vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 214107 / HA ZA 10-1487
Vonnis van 21 november 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. B.E. Is te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. T.J.R. Knopper te Helmond.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie, houdende mondeling vonnis van 8 februari 2011
- de akte van [eiser] van 9 maart 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 september 2011
- het proces-verbaal van tegenverhoor van 21 december 2011
- het proces-verbaal van voortzetting van tegenverhoor van 17 april 2012
- de conclusie na getuigenverhoor tevens houdende akte vermeerdering van eis van [eiser] van 6 juni 2012
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor tevens antwoordakte vermeerdering eis en tevens akte overlegging van een productie van [gedaagde] van 1 augustus 2012
- de akte uitlating productie van [eiser] van 29 augustus 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De rechter, ten overstaan van wie de getuigenverhoren zijn gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
2.1. [eiser] heeft in 2008 een aanhangwagen (tandemasser/dieplader, hierna: de aanhangwagen) uitgeleend aan [gedaagde].
2.2. Voordat [eiser] de aanhangwagen uitleende heeft deze geruime tijd op het terrein van zijn buurman de heer [...] geparkeerd gestaan.
2.3. [gedaagde] heeft de aanhangwagen niet aan [eiser] teruggegeven.
2.4. Op 25 maart 2009 heeft [eiser] de aanhangwagen opgehaald bij garagebedrijf Wivo B.V. te Deurne (hierna: Wivo), waar de aanhangwagen door [gedaagde] was neergezet.
3. De verdere beoordeling
3.1. Bij het in het proces-verbaal van comparitie neergelegde mondelinge vonnis van 8 februari 2011 is aan [eiser] opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] voor in totaal een bedrag van € 7.576,14, samengesteld zoals in r.o. 1.1. onder a tot en met d weergegeven, schade heeft toegebracht aan de litigieuze dieplader (de aanhangwagen).
Het gaat, blijkens r.o. 1.1. om de navolgende facturen/schadeposten:
a. een factuur d.d. 28/4/2009 van [...] Aanhangwagens B.V. ad € 3.511,84 verminderd met een bedrag van € 353,84 terzake van niet aan [gedaagde] toe te rekenen slijtagekosten (productie 5 dagvaarding),
b. een factuur d.d. 28/1/2010 van [...] Aanhangwagens B.V. ad € 1.353,50 terzake kosten voor levering en montage van oprijplaten en steunpoten ( productie 7 dagvaarding),
c. een offerte van [...] Aanhangwagens B.V. d.d. 21/1/2010 van € 1.854,- terzake reparatie aan de assen (productie 8 dagvaarding),
d. in rekening gebrachte rente van € 88,47 over de onder a. genoemde factuur,
dit alles vermeerderd met 19 % BTW.
3.2. [eiser] heeft op 14 september 2011 de heer [...] (hierna: [...]), de heer [[...] (hierna: [...]) en zichzelf als getuigen doen horen.
3.3. Op 21 december 2011 heeft [gedaagde] [...], directeur groot aandeelhouder van Wivo (hierna: [...]) en zichzelf als getuigen doen horen.
3.4. Op 17 april 2012 heeft [gedaagde] [...] (hierna: [...]) en [...] (hierna: [...]) als getuigen doen horen.
3.5. Naar het oordeel van de rechtbank is [eiser] niet in zijn bewijsopdracht geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
3.5.1. [eiser] heeft verklaard dat hij de volgende schade heeft aangetroffen toen hij de aanhangwagen op 25 maart 2009 ophaalde bij Garagebedrijf Wivo.
- Het neuswiel ontbrak. [eiser] verklaart dat hij dit neuswiel op de zaterdagmorgen voordat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] meegaf heeft aangebracht.
- Het reservewiel ontbrak. Dit reservewiel was aanwezig toen hij de aanhangwagen meegaf aan [gedaagde], aldus [eiser].
- De bodem was kapot, er zat een gat in. Hij had één à anderhalve week voordat hij de aanhangwagen ter beschikking stelde aan [gedaagde] samen met [...] nieuwe bodemplaten aangebracht, zo verklaart [eiser].
- Het rek aan de voorzijde was krom.
- Aan de rechterzijkant ontbrak de verlichting. Voor het overige functioneerde de verlichting niet. Eén à anderhalve week voordat hij de aanhangwagen ter beschikking stelde aan [gedaagde] had hij drie nieuwe vaste led-lampen aangebracht en de oorspronkelijke verlichting aan de voor- en achterzijde vervangen, zo verklaart [eiser].
- Aan de rechterzijde was een kokerbalk beschadigd. Er bevonden zich krassen op en later bleek dat de kokerbalk moest worden gericht.
- De stempels en oprijplaten ontbraken. Toen hij de aanhangwagen meegaf aan [gedaagde] beschikte deze over twee steunen/stempels alsmede over twee oprijplaten, aldus [eiser].
- De aanhangwagen sprong en trilde achter de auto en schaarde enigszins. Dit kwam doordat de koppeling waarmee de aanhangwagen op de trekhaak wordt bevestigd was ontzet en doordat de assen krom waren.
¬
3.5.2. Gelet op artikel 164 Rv kan de verklaring van [eiser] als partij die de bewijslast draagt slechts bewijs in zijn voordeel opleveren, indien zijn verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Met andere woorden: er dient op zijn minst sprake te zijn van één verklaring (of een ander bewijsmiddel) die de verklaring van [eiser] ondersteunt. Voor zover [eiser] bewijst dat bepaalde schade zich voordeed op 25 maart 2009, dient hij tevens te bewijzen dat deze schade nog niet aanwezig was op het moment dat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] ter beschikking stelde. [eiser] dient immers te bewijzen dat [gedaagde] de schade aan de aanhangwagen heeft toegebracht.
3.5.3. De verklaring van [eiser] dat hij het neuswiel op de zaterdagmorgen voordat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] meegaf heeft aangebracht, wordt door geen enkel ander bewijsmiddel ondersteund, zodat zijn verklaring geen bewijs oplevert. Zijn getuige [...] verklaart juist dat het loopwiel (dit is het neuswiel, rb.) volgens hem ontbrak. Ook de getuigen [gedaagde] en [...] verklaren in die zin. Derhalve heeft [eiser] niet bewezen dat deze schade nog niet aanwezig was op het moment dat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] ter beschikking stelde.
3.5.4. [gedaagde] heeft verklaard dat er geen reservewiel aanwezig was toen hij de aanhangwagen leende van [eiser]. De verklaring van [eiser] dat het reservewiel aanwezig was toen hij de aanhangwagen meegaf aan [gedaagde] wordt door geen enkel ander bewijsmiddel ondersteund, zodat zijn verklaring geen bewijs oplevert. Derhalve heeft [eiser] niet bewezen dat deze schade nog niet aanwezig was op het moment dat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] ter beschikking stelde.
3.5.5. De verklaring van [eiser] dat er een gat in de bodem zat toen hij de aanhangwagen op 25 maart 2009 ophaalde bij Garagebedrijf Wivo, wordt ondersteund door de verklaring van [...], die de aanhangwagen samen met [eiser] heeft opgehaald. [...] verklaart immers ook dat er een gat in de bodem zat toen hij samen met [eiser] de aanhangwagen op 25 maart 2009 ophaalde bij Garagebedrijf Wivo. [...] en [gedaagde] verklaren echter dat er geen zichtbare beschadigingen aan de aanhangwagen aanwezig waren toen [eiser] deze ophaalde bij Wivo. Gelet op het feit dat [eiser] de bewijslast draagt en aan zijn verklaring als partijgetuige slechts beperkte bewijskracht toekomt, kent de rechtbank aan de verklaringen van de getuigen [...] en [gedaagde] meer gewicht toe dan aan de verklaringen van [...] en [eiser]. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat er een gat in de bodem zat toen [eiser] de aanhangwagen ophaalde.
3.5.6. Uit de verklaring van [eiser] dat het rek krom was toen hij de aanhangwagen ophaalde volgt niet dat dit nog niet het geval was toen [eiser] de dieplader aan [gedaagde] uitleende. [...] heeft verklaard dat de dieplader zich in een redelijke en bruikbare staat bevond toen [eiser] de dieplader aan [gedaagde] uitleende. Uit deze verklaring valt echter niet zonder meer af te leiden dat het rek aan de voorzijde toen nog niet krom was. Uit de verklaringen van [gedaagde] en [...] volgt juist dat het rek aan de voorzijde reeds los en/of krom was voordat [eiser] de aanhangwagen aan [gedaagde] uitleende. [eiser] heeft derhalve niet bewezen dat deze schade nog niet aanwezig was op het moment dat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] ter beschikking stelde.
3.5.7. De verklaring van [eiser] dat hij drie nieuwe vaste led-lampen had aangebracht en de oorspronkelijke verlichting aan de voor- en achterzijde had vervangen wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund, zodat zijn verklaring geen bewijs oplevert. Zijn getuige [...] verklaart dat de verlichting niet functioneerde en dat hij [eiser] daarom nieuwe magneetlampen heeft gegeven. Ook [gedaagde] verklaart dat de vaste verlichting aan de achterzijde niet functioneerde en dat daarom magneetlampen waren bevestigd. Deze magneetlampen zijn weliswaar beschadigd terwijl [gedaagde] de aanhangwagen onder zich had, maar zowel [gedaagde] als [...] verklaren dat [gedaagde] de (magneet)verlichting heeft gerepareerd/vervangen toen de aanhangwagen bij Wivo stond. [eiser] heeft dan ook niet bewezen dat de schade aan de (vaste) verlichting nog niet aanwezig was op het moment dat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] ter beschikking stelde.
3.5.8. De verklaring van [eiser] dat de kokerbalk was beschadigd wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund. De enkele verklaring van [eiser] levert geen bewijs op, zodat deze schade niet is bewezen.
3.5.9. De verklaring van [eiser] dat er geen stempels aanwezig waren toen hij de aanhangwagen ophaalde bij Wivo wordt ondersteund door de verklaring van [...]. [...] verklaart immers dat er geen steunpunten (waarmee hetzelfde is bedoeld als stempels, rb.) waren. [...] en [gedaagde] verklaren echter dat de stempels wel aanwezig waren. Volgens [...] heeft [eiser] de stempels van de aanhangwagen ingeladen. Gelet op het feit dat [eiser] de bewijslast draagt en aan zijn verklaring als partijgetuige slechts beperkte bewijskracht toekomt, kent de rechtbank aan de verklaringen van de getuigen [...] en [gedaagde] meer gewicht toe dan aan de verklaringen van [...] en [eiser]. [eiser] heeft derhalve niet bewezen dat de stempels niet aanwezig waren toen hij de aanhangwagen ophaalde.
3.5.10. De verklaring van [eiser] dat de aanhangwagen over twee oprijplaten beschikte voordat hij deze meegaf aan [gedaagde] wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund, zodat deze verklaring van [eiser] geen bewijs oplevert. Derhalve heeft [eiser] niet bewezen dat deze door hem gestelde schade nog niet aanwezig was op het moment dat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] ter beschikking stelde.
3.5.11. Uit de verklaring van [eiser] dat de koppeling waarmee de aanhangwagen op de trekhaak wordt bevestigd was ontzet, volgt nog niet dat dit nog niet het geval was toen [eiser] de aanhangwagen aan [gedaagde] uitleende. [gedaagde] heeft juist verklaard dat hij de hendel van de koppeling wat gammel vond en dat hij de koppeling heeft vastgezet met een tie-wrap, opdat de hendel niet los kon schieten. Nu de verklaring van [eiser] niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel, heeft [eiser] niet bewezen dat deze door hem gestelde schade nog niet aanwezig was op het moment dat hij de aanhangwagen aan [gedaagde] ter beschikking stelde.
3.5.12. De verklaring van [eiser] dat de aanhangwagen sprong en trilde achter de auto wordt ondersteund door [...], die verklaart dat de aanhangwagen stuiterde. De verklaring van [eiser] dat de aanhangwagen enigszins schaarde, wordt niet door [...] ondersteund. [...] en [gedaagde] hebben verklaard dat zij niets aan de aanhangwagen hebben gemerkt. Zij zijn op 24 maart 2009 (derhalve één dag voordat [eiser] de aanhangwagen heeft opgehaald) met de aanhangwagen op en neer gereden naar Bakel. Daar zou de aanhangwagen door [eiser] worden opgehaald, hetgeen hij niet heeft gedaan, aldus [...] en [gedaagde]. Gelet op het feit dat [eiser] de bewijslast draagt en aan zijn verklaring als partijgetuige slechts beperkte bewijskracht toekomt, kent de rechtbank aan de verklaringen van de getuigen [...] en [gedaagde] meer gewicht toe dan aan de verklaringen van [...] en [eiser]. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat [gedaagde] schade heeft veroorzaakt aan de assen van de aanhangwagen.
3.6. Nu [eiser] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht, dient de vordering die betrekking heeft op de facturen en de offerte van [...] Aanhangwagens B.V. te worden afgewezen.
3.7. [eiser] heeft bij conclusie na enquête, tevens houdende akte vermeerdering van eis, zijn eis vermeerderd met een bedrag van € 1.469,65 in verband met schade door het ontbreken van een typeplaatje ten behoeve van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Volgens [eiser] was dit typeplaatje aanwezig op de aanhangwagen toen [gedaagde] deze onder zich kreeg, maar bij het ophalen door [eiser] van de aanhangwagen was het typeplaatje verdwenen. Dit blijkt ook uit door [gedaagde] in het geding gebrachte foto’s. De aanhangwagen kan de openbare weg niet op zonder typeplaatje en dient, na het plaatsen van een nieuw typeplaatje, opnieuw door de RDW gekeurd te worden, aldus [eiser]. Dat brengt de door hem gevorderde kosten met zich mee.
3.8. De rechtbank overweegt het volgende. [gedaagde] betwist dat het bedoelde typeplaatje op de aanhangwagen aanwezig was toen hij deze onder zich kreeg. [eiser] heeft niet te bewijzen aangeboden dat het typeplaatje aanwezig was op de aanhangwagen toen [gedaagde] deze onder zich kreeg. Mede gelet op het late stadium van het geding waarin [eiser] zijn vordering heeft vermeerderd, zal geen bewijsopdracht volgen, zodat niet vast staat dat het typeplaatje aanwezig was op het moment dat [eiser] de aanhangwagen aan [gedaagde] uitleende. De gevorderde schade met betrekking tot het typeplaatje zal daarom eveneens worden afgewezen.
3.9. De vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten deelt het lot van de overige vorderingen.
3.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 314,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.920,00 (5,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 2.234,00
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.234,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.A.J.M. Lavrijssen en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.