ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3842

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01-849686-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor cocaïnehandel, witwassen en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan cocaïnehandel, witwassen en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 juli 2010 en 17 november 2011. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, het witwassen van geld en goederen, en het wederrechtelijk toe-eigenen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde in cocaïne en dat hij in die periode aanzienlijke hoeveelheden cocaïne heeft verhandeld. Getuigenverklaringen en observaties door de politie hebben bijgedragen aan de bewijsvoering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode heeft ingelaten met criminele activiteiten, waarbij hij ook gebruik maakte van de opbrengsten uit deze activiteiten om een luxe levensstijl te bekostigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht van de reclassering. Tevens zijn er verbeurdverklaringen uitgesproken voor inbeslaggenomen goederen die verband hielden met de strafbare feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849686-11
Datum uitspraak: 22 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1984]
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: HvB De Boschpoort te Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 februari 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 november 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 16 november 2011 te
Oss en/of Heesch, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bewerkt, en/of
verwerkt, en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(artikel 2 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 17 november 2011 op het traject van Tilburg naar Helvoirt,
althans te Tilburg en/of Helvoirt (gemeente Haaren), althans in het/de
arrondissement(en) Breda en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 100 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 17 november 2011, te
Oss, althans in Nederland, (meermaals) geld en/of voorwerpen/een voorwerp, te
weten een personenauto (merk Renault, type Laguna) en/of (grote)
geld(bedragen) en/of huisraad/meubilair (waaronder (een) kast(en), (een)
tafel(s), (een) bank(en), (een) spiegel(s), stoelen) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van
een voorwerp, te weten geld en/of huisraad/meubilair gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat bovenomschreven geld en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 17 november 2011 te Oss een of meer wapens van categorie
III, te weten een pistool, merk FN, type 1900, en/of munitie van categorie
III, te weten 32 patronen, kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 WWM)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 18 november 2011 te
Oss met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Waardering van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde handel in drugs in de periode van 1 juli 2010 tot en met 16 november 2011. Verdachte was sinds 2 juli 2010 vrij. Uit de observaties en camerabeelden blijkt dat er contacten zijn tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en verdachte, dat zij korte ontmoetingen met elkaar en derden hebben en dat zij activiteiten verrichten en ontmoetingen hebben bij de garageboxen op de [adres 2] te Oss. In de garagebox aan de [adres 2] wordt cocaïne aangetroffen.
Getuige [getuige 1] verklaart dat hij geheel 2010 en 2011 regelmatig cocaïne heeft afgenomen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Getuige [getuige 2] verklaart dat verdachte elke week 100 gram haalt en dat dit eind oktober 2010 begon. Getuige [getuige 3] verklaart dat hij direct na de vrijlating van verdachte, vorig jaar zomer, weer cocaïne bij verdachte is gaan halen.
Getuige [getuige 4] verklaart dat hij in 2011 15 of 20 keer cocaïne bij verdachte en [medeverdachte 1] heeft gehaald. [medeverdachte 1] bekent dat hij sinds juli 2011 in cocaïne heeft gehandeld , uiteindelijk geeft hij ook toe dat hij samen met verdachte handelde.
Ook het onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie bewezen. Verdachte verklaart dat hij op de dag van zijn aanhouding met medeverdachte [medeverdachte 2] naar Tilburg is gereden en dat hij in Tilburg iedere keer ongeveer 100 gram cocaïne haalt. Bij de aanhouding van [medeverdachte 2] werd 100 gram cocaïne aangetroffen in haar jaszak. Uit het NFI rapport blijkt dat het cocaïne was.
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde witwassen bewezen. Uit het onderzoek blijkt dat verdachte en [medeverdachte 2] geen inkomsten hadden en dat niettemin sprake is van een riant uitgavenpatroon. Verdachte verklaart bij de rechter-commissaris dat hij de in zijn woning aangetroffen meubels heeft gekregen. Dit blijkt niet uit het onderzoek. Verdachte zette zijn moeder in om de criminele herkomst van zijn drugswinst te verhullen door haar contant geld ter beschikking te stellen waarmee zij vervolgens allerlei rekeningen voldeed. Over de auto verklaart moeder dat verdachte die zelf heeft gekocht.
Het onder 4 ten laste gelegde acht de officier van justitie eveneens bewezen. Het wapen en de munitie wordt aangetroffen in de garagebox aan de [adres 2] te Oss. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat het een vuurwapen en munitie van categorie III betreft. De garagebox werd, via zijn moeder, door verdachte gehuurd en de box was ook bij hem in gebruik. De huurder van een garagebox wordt geacht te weten welke spullen zich in de box bevinden. De verklaring van verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van het wapen is niet geloofwaardig.
Op grond van het aantreffen van de magneet in de meterkast bij de doorzoeking, de aangifte van [benadeelde] en de verklaring van verdachte dat hij weet dat er een magneet in de meterkast ligt, acht de officier van justitie het onder 5 ten laste gelegde eveneens bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging brengt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde het volgende naar voren. Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij vanaf mei/juni 2011 handelt in cocaïne. Getuige [getuige 3] is de enige die concreet verklaart dat verdachte vanaf de zomer van 2010 is begonnen met het dealen van cocaïne. Die verklaring vindt geen steun in andere verklaringen. Uit de historische printgegevens kan worden afgeleid dat verdachte vanaf mei vaker en intensiever contact heeft gehad met [persoon 1]. Dit strookt met de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging ten aanzien van de meubels vrijspraak bepleit omdat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] deze hebben gekregen. Ten aanzien van het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman voert aan dat er voor het onder 4 ten laste gelegde geen wettig en overtuigend bewijs is. Verdachte ontkent wetenschap van de aanwezigheid van het wapen in de garagebox. Meerdere personen gebruiken de garagebox. Er zijn geen DNA of dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen op het wapen dan wel de tas waar het wapen in zat. Gelet op verschillende arresten van de Hoge Raad verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken van dit feit.
Met betrekking tot feit 5 wijst de raadsman erop dat er geen medeplegen ten laste is gelegd. Medeverdachte [medeverdachte 2] ontkent. Verdachte verklaart dat de magneet op de grond in de meterkast lag en niet op de installatie. Er zijn geen DNA of dactyloscopische sporen aangetroffen. Dat verdachte degene is die met de meterkast heeft geknoeid blijkt niet uit het dossier. De raadsman verzoekt dan ook om vrijspraak voor dit feit.
Het oordeel van de rechtbank.1
Vrijspraak t.a.v. feit 4
In de garagebox aan de [adres 2] is een vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen zat in een plastic zak en was daarom niet direct zichtbaar. Op het wapen is geen DNA of dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen. Uit het dossier blijkt dat verdachte en diverse andere mensen gebruik maakten van de garagebox. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, vereist dat verdachte zich bewust moet zijn van de aanwezigheid van het wapen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast te stellen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen in de garagebox.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
t.a.v. feit 1:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in cocaïne heeft gehandeld tot en met 16 november 2011.2 Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte sinds oktober 2010 elke week 100 gram cocaïne haalde bij de zwarte man in Tilburg.3 Op 17 november 2011 wordt verdachte aangehouden.4
Getuigen hebben verklaard dat [medeverdachte 1] voor verdachte werkt.5 Terwijl [medeverdachte 1] vastzit, rijdt verdachte zelf met de cocaïne.6 Bij afwezigheid van [medeverdachte 1] levert verdachte de cocaïne zelf.7 In maart 2011 komt [medeverdachte 1] vrij.8
Bewijsoverweging:
Verdachte bekent dat hij in de periode vanaf mei/juni 2011 tot aan zijn aanhouding handelde in cocaïne. De rechtbank gaat echter uit van de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3], waaruit blijkt dat verdachte zich al sinds oktober 2010 bezighield met de handel in cocaïne.
Voorts blijkt uit verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 3] dat medeverdachte [medeverdachte 1] in 2011 cocaïne verkoopt. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op deze verklaringen tevens worden vastgesteld dat verdachte in 2011 tezamen en in verenging met medeverdachte [medeverdachte 1] handelde.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 heeft gehandeld in drugs en in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 november 2011 tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gehandeld in drugs.
t.a.v. feit 2:
Uit observaties door politie is het volgende gebleken. Op 17 november 2011 loopt verdachte door een poortje naar de achterzijde van de woning [adres 4][adres 3] in Tilburg terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto wacht. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij daar toen een bol cocaïne heeft opgehaald en dat de bol van hem, verdachte, is.9 Omstreeks 11.50 uur stapt verdachte in zijn auto in de [adres 4] te Tilburg.10
Verdachte en [medeverdachte 2] worden om 12.12 uur op de Rijksweg N65 te Helvoirt aangehouden.11 Omstreeks 12.50 wordt bij een foullering in de jaszak van [medeverdachte 2] een grote bol met kleine bolletjes erin aangetroffen.12
Op 17 november 2011 krijgt verbalisant [verbalisant 1] de brok afkomstig uit de jaszak van verdachte en draagt deze over aan verbalisant [verbalisant 2]. De brok heeft een gewicht van 100,1 gram. Er wordt een monster genomen van de brok van 2,76 gram.13
Het monster heeft het [SIN-nummer 1][SIN-nummer 2][SIN-nummer 1]14 Het monster met nummer [SIN-nummer 2] bevat cocaïne.15
Bewijsoverweging:
Gelet op het feit dat verdachte om 11.50 uur in Tilburg in de auto stapt, dat hij verklaart dat hij in Tilburg een bol cocaïne heeft gehaald en dat hij om 12.12 uur samen met [medeverdachte 2] in Helvoirt wordt aangehouden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tussen voornoemde tijdstippen ongeveer 100 gram cocaïne heeft vervoerd op het traject van Tilburg naar Helvoirt. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde vervoeren van cocaïne dan ook bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] heeft gedaan, nu niet is komen vast te staan dat [medeverdachte 2] de bol cocaïne al tijdens de rit in bezit heeft gekregen. Haar enkele aanwezigheid in de auto en de omstandigheid dat zij wist dat verdachte cocaïne ging halen, is onvoldoende voor het aannemen van een nauwe en bewuste samengewerkt tot het vervoeren van de cocaïne.
t.a.v. feit 3:
De woning aan de [adres 5] te [gemeente] wordt door [bedrijf 1] verhuurd aan verdachte en [medeverdachte 2].16
Verdachte ontvangt van 3 mei 2010 tot 24 oktober 2010 een uitkering in het kader van de Wet Investeren in Jongeren. [medeverdachte 2] ontvangt van 21 augustus 2009 tot 29 november 2010 een uitkering Wet Werk en Bijstand. Van verdachte en [medeverdachte 2] is geen actueel dienstverband bekend en zij ontvangen geen uitkering van het UWV.17
Bij de doorzoeking op 17 november 2011 van de woning aan de [adres 5] te [gemeente] worden 6 stoelen, een eettafel, een dressoir met spiegel, een kast, een salontafel en twee banken in beslag genomen. Voorts worden diverse papieren bescheiden in beslag genomen.18 Uit de papieren bescheiden zijn kassabonnen gehaald.19 Op een factuur van '[bedrijf 2]', op naam van [medeverdachte 2], staat een dressoir, een spiegel, een vitrine, een tv-kast, een eettafel, een salontafel, zes stoelen, een drie- en tweezitsbankstel.20 De factuur bedraagt € 11.000,--. Sinds 5 juli 2010 hebben verdachte en [medeverdachte 2] voor een bedrag van € 18.901,64 aan contante uitgaven gedaan.21
Uit de bankbescheiden over de jaren 2010 en 2011 tot de dag van de doorzoeking blijkt dat er voor een bedrag van € 3.965,-- aan contante stortingen op de rekening van [medeverdachte 2] plaatsvinden. De contante stortingen vinden plaats vanaf 6 september 2010.22
De Renault Laguna staat op naam van de moeder van verdachte, [persoon 2]. De auto is door verdachte gekocht.23
Bewijsoverwegingen:
De rechtbank overweegt dat onder 1 bewezen verklaard is dat verdachte zich vanaf oktober 2010 bezighoudt met cocaïnehandel. Oktober 2010 is tevens de maand waarin hij voor het laatst een uitkering ontvangt. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte vanaf dat moment enkel leeft van zijn inkomsten uit drugsgelden. In de periode tussen oktober 2010 en november 2011 worden in het gezamenlijk huishouden van [medeverdachte 2] en verdachte grote contante uitgaven gedaan. Ook [medeverdachte 2] heeft op dat moment geen legaal inkomen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 17 november 2011 heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van geld, een auto en meubilair.
t.a.v. feit 5:
Op 17 november 2011 ziet een verbalisant tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 1] te [gemeente] een grote vierkante magneet op de elektriciteitsmeter.24
Wanneer een externe magneet op de meter geplaatst is, zal de meter een te laag verbruik registreren, na het verwijderen van de externe magneet wordt de registratie van de meter veel te hoog.25
Uit onderzoek van [benadeelde] blijkt dat er minimaal 16.879 kWh is weggenomen.26
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er een magneet in de meterkast lag.27
Bewijsoverweging:
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er een magneet in de meterkast lag, maar dat deze op de grond lag en niet op de elektriciteitsmeter. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte dat de politie de magneet wel op de elektriciteitsmeter zal hebben gelegd onvoldoende onderbouwd. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten de magneet op de elektriciteitsmeter hebben aangetroffen. De rechtbank oordeelt het niet aannemelijk dat iemand anders de magneet op de elektriciteitsmeter zou hebben geplaatst. De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde dan ook bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
In de periode van 1 oktober 2010 tot en met 26 maart 2011 in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 november 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 17 november 2011 op het traject van Tilburg naar Helvoirt, opzettelijk heeft
vervoerd, ongeveer 100 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
In de periode van 1 oktober 2010 tot en met 17 november 2011 in Nederland, meermaals geld en voorwerpen, te weten een personenauto, merk Renault, type Laguna, en geldbedragen en huisraad/meubilair waaronder kasten, tafels, banken, een spiegel, stoelen, voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven geld en voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
Op 17 november 2011 te Oss met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en daarbij als bijzondere voorwaarde op te leggen verplicht reclasseringstoezicht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt om de straf fors te matigen, gelet op het feit dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde slechts een periode van zes maanden bewezen kan worden verklaard en voor het onder 4 en 5 ten laste gelegde vrijspraak wordt bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne, witwassen en diefstal van elektriciteit. De handel in cocaïne en het witwassen hebben plaatsgevonden gedurende een periode van ruim een jaar, waarvan verdachte de eerste periode alleen heeft gehandeld en vanaf maart 2011 samen met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte heeft welbewust gehandeld in harddrugs terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank is tot een andere bewezenverklaring gekomen dan de officier van justitie en ziet daarin aanleiding om een lichtere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Voorts heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de Landelijke Oriëntatiepunten van Voorzitters van Strafsectoren (LOVS) ten aanzien van het verkopen/verstrekken/afleveren van drugs. Het oriëntatiepunt voor het plegen van dergelijke feiten gedurende een periode voor 6 tot 12 maanden is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De bewezenverklaarde periode overschrijdt de twaalf maanden. Bovendien heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan het vervoeren van cocaïne, witwassen van zijn inkomen uit drugsgelden en diefstal van elektriciteit.
Ook weegt het naar het oordeel van de rechtbank zwaar dat uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van 10 oktober 2012 blijkt dat verdachte eerder tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Slechts enkele maanden nadat hij was vrijgekomen heeft hij zijn activiteiten met betrekking tot de handel in cocaïne weer hervat. Vervolgens heeft hij gedurende een periode van ruim een jaar samen met zijn broer een groot aantal mensen voorzien van cocaïne. Kennelijk is verdachte niet bereid zijn criminele gedrag te veranderen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur dan ook passend en geboden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal, gelet op het reclasseringsadvies, na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld. Verdachte wordt gedurende de proeftijd een verplicht reclasseringscontact opgelegd.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn:
- met betrekking tot welke de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zijn begaan; en deze onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 , 7, 8. 9, 10, 11, 12, 13, 14, 40, 41, 48, 52, 53, 54, 55 en 56 van de beslaglijst genoemde voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden;
- het onder 49 van de beslaglijst genoemde voorwerp tot het begaan van het misdrijf is bestemd en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden;
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn:
- met betrekking tot welke het onder 1 ten laste gelegde feit is begaan, ten aanzien van de onder 42, 47, 50, 51 en 58 van de beslaglijst genoemde voorwerpen; en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet en het algemeen belang;
- met betrekking tot de onder 43 en 44 van de beslaglijst genoemde voorwerpen dat deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet en het algemeen belang;
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp, onder 57 van de beslaglijst, aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 310,
420bis.
Opiumwet, art 2 en 10.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 4:
Vrijspraak, daar de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend
bewezen acht.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B,
van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod.
T.a.v. feit 3:
Witwassen, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 5:
Diefstal.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 5:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen
1 1.00 STK Stoel Kl:beige
leder goednr:262916
10 knopen
2 1.00 STK Bank Kl:beige
nepleer goednr:362935
2 zits, knopen op rugzitting
3 1.00 STK Kast Kl:beige
dressoir goednr:362940
nepmarmer. groot. in midden glazen plaat
4 1.00 STK Kast Kl:beige
Vitrine goednr:362941
nepmarmer. hoog model. voorzien van glazen deur
5 1.00 STK Tafel Kl:beige
Salon goednr:362943
langwerpige salontafel. nepmarmer
6 1.00 STK Spiegel
goednr:362956
grote spiegel. boven dressoir. nepmarmer lijst
7 1.00 STK Stoel Kl:beige
leder goednr:362919
10 knopen.
8 1.00 STK Stoel Kl:beige
leder goednr:362920
10 knopen
9 1.00 STK Stoel Kl:beige
goednr:362921
10 knopen
10 1.00 STK Stoel Kl:beige
leder goednr:362922
10 knopen
11 1.00 STK Stoel Kl:beige
leder goednr:362923
10 knopen
12 1.00 STK Tafel Kl:beige
goednr:362925
ovale tafel, nepmarmer tafelblad
13 1.00 STK Kast Kl:beige
Dressoir goednr:362929
nepmarmer. langwerpig
14 1.00 STK Bank Kl:beige
nepleer goednr:362932
knopen op rugzitting. 3 zits
40 1.00 STK Personenauto [kenteken]
RENAULT LAGUNA [gegevens]
41 Euro
-
550,- euro, IBN 17-11-11
48 1.00 STK Tas Kl:zwart
CARS
goednr 362704 / kindertas met inhoud
49 1.00 STK Weegschaal
SUPER 100
goednr 362708
52 1.00 STK GSM (Mobiele telefoon) Kl:zwart
BLACKBERRY [gegevens]IMEI:[nummer]
goednr 363280/ incl.doosje-groen hoesje-sim
53 1.00 ZAK Document
-
goednr 363309 / zak met div.documenten (fin.
54 1.00 STK Gegevensdrager Kl:zwart
-
goednr 363310 / USB-stick - 4 gb
55 1.00 STK Papier
-
goednr 364032 / handgeschreven aantallen/bed
56 1.00 STK Papier
-
goednr 364035 / blokje met dezelfde nrs 0619
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen
42 6.00 ZAK Cocaine
-
goednr 364014 / 6x snowseal verm.cocaine
43 1.00 STK Wapen Kl:zwart
FN
goednr 362695 / handvuurwapen
44 1.00 STK Munitie Kl:brons
-
goednr 362697 / onbekend aantal patronen
47 81.00 GR Poeder
-
goednr 362703 / zakje wit poeder, 81 gram
50 1.00 STK Zak(je)
-
goednr 362709 / seal met verm.cocaine
51 1.00 STK Cocaine Kl:wit
-
goednr 362710 / blokje wit poeder
58 10.00 STK Zak(je)
-
goednr 364044 / lege sealtjes met restjes cocaine
Teruggave inbeslaggenomen goederen
De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
57 6.00 STK Sleutel
-
goednr 364036 / mogelijk lopers
aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mrs. E.W. van den Heuvel en R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bernsen, griffier,
en is uitgesproken op 22 november 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te tekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant -Noord, genummerd PL2100.
2 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2012, proces-verbaal verhoor [getuige 2], p. 308, proces-verbaal verhoor [getuige 1], p. 495 en proces-verbaal verhoor [getuige 3], p. 516.
3 Proces-verbaal van verhoor [getuige 2], p. 308.
4 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2012.
5 Proces-verbaal verhoor [getuige 2], p. 311 en proces-verbaal verhoor [getuige 3], p. 516.
6 Proces-verbaal verhoor [getuige 2], p. 311.
7 Proces-verbaal verhoor [getuige 3], p. 517.
8 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1], p. 261.
9 Proces-verbaal van observatie, p. 671 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2012.
10 Proces-verbaal van observatie, p. 671.
11 Proces-verbaal van aanhouding, p. 29.
12 Proces-verbaal van bevindingen, p. 903.
13 Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011096060-141 van 21 juni 2012, opgemaakt door [verbalisant 1].
14 Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 906.
15 Een geschrift zijnde een rapport identificatie van drugs en precursoren van het NFI van 7 december 2011, p. 907.
16 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5], p. 1250.
17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1089.
18 Proces-verbaal van doorzoeking tot inbeslagneming, p. 936-937.
19 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1092.
20 Een geschrift zijnde een factuur van [bedrijf 2] te Nijmegen, p. 1115.
21 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1092.
22 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1093.
23 Proces-verbaal van verhoor [persoon 2], p. 366.
24 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1322.
25 Een geschrift zijnde een aangifte van [benadeelde], p. 1324.
26 Een geschrift zijnde een aangifte van [benadeelde], p. 1325.
27 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2012.