getest conform het gestelde in de 'Forensisch technische norm 120.01' waarbij gebruik werd gemaakt van Narcotest ODV testbuisje nummer 13. De test gaf een positieve reactie op cocaïne, zijnde een stof die is vermeld op Lijst I van de Opiumwet.9
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] op 10 september 2011:
Op 8 september 2011, omstreeks 22.00 uur, heb ik een onderzoek ingesteld, op locatie [adres], [woonplaats] waarbij het volgende is bevonden:
Op donderdag 8 augustus 2011 (de rechtbank begrijpt: 8 september 2011) was ik, verbalisant, belast met de verhoren van de aangehouden verdachten: [medeverdachte 3] en (naam). Aan het einde van beide verhoren werden deze verdachten, door mij geconfronteerd met een verdachte-foto uit de politie-administratie met daarop de beeltenis van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1981] en wonende te [woonplaats], [adres]. Beide verdachten verklaarden dat de man op deze beeltenis, voor 100%, degene was waarover men in de afgelegde verklaringen had verklaard en waarvan men al geruime tijd verdovende middelen had gekocht op het adres, [adres] te 's-Hertogenbosch.10
De verklaring van verdachte [medeverdachte 4] afgelegd op 8 september 2011:
Vraag verbalisanten: Je wordt als verdachte gehoord, omdat jij voor enige tijd binnen bent geweest op het adres [adres] te [woonplaats].
Ik ben al 16 jaar verslaafd aan van alles en nog wat. Ik vat echt alles. Ik koop die drugs van iedereen, van elke dealer. Ook deze.
Ik koop sinds één à twee weken bij deze persoon. Volgens mij is het een [geboorteplaats]r. Hij heeft krulharen, lang haar. Hij heeft ze meestal op een staart. Ik ga gewoon aan de deur. Ik ga daar gewoon heen als ik spul nodig heb. Met spul bedoel ik drugs. Alleen cocaïne heb ik afgenomen. Ik noem de coke altijd gewoon wit. Dat is altijd verschillend hoeveel drugs ik gemiddeld per week bij deze dealer heb afgenomen. Ik betaalde tien euro per bolletje. Ik kom er niet elke dag. Ik denk dat ik drie à vier keer daar geweest ben.
Zijn kamer ligt de tweede deur rechts als je het pand binnengaat. Ik bestel dan wat ik nodig heb. De ene keer heeft hij het in zijn zak. De andere keer moet hij het pakken, hij pakt het dan links boven op een plankje. Dus als je zijn kamerdeur binnengaat, ligt het op een plankje. Meestal zit het in een builtje in wat bekertjes.11
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 10] op 8 september 2011:
Op 8 september 2011 omstreeks 19:25 uur kwamen wij verbalisanten [verbalisant 9], [verbalisant 12], [verbalisant 10] en [verbalisant 8] aan bij de woning aan De [adres] nummer 77. Wij waren hier voor een doorzoeking inzake Opiumwet. Deze vond plaats in de kamer van de verdachte. Ik, verbalisant [verbalisant 8], tilde het bedovertrek op zag een tweetal handvatten. Deze handvatten zaten aan de lange zijde van het matras. Ik zag achter een van de handvatten een ineengevouwen stapel geld. Ik zag coupures van tien en van twintig euro. Ik zag achter het tweede handvat aan de voorzijde van het matras twee witte enveloppen zitten. Ik zag dat er op een van de enveloppen een 'A' geschreven stond. Ik zag dat op de andere enveloppe 'A.' geschreven stond. Ik opende de enveloppen want ik voelde de vorm van geld/coupures. Ik zag dat in de enveloppe met de 'A' geld in de vorm van coupures van vijf en tien euro zat. Ik zag dat in de enveloppe met de 'A.' geld in de vorm van coupures van twintig euro zat. Ik, verbalisant [verbalisant 8], zag in de hoek van de kamer, achter het bed, op mijn ooghoogte verschillende planken aan de muur hangen. Ik zag op een van die planken een drinkglas staan. Daarin zag ik een plastic drinkbekertje. Ik zag in het plastic bekertje een doorzichtig plastic doosje. Ik zag in het plastic doosje vijf kleine voorverpakte bolletjes met een doorsnede van ongeveer één centimeter. De verpakking was licht doorschijnend. Ik zag dat de inhoud van de bolletjes bruin van kleur waren, vermoedelijk was de inhoud harddrugs. Verder zag ik in het plastic bekertje twee brokjes verpakt in licht doorschijnend materiaal. Ik zag dat een brokje wit van kleur was en de andere bruin van kleur. Beide brokjes hadden een doorsnee van ongeveer drie centimeter. Vermoedelijk harddrugs. Vervolgens zag ik in het plastic bekertje een pakketje verpakt in doorzichtige folie. Ik zag dat in het pakketje vier kleine bolletjes zaten. Deze bolletjes hadden een doorsnede van ongeveer één centimeter. Alle vier waren deze wit van kleur. Vermoedelijk harddrugs. Ik, verbalisant [verbalisant 8], zag op voornoemde planken in de hoek van de kamer een plastic emmer staan. Ik zag in die emmer een grote hoeveelheid muntgeld liggen. Ik zag dat dit euromunten waren. Ik, verbalisant [verbalisant 8], zag achter het voornoemde bed, op de grond, een blauwe schoudertas liggen. Ik zag dat in het voorste vak van de schoudertas een digitale weegschaal zat. Het weegschaaltje was klein van formaat. Het was een weegschaal van 12 bij 7 bij 1,5 centimeter.12
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] op 9 september 2011:
Op donderdag 8 september 2011 vond er een doorzoeking plaats in de kamer van de woning gelegen aan [adres] te 's-Hertogenbosch. Op dit adres is woonachtig [verdachte], geboren op [1981] te [geboorteplaats] te [geboorteplaats].
[adres] pad 77: De woning De [adres] bestaat uit kamers welke door verschillende mensen in gebruik zijn. De kamer van de verdachte bevindt zich op de volgende plaats in het genoemde pand: men komt via de voordeur binnen, de tweede kamer aan de rechterzijde is de kamer van verdachte. Op donderdag 8 september 2011 te 19.25 uur werd de doorzoeking in de woning, zijnde de kamer van verdachte geopend. Bij de doorzoeking werden de navolgende goederen in beslag genomen:
een keukenartikel (weegschaal) met afmetingen: 12 x 7 x 1.5 cm, 1 Emmer met munten waarde € 93,97, 400 euro (7 x 20 en 26 x 10 euro) aangetroffen in 1e handvat matras, 320 euro (30 x 10 en 4 x 5 euro in enveloppe "a") aangetroffen in 2e handvat matras, 1500 euro (75 x 20 euro in enveloppe "a."), 11 stuks kleur wit / bruin (wit 1 brok en 4 kleine bolletjes bruin 1 brok en 5 bolletjes).13
Het proces-verbaal opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011:
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen die aan mij ter beschikking werd gesteld door [verbalisant 9], hoofdagent. Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres], [woonplaats]. Verdachte is [verdachte] geboren op [1981] te [geboorteplaats] in [geboorteplaats]. De aangeboden partij bestond uit:
4 gram (netto) bruin poeder, verpakt in 5 bolletjes a 0,2 gram en 1 bolletje a 3,0 gram, positief getest op heroïne en 3,3 gram (netto) crèmekleurig poeder, verpakt in 4 bolletjes a 0,2 gram en 1 bolletje a 2,5 gram, positief getest op cocaïne. Deze hoeveelheid poeder werd getest conform het gestelde in de 'Forensisch technische norm 120.01' waarbij gebruik werd gemaakt van Narcotest ODV testbuisjes nummer 13 en 2. De tests gaven een positieve reactie op cocaïne en heroïne, zijnde stoffen die zijn vermeld op Lijst I van de Opiumwet.14
De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 9 september 2011:
Ik woon aan De [adres] nummer ( ) in Den Bosch. Ik ga er vanuit dat het vanaf 1996 of 1997 is. Ik ben 30 jaar oud. Ik heb lange haren bij elkaar gebonden. Ik heb een donkere huidskleur.15
De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 10 september 2011:
Mijn kamer aan [adres] ligt als je de voordeur binnenkomt, de tweede kamer aan de rechtse kant. Ik draag mijn haren nu in een knotje. Ook afgelopen donderdag droeg ik ze in een knotje. Het kan wel dat ik [medeverdachte 1] in de auto die enveloppe heb gegeven.16
De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] afgelegd op 9 september 2011:
Ik zat afgelopen nacht in de auto met een vriend, [verdachte]. We waren aan het rijden. In een keer gaf hij me heel snel een envelop en ik nam de envelop aan. Ik zag dat [verdachte] omkeek en toen ik ook omkeek zag ik de politie. Toen ben ik door de politie aangehouden net zoals [verdachte]. Ik word door mensen in mijn omgeving [medeverdachte 1] genoemd.17
De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] afgelegd op 10 september 2011:
[verdachte] heeft lang haar. Hij draagt zijn haren meestal in een soort knotje. Zo droeg hij zijn haren donderdag ook. De mensen noemen hem [bijnaam]. Ik was dus donderdagmiddag bij [verdachte], die dus [bijnaam] genoemd wordt. Over de enveloppe met 2020 euro die bij mij werd aangetroffen kan ik het volgende verklaren. We reden in de auto. Ik zat naast [verdachte] in de auto. Plotseling zei hij tegen mij: "Pak dit van mij". Hij gaf mij toen een enveloppe en een plastic zakje met kleine witte dingetjes. Zonder te kijken heb ik het plastic zakje in mijn voorzak gedaan. De enveloppe deed ik in mijn achterzak. Ik begreep dat de politie
achter ons reed. [verdachte] stopte toen meteen de auto. [verdachte] heeft die bolletjes die bij mij zijn aangetroffen aan mij gegeven. Ik weet nog dat er donderdag een paar maal op de voordeur van het huis werd geklopt. [verdachte] ging dan naar de gang. Hij bleef dan een paar seconden weg en kwam weer terug. Ik denk dat er in de tijd dat ik daar was ongeveer vijf tot zes keer op de voordeur werd geklopt. Die bolletjes waren niet van mij, ik heb die van [verdachte] gekregen in de auto.18
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] op 8 september 2011:
Op 8 september 2011 omstreeks 21.43 uur waren wij belast met het in beslag nemen van goederen welke bij een fouillering op basis van de Opiumwet, eerder deze dag, waren aangetroffen. Wij zijn hierop naar het arrestantencomplex gelopen alwaar wij de goederen van verdachte [medeverdachte 1] opgevraagd hebben. Hierin zagen wij een envelop met geld (2020 euro) en een plastic zakje met een vijftal witte bolletjes zitten. Wij hebben deze goederen gepakt en aan de verdachte medegedeeld dat deze goederen op basis van de bewijsvoering in beslag genomen werden. Verdachte zei: dat geld is niet van mij. Dat is van die ander.19
Het proces-verbaal opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011:
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen die aan mij ter beschikking werd gesteld door [verbalisant 9], hoofdagent. Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres], [woonplaats]. Verdachte is [medeverdachte 1]. De aangeboden partij bestond uit:
1 gram (netto) crèmekleurig poeder, verpakt in 5 bolletjes a 0,2 gram. Deze hoeveelheid poeder werd getest conform het gestelde in de 'Forensisch technische norm 120.01' waarbij gebruik werd gemaakt van Narcotest ODV testbuisje nummer 13. De test gaf een positieve reactie op cocaïne, zijnde een stof die is vermeld op Lijst 1 van de Opiumwet.20
Het oordeel van de rechtbank.
De betrouwbaarheid van de getuigen.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de door [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] afgelegde verklaringen te twijfelen. Immers is de rechtbank niet gebleken dat de getuigen onzuivere motieven hadden om voor verdachte belastend te verklaren of dat zij zijn gestuurd bij het afleggen van hun verklaringen.
Hieruit volgt dat de door [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaringen in beginsel als getuigenverklaringen kunnen worden gebezigd voor het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het verweer van de verdediging wordt in zoverre door de rechtbank verworpen.
Derdenwerking van de Salduz-jurisprudentie
Door de Hoge Raad is in HR 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009/349 geoordeeld dat indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, zulks in beginsel een vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat in de regel dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen.
Deze regel, die strekt tot bescherming van het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM besloten liggende recht van de verdachte op een eerlijk proces en in het bijzonder tot bescherming van diens recht om niet aan zijn eigen veroordeling te hoeven meewerken, is gelet op die ratio beperkt tot de verklaring die de verdachte in zijn eigen strafzaak heeft afgelegd en strekt zich niet uit tot verklaringen van medeverdachten.
In beginsel komt verdachte geen beroep toe op schending van normen, voor zover die normen jegens een ander dan verdachte zijn geschonden.
De rechtbank stelt vast dat niet uit het dossier blijkt dat de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], voorafgaand aan hun verhoor door de politie, gewezen zijn op hun recht voorafgaand aan dit verhoor een advocaat te raadplegen. Dit is een schending van de het recht op een eerlijk proces voor deze verdachten.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is hierdoor evenwel geen inbreuk gemaakt op rechtens te respecteren belangen van verdachte. De rechtbank overweegt daarbij dat wanneer deze verdachten daadwerkelijk als getuigen à charge zouden zijn gehoord, hetgeen de verdediging in feite heeft betoogd, zij geen recht hadden kunnen doen gelden op consultatie voorafgaand aan hun verhoor.
Hieruit volgt dat de door [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaringen in beginsel als getuigenverklaringen kunnen worden gebezigd voor het bewijs dat verdachte ten laste gelegde heeft begaan. Het verweer van de verdediging wordt door de rechtbank in zoverre verworpen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne en/of heroïne. Op grond van de verschillende verklaringen en bevindingen kan er immers geen twijfel over bestaan dat door verdachte, in ieder geval in de tenlastegelegde periode, vanuit zijn kamer in de woning aan [adres] te 's-Hertogenbosch cocaïne en/of heroïne werd verkocht.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wanneer het vlindermes slechts één snijvlak bevat, aangezien een vlindermes met één snijvlak niet verboden is. De verdediging merkt daarbij op dat op de foto van het vlindermes op pagina 164 van het dossier niet te zien is of sprake is van twee snijvlakken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De rechtbank baseert haar oordeel over de feitelijke gang van zaken op de navolgende bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] op 9 september 2011:
Op donderdag 8 september 2011 vond er een doorzoeking plaats in de kamer van de woning gelegen aan [adres] te 's-Hertogenbosch. Op dit adres is woonachtig [verdachte], geboren op [1981] te [geboorteplaats] te [geboorteplaats]. Bij de doorzoeking werden de navolgende goederen in beslag genomen: een mes (vlinder) merk/type albainox, aangetroffen onder matras.21
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] op 9 september 2011:
Op 9 september 2011 heb ik een onderzoek ingesteld naar het op 8 september 2011 inbeslaggenomen voorwerp dat is aangetroffen in de kamer van de verdachte [verdachte]: mes (vlinder), merk albainox. Hierbij zag ik het volgende. De lengte van het lemmet is 12 cm.22
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2012:
Het mes dat op 8 september 2011 in mijn kamer van de woning gelegen aan [adres] te 's-Hertogenbosch is aangetroffen, heb ik van iemand gekregen. Ik had het mes onder mijn bed gelegd.23
Het oordeel van de rechtbank.
Vlindermes als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie
Het verweer van de verdediging dat het onder verdachte aangetroffen mes geen vlindermes is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie I, onder 1, van de Wet wapens en munitie en derhalve niet verboden is om voorhanden te hebben ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In het eerste lid van het op 8 september 2011 geldende artikel 2 van de Wet wapens en munitie staat dat wapens in de zin van deze wet de daaronder vermelde of overeenkomstig dat artikellid aangewezen voorwerpen zijn en dat dit onder categorie I stiletto's, valmessen en vlindermessen zijn, indien het lemmet:
a. meer dan een snijkant heeft;
b. 7 cm of langer en 14 mm of smaller is;
c. 9 cm of langer is; of
d. van een stootplaat is voorzien
Uit voornoemd proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 9] blijkt dat het mes dat onder verdachte in beslag is genomen, voldoet aan voornoemde wettelijke omschrijving van een vlindermes, nu het lemmet van dat vlindermes een lengte van 12 centimeter heeft.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte op 8 september 2011 een verboden wapen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie I, onder 1, onder c van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad en dat verdachte daarmee artikel 13 van de Wet wapens en munitie heeft overtreden.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van de handel in cocaïne dient te worden vrijgesproken. De verdediging voert ter onderbouwing van dit standpunt aan dat verdachte het tenlastegelegde ontkent en dat zich in het dossier weliswaar een bekennende verklaring van verdachte bevindt, maar dat de politie verdachte tijdens het afleggen van deze verklaring op 5 februari 2011 heeft gehoord zonder tolk in de Somalische taal en hem als gevolg daarvan verkeerd heeft begrepen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De rechtbank baseert haar oordeel over de feitelijke gang van zaken op de navolgende bewijsmiddelen.
De verklaring van [getuige 1] afgelegd op 9 februari 2011:
Mijn bijnaam is [bijnaam]. Ik ken [bijnaam] al vanaf school. Sinds mijn relatie kapot is en ik verkeerde vrienden kreeg, ga ik weer met [bijnaam] om, om drugs te kopen. Misschien een half jaartje of zo. Ik koop dan snuifcoke en bolletjes coke. Ik betaal tien euro voor een bolleke. Ik koop bijna dagelijks drugs bij [bijnaam]. Het klopt dat ik vanaf begin oktober 2010 bijna dagelijks drugs ben gaan kopen bij [bijnaam].24
De verklaring van [getuige 2] afgelegd op 9 februari 2011:
Ik ken [bijnaam] misschien twee weken. Ik ken hem via [bijnaam]. Ik ben een keer met [bijnaam] meegegaan om daar drugs te kopen.25
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] op 3 februari 2011:
Leden van het observatieteam namen waar dat [getuige 1] het perceel [adres] te [woonplaats] binnen ging. Enige tijd later kwam hij daar weer naar buiten. Kort daarop werd [getuige 1] door leden van de arrestatie-eenheid aangehouden. [getuige 1] verklaarde mij dat hij kort voor zijn aanhouding bij '[bijnaam]' was geweest die woonde aan de [adres] te 's-Hertogenbosch. Gelet op bovenstaande waarneming is vermoedelijk het adres [adres] te [woonplaats] het woonadres van genoemde [bijnaam].26
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15]:
Op 3 februari 2011 werd door de arrestatie-eenheid binnengetreden in de woning [adres] te 's-Hertogenbosch. Alleen de kamer/woning van [verdachte] werd betreden en doorzocht. Tijdens de doorzoeking werden de navolgende goederen in de kamer aangetroffen en in beslag genomen n.l.:
drie in het plastic gedraaide bolletje(s) met wit poeder, circa 100 lege gripzakjes met een groene rand, drie gripzakjes met een groene rand gedeeltelijk gevuld met wit poeder, weegschaaltje in de vorm van een cd-hoesje; betreft een weegschaaltje met een weegbereik van 0,1 gram tot en met 100 gram, gripzakje met een rode rand gedeeltelijk gevuld met een wit poeder, geld na telling 1600 euro (1 coupure van 100, 13 coupures van 50, 37 coupures van 20, 10 coupures van 10 en 2 coupures van 5).27
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 16] op 4 februari 2011:
Op vrijdag 4 februari 2011 ontving ik uit handen van [verbalisant 15], hoofdagent van regiopolitie Brabant Noord een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen, welke onder [verdachte], geboren op [1981] te [geboorteplaats] in [geboorteplaats], in beslag waren genomen.
Omschrijving uiterlijke kenmerken:
Een gripzakje waarin aanwezig een wit poeder, door mij gemerkt met nummer: A.
Een gripzakje waarin aanwezig een wit poeder, door mij gemerkt met nummer: B.
Een gripzakje waarin aanwezig een wit poeder, door mij gemerkt met nummer: C.
Een gripzakje waarin aanwezig een wit poeder, door mij gemerkt met nummer: D.
Een plastic zakje waarin aanwezig een wit poeder, door mij gemerkt met nummer: E
Een plastic zakje waarin aanwezig een wit poeder, door mij gemerkt met nummer: F
Een plastic zakje waarin aanwezig een wit poeder, door mij gemerkt met nummer: G
Wegen en testen:
Door mij werden de bovenomschreven stoffen, gemerkt en gewogen middels een daartoe geschikte en geijkte weegschaal. De hieronder vermelde gewichten zijn exclusief het gewicht van de verpakking. Door mij zijn deze stoffen getest met een "Nark" testset. Het gebruik van dit merk en type testset wordt geadviseerd door het Nederlands Forensisch Instituut. De resultaten van de testen zijn indicatief. De resultaten van de door mij gewogen en geteste stoffen zijn de navolgende:
Nummer: A, 0.5 gram wit poeder: een positieve test op cocaïne.
Nummer: B, 0.6 gram wit poeder: een positieve test op cocaïne.
Nummer: C, 0.6 gram wit poeder: een positieve test op cocaïne.
Nummer: E, 0.5 gram wit poeder: een positieve test op cocaïne.
Nummer: F, 0.5 gram wit poeder: een positieve test op cocaïne.
Nummer: G, 0.5 gram wit poeder: een positieve test op cocaïne.
Cocaïne is vermeld op lijst 1 sub A, behorende bij de Opiumwet.28
De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 5 februari 2011:
Ik ben wel eens genoodzaakt om te verkopen. Ik versnijd het dan. Ik doe er dan aspirine bij. Ik weeg het dan opnieuw en verkoop het dan. Ik probeer het zo te versnijden dat ik kiet speel. Gebruiken en verkopen doe ik hooguit acht à negen maanden. Als mensen van mij verdovende middelen willen kopen bellen ze mij op. De enige aan wie ik heb verkocht is [bijnaam] en A.. Af en toe verkoop ik nog aan andere mensen. Ik verkocht aan mensen als ze langskwamen en ze wilden dan wat hebben. Ik heb geen vaste mensen waar ik aan verkoop buiten [bijnaam] en A. Als mensen iets zoeken en ik heb het toevallig, dan verkoop ik aan hen.29
Het oordeel van de rechtbank.
Bijstand van een tolk in de Somalische taal
De verdediging stelt dat de de politie verdachte tijdens het afleggen van voornoemde verklaring heeft gehoord zonder tolk in de Somalische taal en hem als gevolg daarvan verkeerd heeft begrepen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juni 2012 blijkt dat verdachte destijds heeft verklaard dat hij niet verwachtte een tolk nodig te hebben bij de inhoudelijke behandeling van de zaak. Uit het proces-verbaal van verhoor op 5 februari 2011 is de rechtbank ook niet gebleken dat bij het verhoor door de politie contact met verdachte niet of onvoldoende mogelijk was en hieruit is evenmin gebleken dat verdachte heeft verklaard alleen het Somalisch voldoende te verstaan en te spreken. Bovendien woont verdachte al sinds de jaren '90 in Nederland en heeft hij hier onderwijs genoten.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij het verhoor van verdachte op 5 februari 2011 geen noodzaak bestond voor bijstand van een tolk in de Somalische taal. De rechtbank zal de verklaring die verdachte bij het verhoor op 5 februari 2012 heeft afgelegd dan ook voor het bewijs bezigen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in de periode van 1 juli 2010 tot en met 3 februari 2011 op verschillende tijdstippen cocaïne heeft verkocht.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 7 juli 2011 tot en met 8 september 2011 te 's-Hertogenbosch telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 08 september 2011 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie I, onder I, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad;
4.
op tijdstippen in de periode van 01 juli 2010 tot en met 3 februari 2011 te 's-Hertogenbosch telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert voor feit 1, feit 3 en feit 4 een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat zij de duur van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf fors vindt. De verdediging verzoekt de rechtbank bij een eventuele bewezenverklaring aan verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een vlindermes voorhanden gehad en zich over een periode van in totaal negen maanden schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne en heroïne, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor.
Verdachte werd op 4 februari 2011 in verzekering gesteld voor het dealen in harddrugs (feit 4) en op 5 februari 2011 heengezonden. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij kennelijk uit deze inverzekeringstelling geen lering heeft getrokken en begin juli 2011 zijn criminele handel weer heeft hervat.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert teruggave van de inbeslaggenomen (reeds vernietigde personenauto) aan verdachte, verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld en onttrekking aan het verkeer van de verdovende middelen, dealerartikelen en wapens.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank teruggave van het inbeslaggenomen geld aan verdachte, nu dit geld verband houdt met de qat-handel en toekenning van een schadevergoeding voor de inbeslaggenomen auto nu deze is vernietigd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn die aan de veroordeelde toebehoorden of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank zal geen teruggave gelasten van de inbeslaggenomen personenauto, nu uit het procesdossier blijkt dat door het openbaar ministerie reeds is besloten tot teruggave.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en op de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2: Vrijspraak
De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
T.a.v. feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: munitie LUGER GECO 9 mm (goednr.
272494), een patroonhouder BERETTA 9 mm (goednr. 272497) en een pistool BERETTA
9 mm (goednr. 273320) aan rechthebbende.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een bedrag van EUR 1.600,- (goednr. 272188), een bedrag van EUR 300,- (goednr. 340482), een bedrag van EUR 1.400,- (goednr. 340489), een bedrag van EUR 120,- (goednr. 340492), een bedrag van EUR 400,-, een bedrag van EUR 320,-, een bedrag van EUR 1.500,- en een bedrag van EUR 93,97.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: verdovende middelen (goednr. 272297), 3 zakjes met cocaïne (goednr. 272298), 100 zakjes (goednr. 272495), een weegschaal (goednr. 272496) en 1 vals briefje van EUR 50,-
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 20 november 2012.
Mr. B. Damen is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
1 Het dossier van de regiopolitie Brabant Noord, registratienummer PL21XO 2011095196, gesloten op 9 december 2011, aantal doorgenummerde blz. 192 [verder: eindpv1], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 30 augustus 2011 p. 48
2 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] op 8 september 2011, p. 89-90 van eindpv1
3 Het proces-verbaal relaas opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] op 7 december 2011, p. 7 van eindpv1
4 De verklaring van verdachte [medeverdachte 2] geboren op [1965] afgelegd op 8 september 2011, p. 104-105 van eindpv1
5 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] op 8 september 2011, p. 92 van eindpv1
6 Het proces-verbaal Opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011, p. 93 van eindpv1
7 De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] afgelegd op 8 september 2011, p. 115-116 van eindpv1
8 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] op 8 september 2011, p. 97 van eindpv1
9 Het proces-verbaal Opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011, p. 98 van eindpv1
10 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] op 10 september 2011, p. 118 van eindpv1
11 De verklaring van verdachte [medeverdachte 4] afgelegd op 8 september 2011, p. 110-112 van eindpv1
12 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 10] op 8 september 2011, p. 130-131 van eindpv1
13 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] op 9 september 2011, p. 122-124 van eindpv1
14 Het proces-verbaal opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011, p. 135 van eindpv1
15 De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 9 september 2011 te 10:30 uur, p. 139-140 van eindpv1
16 De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 10 september 2011, p. 142-145 van eindpv1
17 De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] afgelegd op 9 september 2011, p. 153-154 van eindpv1
18 De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] afgelegd op 10 september 2011, p. 156-158 van eindpv1
19 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] op 8 september 2011, p. 188 van eindpv1
20 Het proces-verbaal opiumwet opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] op 8 september 2011, p. 137 van eindpv1
21 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] op 9 september 2011, p. 122-123 van het eindpv1
22 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] op 9 september 2011, p. 163 van het eindpv1
23 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2012
24 Het dossier van de regiopolitie Brabant Noord, registratienummer PL21XO 2011010114-1, gesloten op 14 februari 2011, aantal doorgenummerde blz.326 [verder: eindpv2], de verklaring van [getuige 1] afgelegd op 9 februari 2011 p. 249-251
25 De verklaring van [getuige 2] afgelegd op 9 februari 2011, p. 254 van het eindpv2
26 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] op 3 februari 2011, p. 196-197 van het eindpv2
27 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15] op 4 februari 2011, p. 222-223 van het eindpv2
28 Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 16] op 4 februari 2011, p. 278 van het eindpv2
29 De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 5 februari 2011, p. 246-247 van het eindpv2