ECLI:NL:RBSHE:2012:BY4181

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825269-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot moord/doodslag op dochtertje op station Helmond

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord of doodslag op haar dochtertje. De verdachte had op 20 april 2010 met een kinderwagen, waarin haar 8 maanden oude dochter zat, op het spoor bij station Helmond gestaan terwijl er een trein naderde. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de bedoeling zichzelf en haar kind van het leven te beroven. Echter, de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte de intentie had om haar dochter iets aan te doen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf, die consistent aangaf dat zij in gedachten verzonken was en per ongeluk op het spoor was beland. De rechtbank concludeerde dat er geen opzet was, noch op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de dochter. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en de rechtbank hechtte waarde aan de gevolgen van de vervolging voor de verdachte en haar kinderen. De voorlopige hechtenis werd opgeheven, en de rechtbank betreurde de lange duur van de procedure.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825269-10
Datum uitspraak: 27 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 maart 2012 en 13 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 februari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 20 april 2010 te Helmond ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachte rade) haar
dochter [slachtoffer] (geboren op [2009]) van het leven te beroven, met
dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een kinderwagen (met daarin [slachtoffer]) perron 2 van het centraal station
Helmond is afgelopen (in de richting van Helmond-Oost) en/of
- aan het eind van dat perron via een (metalen trap) zich met de kinderwagen
(met daarin [slachtoffer]) van het perron naar het spoor begeven en/of
- (terwijl een trein met aanzienlijke snelheid het station naderde over het
spoor behorende bij perron 1) de kinderwagen op de bielzen van spoor 1 gezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 april 2010 te Helmond ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, althans een persoon genaamd
[slachtoffer] (geboren op [2009]), opzettelijk (en met voorbedachte rade)
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg,
- met een kinderwagen (met daarin [slachtoffer]) perron 2 van het centraal station
Helmond is afgelopen (in de richting van Helmond-Oost) en/of
- aan het eind van dat perron via een (metalen trap) zich met de kinderwagen
(met daarin [slachtoffer]) van het perron naar het spoor begeven en/of
- (terwijl een trein met aanzienlijke snelheid het station naderde over het
spoor behorende bij perron 1) de kinderwagen op de bielzen van spoor 1 gezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 302, 303, 304 jo 45 Wetboek van Strafrecht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 april 2010 te Helmond [slachtoffer] (geboren op 5 september
2009) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft/is verdachte toen daar opzettelijk dreigend
- met een kinderwagen (met daarin [slachtoffer]) perron 2 van het centraal station
Helmond afgelopen (in de richting van Helmond-Oost) en/of
- aan het eind van dat perron via een (metalen trap) zich met de kinderwagen
(met daarin [slachtoffer]) van het perron naar het spoor begeven en/of
- (terwijl een trein met aanzienlijke snelheid het station naderde over het
spoor behorende bij perron 1) de kinderwagen op de bielzen van spoor 1 gezet;
artikel 285 Wetboek van Strafrecht;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De eis van de officier van justitie. (bijlage)
De officier van justitie eist terzake het primair tenlastegelegde feit een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering, welk toezicht dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard.
Overweging met betrekking tot het feitencomplex.1
Inleiding.
Op 20 april 2010 rond 20.45 uur stapte verdachte op het station te Helmond met haar ruim 8 maanden oude dochter [slachtoffer] in een kinderwagen uit de trein en liep naar het eind van perron 2, waar zij met de kinderwagen via een metalen trap van het perron afstapte op het spoorgedeelte.2 Zij liep vervolgens tussen spoor 1 en 2 in de richting van Venlo.3 Op perron 1 zag een wachtende treinreiziger verdachte met kinderwagen over perron 2 lopen, vervolgens tussen spoorbanen 1 en 2 en later met kinderwagen staan tussen de rails van spoor 1. De vrouw liep over het perron naar verdachte toe en riep haar aan.4 Intussen kwam uit de richting Venlo een intercity trein over spoor 1 aangereden die bij station Helmond conform de dienstregeling zou stoppen.5 De machinist van deze trein zag vanuit de verte - hij schat dat hij op dat moment een paar honderd meter verwijderd was van het station - iets op de spoorbaan en nam het zekere voor het onzekere door een noodstop in te zetten.6 De aankomende trein kwam al claxonnerend op een paar meter van de plaats waar verdachte stond tot stilstand.7 Verdachte en haar kind werden opgevangen door eerder genoemde vrouw, de machinist en de conducteur van de trein die tot stilstand was gekomen en uiteindelijk de politie.8 Verdachte en haar dochter, alsmede de kinderwagen zijn veilig, zonder letsel of schade, op het perron gekomen.
Verdachte gaf als verklaring voor haar aanwezigheid op het spoor bij station Helmond dat zij zo in gedachten verzonken was dat zij, pas nadat zij meerdere meters over het spoorgrind had gelopen, merkte dat ze niet vooruit kwam en besefte waar ze zich daadwerkelijk bevond. Hierop haalde verdachte de reiswieg met haar dochter erin uit de kinderwagen, stak spoor 1 over en zette de reiswieg op perron 1, waarna ze - toen de trein inmiddels tot stilstand was gekomen - vervolgens het resterende deel de kinderwagen van het spoor af nam, deze met hulp van de vrouw op hetzelfde perron zette en tenslotte zichzelf in veiligheid bracht door - ook met hulp van genoemde vrouw - op perron 1 te klimmen. Op dit perron zette verdachte de reiswieg meteen weer in de kinderwagen. Ze had nooit de bedoeling gehad zichzelf en haar kind iets aan te doen, ze had zich gewoon vergist.9
Met betrekking tot de lezing van verdachte dat zij eerst de reiswieg met haar kind op het perron zette en vervolgens de kinderwagen en zichzelf in veiligheid bracht, zijn drie getuigen nader gehoord. De machinist (getuige [getuige 1] verklaart dat de kinderwagen in zijn geheel op het perron werd gezet en dat hij de baby, toen hij naderbij was gekomen, nog in het bedje bovenop het onderstel van de kinderwagen zag liggen.10 De conducteur (getuige [getuige 2] verklaart eveneens dat de gehele kinderwagen op het spoor werd getild en dat het kind er in haar herinnering toen in lag.11 De vrouw die verdachte vanaf perron 1 toeriep en haar later hielp met de kinderwagen en het klimmen uit de spoorbak (getuige [getuige 3] verklaart in haar eerste verhoor bij de politie letterlijk:
"De vrouw zette haar kinderwagen, met haar kind erin, op het perron. Ik hoorde dat de trein claxonneerde. Ondertussen was de trein, tot op een afstand van ongeveer 3 meter van de plaats waar de vrouw op de rails stond, in eerste instantie met haar kind, tot stilstand gekomen".12
Bij de rechter-commissaris verklaart zij dat zij zag dat verdachte de reiswieg op het perron zette en dat zij zelf bij de reiswieg op het perron is blijven staan. Ook verklaart zij dat verdachte vrijwel meteen nadat zij de reiswieg op het perron had gezet, zelf op het perron klom en dat zij zich niet meer kon herinneren wat verdachte met het onderstel van de kinderwagen heeft gedaan.13 In dezelfde verklaring geeft getuige aan dat verdachte eerst de (plastic) tasjes en daarna de reiswieg op het perron heeft gezet en dat verdachte de tasjes pas op het perron zette nadat zij verdachte had aangeroepen. In het slot van haar verklaring geeft getuige aan dat zij niet meer met zekerheid kan zeggen op welke afstand de trein zich bevond van de vrouw en de kinderwagen op het moment dat zij de reiswieg op het perron zette.14
Uit de in opdracht van de rechtbank gemaakte foto's van de kinderwagen en reiswieg blijkt dat de reiswieg eenvoudig uit de kinderwagen kan worden genomen en dat het uiterlijk van de kinderwagen, gezien vanaf de zijkant, hierdoor niet noemenswaardig verandert. Vanaf grotere afstand is het derhalve niet te zien of de reiswieg wel of niet in de kinderwagen is geplaatst.15
Standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat verdachte heeft gepoogd zichzelf van het leven te beroven en daarbij haar volstrekt afhankelijke dochter mee te nemen door op 20 april 2010 met de kinderwagen op het spoor bij station Helmond te gaan staan terwijl er een trein in aankomst was. De officier van justitie baseert zich voor wat betreft het motief van verdachte op persoon- lijke omstandigheden en redenen voor verdachte om zichzelf van het leven te beroven. Ver- dachte heeft naar de mening van de officier van justitie opzettelijk gehandeld, hetgeen zij afleidt uit een reeks van, kennelijk bewuste, maar ongebruikelijke handelingen van verdachte die niet verenigbaar zijn met de uitleg van verdachte dat zij op dat moment in gedachten verzonken was, in de war was of een 'black-out' had. De psychiater, psycholoog en neuroloog constateerden in hun rapportages geen paniekstoornis of aanwijzingen voor (temporale) bewustzijnsdalingen. Daarnaast is volgens de officier van justitie gebleken van wisselende
en kennelijk leugenachtige verklaringen van verdachte in vergelijking met verklaringen van getuigen. De officier van justitie kwalificeert het handelen van verdachte als een begin van uitvoering zichzelf van het leven te beroven en daarbij haar 8,5 maanden oude en volstrekt afhankelijke kind opzettelijk in de dood mee te nemen. Voorts concludeert de officier van justitie dat er sprake is van 'voorbedachte raad'. Verdachte had voldoende tijd en gelegenheid zich te beraden op het besluit en tot inkeer te komen tijdens de uitvoering van het besluit, met name toen zij zich onderaan de trap realiseerde waar ze was. Door nog tientallen meters haar weg te ver- volgen over het losse grind tussen de sporen en op het spoor tot stilstand te komen, terwijl er zichtbaar een trein in aantocht was, is voldaan aan het begrip voorbedachte raad. Het feit dat verdachte leed aan een persoonlijkheidsstoornis doet daaraan in de ogen van de officier van justitie niet af, met name niet nu verdachte kort na het feit op de politie en de getuigen geheel geen verwarde indruk maakte. Ze is zelfs door de GGZ geschouwd en naar huis gestuurd. Ook is volgens de officier van justitie geen sprake van 'vrijwillige terugtred'. Twee externe factoren hebben er in de visie van de officier van justitie toe geleid dat het misdrijf niet is voltooid: de ingezette noodremprocedure door de machinist, waardoor de trein juist op tijd tot stilstand kwam en het aanspreken van de vrouw op perron. Verdachte haalde haar kind pas van de rails af, nadat zij hierop door deze vrouw op niet mis te verstane wijze was aangesproken. Als dat niet dan wel te laat was gebeurd en de machinist niet op tijd had kunnen remmen had er een dodelijke afloop plaatsgevonden. Voor wat betreft de nadere verklaringen omtrent de stelling van verdachte inzake het eerst op het perron zetten van de reiswieg met de baby en daarna pas de kinderwagen, kent de officier van justitie doorslaggevende waarde toe aan de eerste (politie-)verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 5], waaruit valt af te leiden dat pas na het aanroepen door [getuige 3] de kinderwagen in zijn geheel op het perron werd gezet en niet in twee delen. Verdachtes lezing van de feiten vindt geen steun in deze eerdere verklaringen. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde (poging tot moord) bewezen.
Standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe betoogt dat verdachte geenszins heeft getracht haar dochter van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel te bedreigen en meent dat dit op basis van het dossier niet kan worden bewezen. Verdachte was op 20 april 2010 sterk in gedachten verzonken en liep het verkeerde trapje van het perron af, waardoor zij op het spoor terecht kwam. Toen ze zich daarvan bewust werd, is ze naar het perron gelopen om zo van het spoor af te komen. Ze heeft daarbij eerst de reiswieg met haar kind op het perron gezet en daarna de rest van de kinderwagen en zichzelf. Het is volgens de raadsvrouwe sowieso niet mogelijk om met reiswieg en kind en kinderwagen omhoog te klimmen, dat is veel te zwaar. Dit betekent dat verdachte haar kind al in veiligheid had gebracht en dat zij daarna het perron op is geklommen. Dat verdachte zou hebben gezegd: "Ik weet niet wat ik aan het doen ben.", ziet de raadsvrouwe als een bevestiging van de verklaring van verdachte dat ze zo in gedachten was verzonken dat ze niet besefte waar ze terecht was gekomen. De verdachte maakte na het gebeurde geen verwarde of labiele indruk op verbalisanten en was goed aanspreekbaar volgens de vrouw die haar vanaf het perron aansprak en later op het perron hielp. Ook werd door de verbalisanten geconstateerd dat de baby goed was verzorgd en dat alle verzorgingsspullen in de wandelwagen lagen. Uit niets bleek dat verdachte psychisch in de war zou zijn of suïcidaal overkwam. Het hele gebeuren mag dan raar zijn en ook moeilijk te verklaren, maar alle getuigen ondersteunen wat verdachte daarover heeft verklaard. Verdachte was zich totaal niet bewust van wat ze deed en toen ze zich daar wel bewust van werd, heeft ze er direct voor gezorgd dat haar kind in veiligheid werd gebracht. Ten aanzien van de nadere getuigenverklaringen omtrent het al dan niet eerder op het perron zetten van de reiswieg met baby door verdachte, merkt de raadsvrouwe op dat hiermee de eerste verklaring van getuige [getuige 3] nader wordt aangevuld en verduidelijkt, namelijk dat verdachte inderdaad eerst de reiswieg met baby op het perron heeft gezet. De nadere verklaring van getuige [getuige 5] toont aan dat verdachte al vóór het tot stilstand komen van de trein bezig was met het uit de spoorbak klimmen. Mocht de rechtbank toch bewust en opzettelijk handelen aanwezig achten, dan beroept verdachte zich op 'vrijwillige terugtred'. In tegenstelling tot wat de officier van justitie daarover opmerkt, stelt de raadsvrouwe dat verdachte de reiswieg al vóór het aanroepen door de vrouw en vóórdat de trein tot stilstand was gekomen op het perron had gezet, zodat noch het aanroepen, noch de noodremprocedure van invloed zijn geweest op verdachtes handelen om haar kind in veiligheid te brengen. Raadsvrouwe acht het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte herhaalt hetgeen zij steeds heeft verklaard over het eerst neerzetten van de reiswieg met haar kind op het perron. Voor verdachte is het gebeurde inmiddels wel een nachtmerrie nu haar beide kinderen vanwege deze strafzaak uit huis zijn geplaatst. De zaak begon al vreemd met de uiteindelijke verdenking van verdachte van een zeer ernstig feit, terwijl zij pas een maand later wordt opgepakt door de politie. In het begin werd de zaak blijkbaar niet zo ernstig ingeschat. Daarnaast vindt de raadsvrouwe het onbegrijpelijk dat een dergelijke zaak bijna twee jaar blijft liggen voordat hij op (eerste) zitting wordt gepland. Ondanks verzoeken van de verdediging om al eerder een zitting te plannen heeft de zaak blijkbaar nooit prioriteit gehad.
Oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder.
De rechtbank acht vaststaan dat verdachte op 20 april 2010 om circa 20.45 uur bij station Helmond met een kinderwagen met daarin haar kind [slachtoffer] tussen spoor 1 en 2 heeft gelopen, vervolgens spoor 1 is overgestoken en daar even tussen de rails met de kinder- wagen is blijven staan om vervolgens richting perron 1 te gaan, terwijl een trein over
spoor 1 uit de richting Venlo naderde en juist op tijd tot stilstand kwam.16
Voor een bewezenverklaring van het primair en subsidiair tenlastegelegde is vereist dat wettig en overtuigend komt vast te staan dat verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk opzet van haar dochter. Er is sprake van opzet als verdachte willens en wetens heeft gehandeld, als verdachte wist tot welk gevolg haar handelen zou (kunnen) leiden en zij dat gevolg ook heeft gewild. Bij voorwaardelijk opzet moet sprake zijn van een aanmerkelijke kans (in casu op de dood of zwaar lichamelijk letsel), dat verdachte wetenschap had van die kans, maar ook dat zij die bewust heeft aanvaard.
Ontegenzeggelijk is er sprake van een bizar feitencomplex en acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat het gebeurde voor getuigen - en dan in het bijzonder de machinist van de aankomende trein en de vrouw op perron 1 die verdachte zag lopen, toeriep en uiteindelijk met kinderwagen op het perron tilde - oogde als een poging tot zelfmoord, waarbij het kind in de kinderwagen mee zou worden genomen.17
Wat daar ook van zij, verdachte heeft van meet af aan en steeds consistent verklaard dat zij niet de bedoeling had zichzelf of haar kind van het leven te beroven, maar dat ze diep in gedachten verzonken, per abuis uiteindelijk tussen de spoorbanen belandde. Het was een vergissing.18 Direct na het voorval verklaarde zij tegenover de machinist en conducteur dat ze absoluut geen zelfmoord had willen plegen19 en zij heeft haar verklaring kennelijk toch op zodanig overtuigende manier weten over te brengen dat er noch voor de verbalisanten, noch voor medewerkers van de crisisdienst die haar hebben onderzocht aanleiding was haar direct aan te houden of onmiddellijk maatregelen te treffen ter voorkoming van een nieuwe zelfmoordpoging, waarbij ook het kind zou kunnen worden betrokken.20 Uit politie- en getuigenverklaringen blijkt voorts dat verdachte, toen zij eenmaal op het perron was, niet in paniek, verward of merkbaar onder invloed van drank was.21 Haar aanhouding door de politie vond plaats op 19 mei 2010, één maand na het gebeuren.
De lezing van verdachte dat zij, toen zij haar vergissing bemerkte, als eerste getracht heeft haar dochter in veiligheid te brengen door de reiswieg met dochter op het perron te zetten, vindt ondersteuning in de nadere verklaring van getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris. In deze verklaring geeft de getuige aan dat verdachte op het aanroepen van de getuige antwoordde: "ik weet niet wat ik aan het doen ben." De getuige weet niet meer of verdachte de reiswieg op het perron zette vóór of na haar aanroepen. Volgens de getuige heeft verdachte, toen ze zelf op het perron stond, gezegd heeft dat ze nu pas besefte wat de gedaan had. Dat de machinist niet heeft waargenomen dat de kinderwagen in delen op het perron is gezet (eerst de reiswieg en daarna 'het onderstel'), zou verklaard kunnen worden door het gegeven dat het onderstel van de kinderwagen, zoals hiervoor (pag. 4) is vastgesteld, op afstand oogt als een complete kinderwagen. Dat de machinist vervolgens niet gezien heeft dat de reiswieg in het onderstel is gezet, zou verklaard kunnen worden uit het tijds-verloop dat voortvloeit uit het feit dat hij na het tot stilstand brengen van de trein eerst via de porto zijn collega's heeft geïnformeerd en om hulp heeft gevraagd en vervolgens uit de trein is gestapt.
De rechtbank heeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het uiterlijk van de kinderwagen en gelet op de uitlatingen en houding van verdachte na het gebeuren, niet de overtuiging bekomen dat bij verdachte op enig moment sprake is geweest van opzet, in welke variant dan ook, gericht op het veroorzaken van de dood of zwaar lichamelijk letsel bij haarzelf of bij haar dochter. De rechtbank acht het opzet ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde dan ook niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor een bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging ex artikel 285 Sr is onder meer vereist dat de bedreigde persoon weet heeft van de bedreigende omstandigheden en daaruit bij hem redelijkerwijs vrees kan ontstaan voor zijn persoonlijke integriteit én dat verdachte het opzet heeft op zowel de wetenschap bij bedreigde als de vrees voor de levensbedreigende situatie. In onderhavige zaak is op geen enkele wijze gebleken van wetenschap of vrees bij de vermeend bedreigde [slachtoffer] die destijds
8,5 maanden oud was. Ook is niet gebleken van bedoeld opzet bij verdachte. Nu dit feit
niet kan worden bewezen, spreekt de rechtbank verdachte ook hiervan vrij.
Met de raadsvrouwe betreurt de rechtbank dat het openbaar ministerie de zaak na de vervolgingsbeslissing niet eerder en voortvarender heeft aangebracht op zitting. De consequenties van de vervolging van verdachte zijn zeer ingrijpend, niet alleen voor verdachte zelf, maar ook voor haar beide minderjarige kinderen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 21 mei 2010 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 27 november 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost PL2233 2010058409-1
2 Verklaringen verdachte (p. 047 eindpv; PV zitting d.d. 6 maart 2012, blz. 2); verklaring [getuige 4][getuige 3] (p. 022 eindpv)
3 Verklaringen [getuige 3] (p. 022-023 en 025-026 eindpv; PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1)
4 Verklaringen [getuige 3] (p. 022, 023, 025 en 026 eindpv; PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1 en 2); verklaring verdachte
(p. 047 eindpv)
5 Verklaring [getuige 5] (p. 020 eindpv); verklaringen [getuige 3] (p. 023 en p. 026 eindpv)
6 Verklaringen (p. 021 eindpv; PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1)
7 Verklaringen (p. 021 eindpv en PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1); verklaring [getuige 3] (p. 023 eindpv)
8 Verklaringen verdachte (p. 047 en p. 052 eindpv; PV zitting d.d. 6 maart 2012, blz. 3); verklaringen [getuige 3] (p. 023
eindpv; PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1); verklaringen [getuige 5] (p. 021 eindpv; PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1);
verklaringen [getuige 2] (p. 036 eindpv; en PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1); relaas bevindingen verbalisant
[verbalisant] d.d. 19 mei 2012, p. 038-039 eindpv).
9 Verklaringen verdachte (p. 016, p. 047, p. 048 en p. 052 eindpv; PV verhoor RC d.d. 21 mei 2012 p. 1 en 2; PV zitting d.d.
6 maart 2012, p. 3), PV zitting d.d. 13 november 2012); verklaring [getuige 2] (p. 036 eindpv).
10 Verklaring [getuige 5] (PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1)
11 Verklaring [getuige 2] (PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1)
12 Verklaring [getuige 3] (p. 023 eindpv).
13 Verklaring [getuige 3] (PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 1)
14 Verklaring [getuige 3] (PV verhoor RC d.d. 6 juni 2012, p. 2)
15 foto's 5 en 13 (aanvullend proces verbaal politie Haaglanden PL 1551 2012105296-2 d.d. 18 mei 2012)
16 Verklaringen verdachte (PV PL2200 2010058409-11, PL2233 2010058409-8, PL2233 2010058409-14, PV verhoor bij RC d.d. 21 mei 2010 en PV zitting d.d. 6 maart 2012), [getuige 3] (PV PL2213 2010058409-3, PL2233 2010058409-16 en PV verhoor bij RC d.d. 6 juni 2012) en [getuige 5] (PV PL2213 2010058409-4, PV verhoor bij RC d.d. 6 juni 2012).
17 Verklaringen [getuige 3] (p. 024 en p. 026 eindpv; PV verhoor bij RC d.d. 6 juni 2012, p. 1); Verklaring [getuige 5]
(p. 021, eindpv)
18 Verklaringen verdachte (p. 016, p. 047 en 048 eindpv; PV verhoor bij RC d.d. 21 mei 2010, p. 1; PV zitting d.d. 6 maart
2012, p.2-3)
19 Verklaring [getuige 2] (p. 036 eindpv); verklaring [getuige 5] bij RC d.d. 6 juni 2012.
20 bevindingen verbalisant [verbalisant] (p. 38-39, eindpv); verklaring [getuige 3] (p. 024 eindpv); verklaring verdachte (p. 048,
eindpv)
21 bevindingen verbalisant [verbalisant] (p. 38-39 eindpv); verklaring [getuige 3] (p. 023 eindpv)