vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845155-12
Datum uitspraak: 23 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 augustus 2012 en van 9 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten
[slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel (te weten een gebroken/verbrijzelde elleboog), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk meerdere malen, althans een maal, met kracht met een hard voorwerp
(een Mag-Lite/zaklamp) tegen de arm te slaan;
(artikel 303 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend
en/of met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer 1]) meerdere malen,
althans een maal, met kracht met een hard voorwerp tegen diens (linker)knie
en/of (rechter) onderarm en/of (linker) arm, althans tegen het lichaam, heeft
geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(artikel 301 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
Primair
hij op of omstreeks 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten
[slachtoffer 2]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm
beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
-meerdere malen, althans een maal, met kracht met (een) gebalde vuist(en)
tegen/op het gezicht/hoofd te slaan en/of
-meerdere malen, althans een maal, met een hard voorwerp tegen het gezicht
en/of op het hoofd te slaan en/of
-een plastic zak over het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 2] te trekken en/of
-een brandende sigaret in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te drukken en/of te
houden;
(artikel 303 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2],
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg,
-meerdere malen, althans een maal, met kracht met (een) gebalde vuist(en)
tegen/op het hoofd/gezicht heeft geslagen en/of
-meerdere malen, althans een maal, met een hard voorwerp tegen/op het
hoofd/gezicht heeft geslagen en/of
-een plastic zak over het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
-een brandende sigaret in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en/of
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 303 jo 47 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
en/of met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer 2])
-meerdere malen, althans een maal, met kracht met (een) gebalde vuist(en)
tegen/op het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of
-meerdere malen, althans een maal, met een hard voorwerp tegen het gezicht
en/of op het hoofd heeft geslagen en/of
-een plastic zak over het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
-een brandende sigaret in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en/of
gehouden,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
[artikel 300 jo 301 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht - evenals de raadsman en de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De omvang en intensiteit van het toegebrachte geweld zijn niet zodanig dat, naar algemene ervaringsregels beoordeeld, de kans aanmerkelijk is dat dit geweld zwaar lichamelijk letsel zou veroorzaken.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2, meer subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman merkt op dat verdachte bij de politie zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten heeft ontkend en ter terechtzitting zwijgt. Desondanks is de raadsman van mening dat de delicten van feit 1 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat onderling sprake is van een voortgezette handeling. Tevens is de raadsman van mening dat feit 2, meer subsidiair wettig en overtuigend kan worden bewezen met uitzondering van het onderdeel betreffende het over het hoofd trekken van een plastic zak. De raadsman verzoekt voorts om vrijspraak van verdachte van de voorbedachte raad in de tenlastegelegde feiten. Er is volgens de raadsman geen vooropgezet plan geweest.
Het oordeel van de rechtbank.1
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 1 en 2, meer subsidiair het navolgende.
Op 16 april 2012 vindt er in een schuur te Ravenstein een mishandeling plaats van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. 2
[slachtoffer 2] verklaart dat hij op 16 april 2012 's-ochtends wordt gebeld door [medeverdachte] met de vraag of hij die dag om 18.30 naar de schuur kan komen.3
Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] verklaren bij de politie dat zij samen naar de schuur zijn gegaan. Bij aankomst hebben zij even moeten wachten. Vervolgens zien zij verdachte, [medeverdachte] en [mededader]. Zij zijn toen samen de schuur binnen gegaan en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben op een bankstel plaats moeten nemen. Verdachte maakt dan opmerkingen in de trant van 'Leg het maar uit' en 'Zeg mij maar wie van jullie het heeft gedaan'. Ook verklaren beiden over een tafel die bij het bankstel staat waarop twee koevoeten, een Maglite, en volgens [slachtoffer 2] ook een steeksleutel, boksbeugel, plastic zak, scherven en kapotte bierflessen liggen.4 5
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 1] gaat het om een schuur die ligt te Ravenstein in de gemeente Oss. In zijn aangifte verklaart hij door verdachte hard tegen zijn linker knie (tweemaal), rechter onderarm en linker elleboog te zijn geslagen met een Maglite. Hij voelt (later) pijn.6 [slachtoffer 1] loopt een gebroken elleboog op en een kneuzing aan zijn linker scheenbeen.7 Ook verklaart [slachtoffer 1] te hebben gezien dat [medeverdachte] een gele plastic zak over het hoofd van zijn vriend [slachtoffer 2] probeert te trekken en dat verdachte een brandende sigaret op de linkerwang van [slachtoffer 2] drukt.8
[slachtoffer 2] verklaart dat hij met een vuist op zijn hoofd is geslagen door [medeverdachte] en dat de plastic tas die hij op de tafel zag over zijn hoofd werd getrokken. Hij verklaart tevens dat verdachte een brandende sigaret in zijn gezicht uitdrukt en hem slaat met een Maglite op zijn linkerarm, in zijn gezicht en op zijn hoofd. Hij voelt pijn.9 In de medische verklaring staat vermeld dat [slachtoffer 2] diverse blauwe plekken op zijn linker schouder en linker onderarm heeft.10 Ook verklaart [slachtoffer 2] te hebben gezien dat [slachtoffer 1] met de Maglite op zijn elleboog en been wordt geslagen door verdachte.11
Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] verklaren dat [mededader] er ook steeds bij was en alles heeft gezien, maar dat hij niets deed om hen te helpen.12 13
Blijkens de verklaring van [mededader] betrof de aanleiding een gestolen kluis en werd [slachtoffer 2] van die diefstal verdacht.
[mededader] verklaart dat hij op 16 april 2012 is gebeld door verdachte of [medeverdachte] met de vraag of zij naar zijn schuur konden komen om [slachtoffer 2] te ondervragen. Hij heeft gezegd dat ze langs konden komen. Hij verklaart dat hij op verzoek van verdachte of [medeverdachte] van te voren wat spullen heeft klaargelegd op de tafel, onder andere een kapotte fles, een breekijzer en een Maglite. De bedoeling daarvan was om de druk op te bouwen. Omdat hij vanuit de bar in de schuur maar op een van de banken -een leren bank- zicht heeft, heeft hij verdachte op 16 april 2012 rond 17.32 uur een sms gestuurd met de tekst "op de lere bank gaan". Hij heeft gezien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daarop zijn gaan zitten. Hij verklaart ook dat hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] slaat. Ook heeft hij gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] slaat.14
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang gezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zich samen schuldig hebben gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] en aan mishandeling van [slachtoffer 2]. Verdachte en zijn medeverdachte hebben bewust en nauw met elkaar samengewerkt, mede gelet op het samen verschijnen bij de schuur en het gelijktijdig toepassen van geweld tegen de naast elkaar zittende aangevers.
De rechtbank is voorts van oordeel dat daarbij sprake is geweest van voorbedachte raad bij verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte]. Er wordt een afspraak met [slachtoffer 2] gemaakt om naar de door hen geregelde schuur te komen. In deze schuur worden van te voren spullen op een tafel klaar gelegd, waaronder een Maglite en koevoeten. Verdachte en zijn medeverdachte wilden [slachtoffer 2] "ondervragen" over een kluis. Zij hebben dus nagedacht over het doel van de "ondervraging" en door het klaarleggen van bedoelde spullen ook over de wijze van uitvoering daarvan. Zij hebben ruim de gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van hun handelen na te denken en hebben zich daarvan rekenschap kunnen geven. Verdachte en zijn medeverdachte hebben niet alleen planmatig en doelgericht gehandeld. Zij hebben voorafgaand aan het plegen van de strafbare feiten rustig en kalm nagedacht over de uitvoering van hun plan. Als [slachtoffer 2] dan vervolgens samen met [slachtoffer 1] bij de schuur aankomt, gaan zij samen met verdachte en medeverdachte de schuur naar binnen, waarna zij beiden kort daarna en na - volgens de rechtbank - een weloverwogen besluit van verdachte en zijn medeverdachte worden "ondervraagd" en onmiddellijk daarna fors mishandeld, onder andere met gebruikmaking van een van de klaargelegde attributen, de Maglite.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken/verbrijzelde elleboog) heeft toegebracht door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met kracht met een hard voorwerp (een Mag-Lite/ zaklamp) tegen de arm te slaan;
en
op 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend en met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer 1]) met een hard voorwerp tegen diens linkerknie en rechteronderarm heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. meer subsidiair
op 16 april 2012 te Ravenstein, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend en met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer 2])
- met kracht met gebalde vuist tegen/op het gezicht/hoofd heeft geslagen en
- meerdere malen met een hard voorwerp tegen het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen en
- een brandende sigaret tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist vrijspraak van verdachte van feit 2, primair en subsidiair. Ten aanzien van de feiten 1 en 2, meer subsidiair eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde reclasserings-toezicht. De inbeslaggenomen computer kan teruggegeven worden aan verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van feit 2, primair en subsidiair. Ten aanzien van de feiten 1 en 2, meer subsidiair verzoekt de raadsman om verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Daarbij kan dan eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. De raadsman verzoekt de rechtbank om als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen en een contactverbod. De inbeslaggenomen computer kan teruggegeven worden aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder in het nadeel van verdachte rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tevens hebben verdachte en zijn medeverdachte naar het oordeel van de rechtbank buitengewoon ernstige strafbare feiten gepleegd. Zij hebben de slachtoffers op een uiterst gewelddadige, intimiderende en schokkende manier in een schuur "ondervraagd", waarbij de slachtoffers fors zijn mishandeld. Voor de slachtoffers moet deze ervaring bijzonder beangstigend zijn geweest waarvan zij ook nog lange tijd de psychische gevolgen zullen ondervinden. Dit blijkt ook uit de toelichting van de slachtoffers in hun vorderingen benadeelde partij. De slachtoffers voelen zich nog steeds angstig. Verdachte en zijn medeverdachte hebben over de gevolgen voor de slachtoffers totaal niet nagedacht.
De rechtbank merkt in dit verband op dat de (LOVS-)oriëntatiepunten ter zake (zware) mishandeling niet zien op een situatie als de onderhavige. In deze zaak is sprake van (grove) eigenrichting en voorbedachte raad, twee relevante omstandigheden die tot een aanzienlijk strengere strafrechtelijke reactie dienen te leiden.
De rechtbank zal daarom een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld, te weten een reclasseringstoezicht.
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vraagt gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] en de gehele toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2]. Met betrekking tot [slachtoffer 1] verzoekt de officier van justitie om een bedrag van €350,82 aan materiële schade en een bedrag van €1.200,= aan immateriële schade toe te wijzen en de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van [slachtoffer 2] verzoekt de officier van justitie om het bedrag van € 750,= aan immateriële schade toe te wijzen. Voor beide vorderingen verzoekt de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens verzoekt de officier van justitie de hoofdelijke toewijzing van de beide vorderingen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] een immateriële schadevergoeding behoort te krijgen, maar naar zijn mening dient het bedrag van de vordering gematigd te worden. Ten aanzien van de materiële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 1] merkt de raadsman op dat de reiskosten en de kosten voor fysiotherapie niet toewijsbaar zijn, omdat dit geen door [slachtoffer 1] zelf geleden schade zou betreffen. Voor wat betreft de immateriële schade refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De gevorderde schade vloeit mede voort uit strafbare feiten waarvan de rechtbank - zoals eerder overwogen - wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte deze als medepleger heeft begaan. Er is sprake van causaliteit en voor deze schade is hij daarom mede aansprakelijk. De rechtbank overweegt ten aanzien van de vorderingen verder als volgt.
[slachtoffer 1]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van €750,= wegens geleden immateriële schade en
€350,82 wegens geleden materiële schade. De rechtbank acht het standpunt van de verdediging, dat de reiskosten en kosten voor fysiotherapie geen door [slachtoffer 1] zelf geleden schade zou betreffen, onvoldoende onderbouwd en verwerpt op die grond dit verweer.
[slachtoffer 2]
De rechtbank acht toewijsbaar een bedrag van €400,= wegens geleden immateriële schade.
Beide vorderingen
Ten aanzien van beide vorderingen geldt dat de rechtbank wegens immateriële schade een lager bedrag toekent dan gevorderd, omdat zij van oordeel is dat dit toegewezen bedrag het toegebrachte leed voldoende compenseert. Ook geldt ten aanzien van beide vorderingen dat de toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente, voor het materiële deel vanaf 31 juli 2012 (de datum van de vordering) tot aan de dag dat de vordering geheel is voldaan en voor het immateriële deel vanaf 16 april 2012 (de datum van het strafbare feit) tot aan de dag dat de vordering geheel zal zijn voldaan.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet ontvankelijk verklaren in hun vordering.
De benadeelde partijen kunnen het overige gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Ten aanzien van beide vorderingen geldt dat deze worden vermeerderd met de wettelijke rente, voor het materiële deel vanaf 31 juli 2012 (de datum van de vordering) tot aan de dag dat de vordering geheel is voldaan en voor het immateriële deel vanaf 16 april 2012 (de datum van het strafbare feit) tot aan de dag dat de vordering geheel is voldaan.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht tegenover de benadeelden is bevrijd voor zover hij en/of mededader heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Omdat verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij tegenover de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 47, 56, 57, 60a, 301, 303.
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2, primair en subsidiair ten laste
gelegde heeft begaan.
Verklaart het onder feit 1 en feit 2, meer subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade,
in voortgezette handeling gepleegd met
medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
T.a.v. feit 2 meer subsidiair:
medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
- Gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij voormelde reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 1:
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 1100,82 subsidiair 21 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 1.100,82 (zegge:
elfhonderd euro en tweeëntachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 21 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
EUR 750,= immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding een bedrag van EUR 350,82.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten aanzien van de
materiële schade vanaf 31 juli 2012 (de datum van indiening van de vordering)
tot aan de dag dat de vordering geheel is voldaan en ten aanzien van de
immateriële schade vanaf 16 april 2012 tot aan de dag dat de vordering geheel
is voldaan.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.100,82
(zegge: elfhonderd euro en tweeëntachtig cent), te weten EUR 750,=
immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding een bedrag van
EUR 350,82.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten aanzien van de
materiële schade vanaf 31 juli 2012 (de datum van indiening van de vordering)
tot aan de dag dat de vordering geheel is voldaan en ten aanzien van de
immateriële schade vanaf 16 april 2012 tot aan de dag dat de vordering geheel
is voldaan.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem
opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
T.a.v. feit 2 meer subsidiair:
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 400,= (zegge:
vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8
dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 400,= immateriële
schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 400,=
(zegge: vierhonderd euro) aan immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem
opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Beslag
- Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een computer Packard Bell
Easynote Tk aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering , voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 23 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant-Noord, district Maasland genummerd PL21YO 2012041346.
2 Het relaas proces-verbaal p. 6
3 Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 16 april 2012 p. 82
4 Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 16 april 2012 p. 82 en 83
5 Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 19 april 2012 p. 70 en 71
6 Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 19 april 2012 p. 70 e.v.
7 Aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] p.76
8 Verklaring van [slachtoffer 1] d.d. 3 mei 2012, p. 78
9 Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 16 april 2012 p. 83.
10 Aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] p. 87
11 Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 16 april 2012 p. 83.
12 Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 16 april 2012 p. 83.
13 Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 19 april 2012 p. 72.
14 Verklaring [mededader] d.d. 16 mei 2012 p. 215 en 216